28 457
Regeling van het conflictenrecht inzake adoptie en de erkenning van buitenlandse adopties (Wet conflictenrecht adoptie)

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2004

Op 18 december 2003 is door uw Kamer een motie (TK 2003–2004, 28 457, nr 10) ingediend met betrekking tot de doorlooptijd bij een aanvraag inzake een vergunning om te mogen bemiddelen bij interlandelijke adoptie. Bij brief van 6 februari 2004 (28 457/29 200 VI, nr. 14) heb ik u toegezegd in het voorjaar van 2004 te berichten omtrent een protocol met betrekking tot de procedure inzake een dergelijke aanvraag. Bij brief van 28 april 2004 (28 457, nr. 15) heb ik toegezegd voor 1 juni 2004 dit protocol toe te zenden. In het licht van het voorgaande doe ik bij deze toekomen een afschrift van het Protocol Werkwijze Bureau Centrale Autoriteit bij de verlening van een vergunning om te bemiddelen inzake interlandelijke adoptie of verlenging van de geldigheidsduur van die vergunning1. De doorlooptijd van de procedure tot afgifte van de vergunning wordt verkort door de procedure tot verlening van een vergunning en die terzake van een machtiging in de zin van art. 12 van het Haags Adoptieverdrag, nodig bij adoptie uit landen aangesloten bij dit verdrag, te scheiden.

In voornoemde motie wordt tevens verzocht een overzicht te geven van de sinds 1995 verleende vergunningen én de daarbij behorende behandelter-mijnen. Sinds 1995 is één vergunning verleend, te weten aan de Nederlandse Adoptie Stichting.

Hiermee meen ik voldaan te hebben aan uw wensen zoals neergelegd in genoemde motie.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven