Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2019
Naar aanleiding van een vraag van het lid Özütok (GroenLinks) heb ik toegezegd de
mogelijkheden te bezien voor verruiming van de leeftijdsgrens van 70 jaar voor ontslag
van burgemeesters, met inachtneming van de bredere context. Er zijn namelijk ook andere
ambtsdragers voor wie diezelfde leeftijdsgrens geldt, bijvoorbeeld de leden van de
Raad van State. Deze toezegging heb ik gedaan tijdens de plenaire behandeling in de
Tweede Kamer op 17 januari 2018 van het wetsvoorstel om de benoemingswijze van de
burgemeester en de commissaris van de Koning uit de Grondwet te halen (Handelingen
II 2017/18, nr. 40, item 12).
Voor burgemeesters geldt dat de ontslagleeftijd van commissarissen van de Koning,
burgemeesters en voorzitters van de waterschappen in 2007 is verhoogd van 65 naar
70 jaar. Ik zie op dit moment geen aanleiding om deze ontslagleeftijd van burgemeesters
aan te passen.
Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) steunt mij op dit punt. ln de praktijk
ziet het NGB geen fricties waar een dergelijke aanpassing een oplossing voor zou kunnen
bieden. Het NGB stelt bovendien vast dat de leeftijdsgrens enkel betrekking heeft
op de kroonbenoemde burgemeesters en niet op benoemde waarnemend burgemeesters.
Er is in 2007 bewust van afgezien om leeftijd als zodanig als ontslaggrond te schrappen.
Overweging daarbij was dat dit er mogelijk toe zou leiden dat leeftijd -al dan niet
impliciet- betrokken zou worden bij de procedure voor herbenoeming van een burgemeester
en de beoordeling door gemeenteraden van de geschiktheid van betrokkene voor de ambtsvervulling.
Dit zou ongewenst zijn, mede gelet op het karakter van deze ambten. Dit argument doet
mijns inziens nog steeds opgeld.
Over de bredere context is de Tweede Kamer geïnformeerd. Dat is gebeurd met de brief
van 15 januari 2019 van mijn ambtsgenoot, de Minister voor Rechtsbescherming, over
de wenselijkheid van het wijzigen van de wettelijke ontslagleeftijd van 70 jaar voor
rechters.1 In het kader van het in deze brief aangehaalde onderzoek zijn gesprekken gevoerd
met de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Hoge Raad, de Raad voor
de Rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Alle bevraagde instanties
hebben aangegeven geen aanleiding te zien de wettelijke ontslagleeftijd van 70 jaar
van rechters aan te passen of de wens daartoe te hebben. De verhoging van de AOW-leeftijd
is kennelijk evenmin een reden geweest een aanpassing van de ontslagleeftijd te overwegen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren