nr. 47
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2009
In de Regeling van Werkzaamheden van woensdag 23 september 2009 heeft
het lid Van Raak (SP), mede namens het lid Van Gent (GL), naar aanleiding
van het artikel in het NRC Handelsblad van 22 september 2009 over bonussen
voor bestuurders in de (semi-)publieke sector, het kabinet gevraagd om een
brief. Verzocht is om in deze brief in te gaan op de vragen waarom in de (semi)publieke
sector een bonuscultuur is ontstaan, wat er tegen ondernomen wordt en hoe
ervoor gezorgd wordt dat een en ander binnen de gestelde normen valt. Deze
brief ontvangt u hierbij.
Het artikel biedt zicht op een groot aantal vormen van bijzondere beloning
naast het vaste salaris. Ze zijn onderdeel van het beloningsbeleid van diverse
en uiteenlopende instellingen in de (semi)publieke sector. Hun ontstaansgeschiedenis
is deel van de historie van het beloningsbeleid van die instellingen en is
te bezien in de context van processen op de arbeidsmarkt. De ontwikkelingen
op beloningsgebied in de diverse onderdelen van de (semi)publieke sector zijn
reden voor het normeringsbeleid dat het kabinet nu vormgeeft. Daarover is
de Kamer regelmatig geïnformeerd.
De gestelde vragen kan ik daarom beantwoorden door middel van een samenvatting
van het kabinetsbeleid terzake. Het kabinetsbeleid ten aanzien van de beloning
van bestuurders in de publieke en semipublieke sector is vastgesteld en wetgeving
heb ik in voorbereiding. Recent nog, tijdens het AO van 9 september 2009,
is dit met uw Kamer besproken.
De inzet van het kabinet is om de salarissen in de publieke en semipublieke
sector te normeren en te maximeren. Het kabinet is van mening dat organisaties
die een publieke taak hebben en die gefinancierd worden met publiek geld,
hun bestuurders ordentelijk behoren te betalen. Ordentelijk betekent: evenwichtig,
maatschappelijk verantwoord en niet exorbitant. Overigens moet wel rekening
worden gehouden met de wens om vacatures te vullen met kandidaten met kwaliteit
en met de wens om die mensen ook een redelijke tijd voor de organisatie te
behouden. Het is ons ernst om dit voor het gehele bestaande bouwwerk
goed te regelen. Dat geldt dus voor de overheid, de zelfstandige bestuursorganen
(publiek en privaat) en voor de semipublieke sector.
Naar aanleiding van het Coalitieakkoord bereid ik een voorstel van wet
normering uit publieke middelen gefinancierde beloning topfunctionarissen
(WNT) voor. Inhoudelijk is deze wet gebaseerd op het kabinetsstandpunt op
het Dijkstaladvies voor de semipublieke sector en de kabinetsreactie op de
moties naar aanleiding van het AO van 26 november 20081. Deze wet zal de bezoldiging, pensioenen en onkostenvergoedingen van
bestuurders in de publieke en semipublieke sector regelen. Uitgangspunt van
deze wet is dat de bestuurder of hoogst leidinggevende in de publieke en semipublieke
sector een genormeerde bezoldiging dienen te genieten. Deze wet zal daarbij
drie beloningsregimes kennen. Ten eerste instellingen waarvan de bestuurdersbeloning
niet mag uitstijgen boven € 181 773. Uitzonderingen op de norm
kunnen slechts na een vooraf vastgestelde procedure en met instemming van
de ministerraad. Ten tweede instellingen waarvan de bestuurdersbeloning niet
mag uitstijgen boven het maximum van de sector-beloningscode. Deze beloningscode
wordt door de vakminister vastgesteld. Tot slot zijn er instellingen waarvan
het kabinet de beloning niet wenst te maximeren, maar die wel verplicht worden
alle beloningen openbaar te maken, voorzover deze uitstijgen boven € 181 773.
Op het normeringsbeleid zal worden toegezien en het zal indien nodig worden
gehandhaafd. Sluitstuk van de normering wordt dat de bevoegdheid om een hogere
beloning overeen te komen dan krachtens de WNT is toegestaan, wordt beperkt
op grond van de wet. De bovenmatige beloning is dan onverschuldigd betaald
en kan worden teruggevorderd. De minister die het aangaat krijgt de bevoegdheid
om door middel van een last onder dwangsom zowel de instelling als de werknemer
te bewegen om gemaakte beloningsafspraken die niet voldoen aan de WNT te herzien
en om met de wet in strijd zijnde betalingen daadwerkelijk terug te draaien.
Het voorstel van wet zal naar verwachting in oktober 2009 voor externe
consultatie worden aangeboden. Na advies van de Raad van State zal het voorstel
van wet naar verwachting voorjaar 2010 aan de Kamer worden aangeboden. Indien
het parlementair proces voorspoedig verloopt kan deze wet vanaf 2011
in werking zijn.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst