28 479
Rechtspositie van politieke ambtsdragers

nr. 29
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2006

Per 1 maart 2006 is de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (de WOPT) in werking getreden. Deze wet regelt dat organisaties die onder de werking van de wet vallen de gegevens openbaar moeten maken van functionarissen wier beloning in enig jaar boven het gemiddelde ministersalaris (voor 2005 vastgesteld op € 158 000) uitstijgt. De rapportage van deze gegevens bied ik u hierbij aan.1

Topinkomensbeleid

Van deze gelegenheid maak ik gebruik om de Kamer er nogmaals op te attenderen dat het kabinet van mening is dat in de publieke sector het ministerssalaris het hoogste salaris dient te zijn. Vanwege de opgelopen achterstanden, maar ook omwille van het herstel van een reëel normsalaris voor de publieke sector dient het ministersalaris verhoogd te worden met 30%. U bent hierover geïnformeerd in het kabinetsstandpunt op het advies van de commissie Dijkstal2. Bij die gelegenheid heb ik u ook gemeld dat, vooruitlopend op een nieuwe norm van het ministersalaris door dit kabinet geen hogere bezoldiging dan 130% van het huidige ministersalaris, voor nieuwe of van functie wisselende topambtenaren, zal worden toegestaan. Als gevolg hiervan zijn er, zoals uit deze rapportage blijkt en ook uit eerdere rapportages aan de Kamer is gebleken, topambtenaren met een hoger salaris dan het huidige ministerssalaris. Ik benadruk dat het hanteren van een maximumsalaris voor ambtenaren slechts een afspraak is binnen dit kabinet. Tot mijn teleurstelling heb ik moeten constateren dat de Kamer de wetsvoorstellen, die naar aanleiding van het advies van de commissie Dijkstal zijn opgesteld, tot op heden niet plenair heeft willen behandelen. Hierdoor blijft de status quo, waarbij het ministerssalaris geen normsalaris is, voorlopig gehandhaafd.

Met de WOPT wordt invulling gegeven aan de behoefte om op individueel niveau een jaarlijks overzicht te kunnen geven van de inkomensniveaus en -ontwikkeling van de topfunctionarissen in de publiek gefinancierde sector. Zonder individuele openbaarmaking is het niet mogelijk om de verantwoordelijken aan te spreken en een zinvol debat aan te gaan. Bij meerdere gelegenheden heb ik mogen constateren dat het debat ook gevoerd wordt en dat dit hier en daar leidt tot bezinning en heroverweging. Tot mijn genoegen neem ik ook waar dat in veel sectoren initiatieven worden ontplooid om tot een vorm van zelfregulering te komen door middel van een sectorale code al of niet onder de noemer van good governance. Zonder dat daadwerkelijk onderzocht te hebben spreek ik hier het vermoeden uit dat de plicht tot openbaarmaking op grond van de WOPT hier mede aan heeft bijgedragen. Verder is het u bekend dat de commissie Dijkstal een advies voorbereidt over het complexe vraagstuk van de normering van topinkomens in de semi-publieke sector. Dat advies zal naar verwachting in het voorjaar van 2007 gereed zijn, mede afhankelijk van de voortgang van de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen op basis van de adviezen Dijkstal I en II.

Toelichting op de rapportage

De verantwoordelijkheid voor de juistheid van de gegevens ligt bij de betreffende organisaties. De primaire openbaarmaking geschiedt door publicatie in de jaarverslagen. Secundair worden de gepubliceerde gegevens ook gemeld bij mijn ministerie. De jaarverslagen behoeven goedkeuring van de accountant. Daarmee acht ik de juistheid van de gegevens gewaarborgd. Door mijn ministerie zijn derhalve geen controles uitgevoerd op de juistheid van de opgaven. De voorliggende rapportage is opgesteld op basis van de meldingen bij mijn ministerie. Het gaat hierbij dus om gegevens die reeds eerder dit jaar in de jaarverslagen van de afzonderlijke instellingen gepubliceerd zijn. Het nut hiervan is dat het een integrale samenvoeging is van alle afzonderlijke rapportages.

In de voorliggende rapportage zijn nog niet van alle zorginstellingen de gegevens opgenomen, omdat uit de wet, zoals deze in maart 2006 in werking is getreden, niet ondubbelzinnig opgemaakt kon worden dat zorginstellingen en zorgverzekeraars onder de werking van de WOPT vielen. Er is inmiddels een Algemene Maatregel van Bestuur (Staatsblad 2006, 391) opgesteld waardoor deze instellingen alsnog onder de werking van de WOPT zijn gebracht. Deze AMvB is per 1 januari 2007 van kracht. De WOPT-rapportage van volgend jaar zal inclusief de gegevens van de zorginstellingen en -verzekeraars zijn.

Voor wat betreft de verantwoording van de topinkomens van bestuurders en toezichthouders in de zorgsector over 2005 verwijs ik u naar de rapportage van het ministerie van VWS. Deze zal naar verwachting eind dit jaar beschikbaar zijn.

Het is mijn bedoeling geweest te voorkomen dat bepaalde elementen van topinkomens aan de openbaarheid worden onttrokken, zoals ontslagvergoedingen. In de systematiek van de wet is er daarom voor gekozen om ook feitelijk toegekende ontslagvergoedingen op te nemen. Hierdoor komt het voor dat ook functionarissen zonder regulier topinkomen in de rapportage zijn opgenomen, enkel op basis van de ontvangen ontslagvergoedingen. Hiertoe behoren ook de ontslagvergoedingen die zijn toegekend binnen zogeheten Sociale Beleidskaders. In het voorliggende overzicht zijn de meldingen enkel op grond van de ontslagvergoedingen apart genoemd, zodat het onderscheid zichtbaar is. Verder is het overzicht alfabetisch gerangschikt.

Verantwoording

Er zijn in totaal 2908 organisaties aangeschreven met het verzoek aan te geven of zij functionarissen in dienst hebben die volgens de WOPT gemeld zouden moeten worden. Ook indien men geen functionarissen te melden had, moest dit op de internetsite van mijn ministerie worden aangegeven. Van de aangeschreven instellingen hebben er 2705 gereageerd. Dat is een respons van 93% (het laatste vrijwillige onderzoek topinkomens had een respons van 52%).

In het kort luiden de bevindingen:

• 183 organisaties hebben aangegeven dat zij functionarissen in dienst hadden van wie de totale beloning over 2005 uitsteeg boven het gemiddeld ministersalaris;

• Door deze 183 organisaties zijn 1542 functionarissen aangemeld;

• Als de ontslagvergoeding buiten beschouwing wordt gelaten betreft het 1080 functionarissen;

• Deze 1080 functionarissen hebben over 2005 een gemiddelde beloning van € 180 783 ontvangen.

De hoofddoelstelling van de WOPT is het bieden van openheid over belonings-posities en ontwikkeling met het oog op verantwoording. De WOPT-rapportage komt in de plaats van de eerdere onderzoeken topinkomens in de (semi-)publieke sector. Die onderzoeken gaven een statistisch verantwoord beeld van de inkomensontwikkeling van alle topinkomens omdat zij gebaseerd waren op een aselecte steekproef waarbij ook salarissen beneden het ministersalaris waren meegenomen. Daarom waren generalisaties mogelijk tot op sectoraal niveau. Een rapportage van individuele, tot op personen herleidbare gegevens, zoals in het voorliggende overzicht was daar niet toegestaan. Ik maak u erop attent dat, gegeven de doelstelling van de wet, de WOPT-rapportage niet voldoet aan de vereiste van een aselecte steekproef. Er kunnen daarom op basis van dit overzicht geen generaliserende conclusies over de inkomensontwikkeling van topfuncties worden getrokken. Een statistische analyse ontbreekt derhalve.

Voor dergelijk statistisch onderzoek verwijs ik u naar publicaties van instanties als het CBS.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 479, nr. 7.

Naar boven