28 481 Evaluatie Algemene wet gelijke behandeling

Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2013

Tijdens het algemeen overleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 19 januari 20121 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd u te informeren zodra bekend zou zijn of de Europese Commissie haar ingebrekestelling zou voortzetten waar het gaat om de correcte implementatie van richtlijn 2000/78.2 Ik kan u meedelen dat op 30 mei 2013 de Europese Commissie heeft bekendgemaakt dat zij deze zaak met nr. 2006/2444 heeft geseponeerd.

De Europese Commissie was eerder van mening dat Nederland richtlijn 2000/78 niet correct had omgezet door:

  • een onjuiste algemene definitie van directe of indirecte discriminatie te geven,

  • indirecte discriminatie op grond van leeftijd niet te verbieden,

  • een algemene uitzondering op het discriminatieverbod toe te staan voor particuliere werkverhoudingen, en

  • een algemene uitzondering op het discriminatieverbod toe te staan voor rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen en het geestelijk ambt.

Ook had de Commissie kritiek op artikel 5, tweede lid, van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) waarin de «enkele-feitconstructie» is opgenomen. Zij verbond daar echter geen expliciete conclusie aan.3

Aan de eerste drie bezwaren is al tegemoetgekomen door aanpassing van de Awgb.4 In verband met het vierde onderdeel heeft de regering altijd het standpunt ingenomen dat zij artikel 3 Awgb niet in strijd acht met de richtlijn. Dit kwam onder meer aan de orde in bovengenoemd algemeen overleg. In het regeerakkoord tot slot is afgesproken dat de «enkele-feitconstructie» uit de wet verdwijnt. Een initiatiefwetsvoorstel met die strekking wordt thans in uw Kamer behandeld.5

In het algemeen overleg van 19 januari 2012 werd tevens een verband gelegd met de ingebrekestelling van Nederland door de Europese Commissie wegens incorrecte omzetting van Richtlijn 2006/54/EG.6 In dit kader kan ik u melden dat de Commissie op 14 mei 2013 een inbreukprocedure aanhangig heeft gemaakt bij het Europese Hof wegens incorrecte omzetting van die richtlijn. De inbreukprocedure gaat over het ontbreken van een expliciete bepaling in de Nederlandse wetgeving betreffende het recht van vrouwen die met zwangerschaps- en bevallingsverlof gaan, om onder niet minder gunstige voorwaarden terug te keren naar dezelfde of een gelijkwaardige functie én om te profiteren van alle verbeteringen in arbeidsvoorwaarden waarop zij gedurende hun afwezigheid aanspraak hadden kunnen maken. De regering is van mening dat Nederland de richtlijn correct heeft geïmplementeerd. Bij het opnemen van zwangerschaps- en bevallingsverlof (en andere verloven) blijft de arbeidsovereenkomst met bijbehorende arbeidsvoorwaarden onverkort in stand. Dit vloeit voort uit ons rechtssysteem (discriminatieverboden en de regeling van de arbeidsovereenkomst). De minister van Buitenlandse Zaken voert het verweer namens de Nederlandse regering in overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstuk 28 481, nr. 17.

X Noot
2

Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep.

X Noot
3

Met redenen omkleed advies, Brussel 31 januari 1008, 2006/2444, C(2008) 0115.

X Noot
4

Wet van 7 november 2011 tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (aanpassing van definities van direct en indirect onderscheid en enkele andere bepalingen aan richtlijnterminologie), Stb. 2011, 554.

X Noot
5

Kamerstuk 32 476, nr. 6.

X Noot
6

Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking).

Naar boven