28 479 Rechtspositie van politieke ambtsdragers

Nr. 79 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2019

Naar aanleiding van een vraag van het lid Özütok (GroenLinks) heb ik toegezegd de mogelijkheden te bezien voor verruiming van de leeftijdsgrens van 70 jaar voor ontslag van burgemeesters, met inachtneming van de bredere context. Er zijn namelijk ook andere ambtsdragers voor wie diezelfde leeftijdsgrens geldt, bijvoorbeeld de leden van de Raad van State. Deze toezegging heb ik gedaan tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer op 17 januari 2018 van het wetsvoorstel om de benoemingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koning uit de Grondwet te halen (Handelingen II 2017/18, nr. 40, item 12).

Voor burgemeesters geldt dat de ontslagleeftijd van commissarissen van de Koning, burgemeesters en voorzitters van de waterschappen in 2007 is verhoogd van 65 naar 70 jaar. Ik zie op dit moment geen aanleiding om deze ontslagleeftijd van burgemeesters aan te passen.

Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) steunt mij op dit punt. ln de praktijk ziet het NGB geen fricties waar een dergelijke aanpassing een oplossing voor zou kunnen bieden. Het NGB stelt bovendien vast dat de leeftijdsgrens enkel betrekking heeft op de kroonbenoemde burgemeesters en niet op benoemde waarnemend burgemeesters.

Er is in 2007 bewust van afgezien om leeftijd als zodanig als ontslaggrond te schrappen. Overweging daarbij was dat dit er mogelijk toe zou leiden dat leeftijd -al dan niet impliciet- betrokken zou worden bij de procedure voor herbenoeming van een burgemeester en de beoordeling door gemeenteraden van de geschiktheid van betrokkene voor de ambtsvervulling. Dit zou ongewenst zijn, mede gelet op het karakter van deze ambten. Dit argument doet mijns inziens nog steeds opgeld.

Over de bredere context is de Tweede Kamer geïnformeerd. Dat is gebeurd met de brief van 15 januari 2019 van mijn ambtsgenoot, de Minister voor Rechtsbescherming, over de wenselijkheid van het wijzigen van de wettelijke ontslagleeftijd van 70 jaar voor rechters.1 In het kader van het in deze brief aangehaalde onderzoek zijn gesprekken gevoerd met de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Hoge Raad, de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Alle bevraagde instanties hebben aangegeven geen aanleiding te zien de wettelijke ontslagleeftijd van 70 jaar van rechters aan te passen of de wens daartoe te hebben. De verhoging van de AOW-leeftijd is kennelijk evenmin een reden geweest een aanpassing van de ontslagleeftijd te overwegen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 486.

Naar boven