28 467
Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het tot stand brengen van een recht op langdurend zorgverlof en het aanbrengen van enkele verbeteringen

nr. 19
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 december 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel IX B worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IX C

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 september 2004 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling) (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 760) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt de Wet op de loonbelasting 1964 met ingang van 1 januari 2005 als volgt gewijzigd:

A. In artikel 38c worden het tweede en derde lid vervangen door:

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid blijven de artikelen 11, 18g, 18i, 19, 19a, 19b, 19c en 19d, zoals die luidden op 31 december 2004, van toepassing en is artikel 32aa niet van toepassing voor een op 31 december 2004 bestaande regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 18i, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde, indien ingevolge die regeling na 31 december 2005 nog uitsluitend uitkeringen kunnen worden gedaan aan werknemers:

a. die voor 1 januari 2006 reeds een of meer uitkeringen ingevolge deze regeling genoten, of

b. die voor 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt en ten aanzien van wie de uitkeringen die ingevolge deze regeling worden gedaan met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum.

B. In artikel 38d worden het tweede en derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid, vervangen door:

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid blijft artikel 38a, zoals dit artikel luidde op 31 december 2004, van toepassing voor een op 31 december 2004 bestaande prepensioenregeling als bedoeld in artikel 38a, zoals dit artikel toen luidde, indien ingevolge die prepensioenregeling na 31 december 2005 nog uitsluitend uitkeringen kunnen worden gedaan:

a. ingevolge aanspraken die voor 1 januari 2006 zijn opgebouwd, of

b. aan werknemers die voor 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt mits:

1°. de uitkeringen die ingevolge die prepensioenregeling worden gedaan met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum, en

2°. de prepensioenregeling, met inachtneming van de in of krachtens artikel 38a, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde, gestelde normeringen en beperkingen, de mogelijkheid van deeltijdpensioen biedt.

C. Aan artikel 38e wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking in zoverre van artikel 18a kan een ouderdomspensioen meer bedragen dan de aldaar opgenomen maxima voor zover zulks het gevolg is van de omzetting in ouderdomspensioen van een op 31 december 2005 bestaande aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 18a, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde, voor zover deze aanspraak is opgebouwd ten behoeve van pensioen in de periode voorafgaand aan de datum waarop de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt (vroegpensioen).

ARTIKEL IX D

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 september 2004 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling) (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 760) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt de Wet op de loonbelasting 1964 met ingang van 1 januari 2006 als volgt gewijzigd:

A. In artikel 19g, derde lid, vervalt «ter zake van een voorziening in geld».

B. In artikel 22ca, tweede lid, wordt «een voorziening in tijd of geld» vervangen door: een voorziening.

ARTIKEL IX E

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 september 2004 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling) (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 760) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt de Wet inkomstenbelasting 2001 met ingang van 1 januari 2006 als volgt gewijzigd:

A. In artikel 8.14b, eerste lid, wordt «een voorziening in tijd of geld» vervangen door: een voorziening.

B. In artikel 8.18a, tweede lid, wordt «een voorziening in tijd of geld» vervangen door: een voorziening.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat een aantal technische aanpassingen van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet inkomstenbelasting 2001 die verband houden met het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (hierna aangeduid als het wetsvoorstel):

1. Het overgangsrecht voor regelingen voor vervroegde uittreding en prepensioenregelingen wordt in overeenstemming gebracht met de doelstelling van en de toelichting op het amendement van het lid Vendrik c.s. (Kamerstukken II 2004/2005, 29 760, nr. 30).

2. Het laten vervallen van de mogelijkheid om in het kader van de levensloopregeling een voorziening in tijd op te bouwen wordt alsnog verwerkt in een aantal artikelen, die abusievelijk nog niet op dit punt waren aangepast.

3. Net als reeds voor aanspraken ingevolge een prepensioenregeling en voor aanspraken ingevolge een overbruggingspensioen in het wetsvoorstel is bepaald, mag het ouderdomspensioen eveneens meer bedragen dan de in artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen maxima voor zover dit het gevolg is van de omzetting in ouderdomspensioen van een voor 1 januari 2006 opgebouwde aanspraak ingevolge een vroegpensioenregeling, voor zover deze aanspraak is opgebouwd ten behoeve van pensioen in de periode voorafgaand aan het bereiken van 65-jarige leeftijd.

Zonder de onder punt 1 genoemde aanpassing zouden naar verwachting de volgende budgettaire consequenties optreden:

Derving (-) tov wetsvoorstel200620072008200920102011
 – 405– 605– 450– 570– 845– 1 145

Met deze aanpassing wordt tevens voorkomen dat in de toekomst negatieve effecten op de arbeidsparticipatie van ouderen optreden als gevolg van de uit het hiervoor genoemde amendement voortvloeiende mogelijkheid voor werknemers die vóór 1 januari 2005 nog niet de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt om nog tien jaar aanspraken ingevolge een prepensioenregeling op te bouwen. De inwerkingtreding van de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen met betrekking tot kapitaalgedekte regelingen zou daarmee feitelijk voor alle leeftijdsgroepen worden uitgesteld tot 1 januari 2015.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel IX C

In onderdeel A wordt het overgangsrecht voor regelingen voor vervroegde uittreding in overeenstemming gebracht met de doelstelling van en de toelichting op het amendement van het lid Vendrik c.s. (Kamerstukken II 2004/2005, 29 760, nr. 30). Doelstelling van dit amendement was om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen door in het aanvankelijk in het wetsvoorstel opgenomen overgangsrecht een aanvullende voorwaarde op te nemen. Het ging hierbij om de voorwaarde, dat de regelingen bij het later ingaan van de uitkeringen tot een herrekening van de uitkeringen leiden met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het amendement is echter zodanig vormgegeven dat dit tevens tot een uitbreiding van de onder het overgangsrecht vallende groep werknemers leidde. Anders dan werd beoogd, zou het overgangsrecht ook gaan gelden voor de uitkeringen aan werknemers die niet vóór 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. De uitkeringen ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding voor deze groep werknemers en de voor die uitkeringen betaalde premies zouden in dat geval tot en met 31 december 2014 fiscaal gefacilieerd blijven. Met de in onderdeel A voorgestelde wijziging wordt dit alsnog hersteld.

In onderdeel B wordt het overgangsrecht voor regelingen voor prepensioenregelingen eveneens in overeenstemming gebracht met de doelstelling van en de toelichting op het amendement van het lid Vendrik c.s. (Kamerstukken II 2004/2005, 29 760, nr. 30). Voor prepensioenregelingen geldt naast de hiervoor genoemde voorwaarde van actuariële herrekening tevens de voorwaarde dat deze de mogelijkheid van deeltijdpensioen bieden. Ook dit overgangsrecht is in het amendement zodanig vormgegeven dat dit tevens tot een uitbreiding van de onder het overgangsrecht vallende groep werknemers leidde. Ook het overgangsrecht voor prepensioenregelingen zou bij deze vormgeving namelijk mede gaan gelden voor werknemers die niet vóór 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. Ook deze groep werknemers zou in dat geval tot en met 31 december 2014 fiscaal gefacilieerd prepensioen kunnen blijven opbouwen. Met de in onderdeel B voorgestelde wijziging wordt dit alsnog hersteld.

In onderdeel C wordt voorgesteld om bij de omzetting van een voor 1 januari 2006 opgebouwde aanspraak ingevolge een vroegpensioenregeling in een bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd ingaand ouderdomspensioen niet te toetsen aan de in artikel 18a opgenomen maxima. Daarmee wordt deze omzetting op dezelfde wijze behandeld als een omzetting in ouderdomspensioen van aanspraken ingevolge een prepensioenregeling en van aanspraken ingevolge een overbruggingspensioen.

Artikel IX D

De in onderdeel A opgenomen aanpassing van artikel 19g, derde lid, houdt verband met het vervallen van de mogelijkheid om in het kader van de levensloopregeling een voorziening in tijd op te bouwen. Daarmee is de vermelding in artikel 19g, derde lid, dat dit lid uitsluitend geldt voor de inhouding ter zake van een voorziening in geld overbodig geworden en bovendien onnodig verwarrend.

In onderdeel B wordt in verband met het vervallen van de mogelijkheid om in het kader van de levensloopregeling een voorziening in tijd op te bouwen in artikel 22ca «een voorziening in tijd of geld» vervangen door «een voorziening» .

Artikel IX E

In onderdeel A wordt in artikel 8.14b «een voorziening in tijd of geld» vervangen door «een voorziening» in verband met het vervallen van de mogelijkheid om in het kader van de levensloopregeling een voorziening in tijd op te bouwen.

In onderdeel B wordt om dezelfde reden ook in artikel 8.18a «een voorziening in tijd of geld» vervangen door «een voorziening».

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven