28 479
Rechtspositie van politieke ambtsdragers

nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2008

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Aptroot over de financiële vergoeding van de directeur Liof (gesteld tijdens de Regeling van Werkzaamheden en ingezonden op 13 mei 2008 onder kenmerk: 208-237).

In 2007 bedroeg de ten laste van de vennootschap Liof gebrachte beloning voor de statutaire bestuurder in totaal € 199 064 bestaande uit € 146 052 aan salaris en overige vergoedingen, € 48 787 aan pensioenpremie en € 4 225 aan sociale lasten. Daarnaast genoot de directeur van Liof vergoedingen in privé voor commissariaten bij participaties van Liof. Het totaal van deze vergoedingen bedroeg in 2007 € 29 610.

Aan het bestaan van de ongewenste vermenging van vergoedingen in privé voor commissariaten, die vallen onder de uitoefening van de functie heb ik een einde willen maken, zoals ik reeds bij de beantwoording van uw eerdere vragen heb aangekondigd1.

De arbeidsovereenkomst, die Liof onder verantwoordelijkheid van de Raad van Commissarissen met de directeur in 2006 heeft afgesloten liet het eenzijdig door Liof ten laste van de directeur wijzigen niet toe. Uiteindelijk kon Liof de door mij gewenste scheiding van belangen uitsluitend verwezenlijken door met de directeur overeen te komen dat zijn verlies van inkomsten uit de commissariaten zou worden gecompenseerd.

Begin 2008 heb ik bewilligd in de afspraak om het verlies van de inkomsten uit bedoelde commissariaten te compenseren via een aanpassing van het salaris met bruto € 24 675 en een hierover verschuldigde pensioenpremie van € 4 935.

Omdat de arbeidsovereenkomst in 2006 in goed vertrouwen tussen directeur en Raad van Commissarissen is gesloten acht ik geen grond aanwezig voor het ontslag van de voltallige Raad. Ieder lid van de Raad van Commissarissen heeft conform zijn positie binnen het vennootschapsrecht zijn standpunt in deze bepaald. Ontslag zonder dat daar een goede grond voor is, schaadt uiteindelijk de vennootschap.

Van eventuele bemoeienissen van andere leden van dit Kabinet met de arbeidsrechtelijke situatie van de directeur is geen sprake geweest.

Aangezien het bezoldigingsbeleid en de invulling daarvan bij de regionale ontwikkelingsmaatschappijen aanleiding heeft gegeven tot onduidelijkheden ten aanzien van de verschillende beloningscomponenten heb ik mijn provinciale mede-aandeelhouders bij de regionale ontwikkelingsmaatschappijen nadere voorstellen gedaan om te komen tot een heldere afbakening voor een salarisnormering.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Kamervragen met antwoord 2007–2008, nr. 127.

Naar boven