28 456
Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met wijziging van aan buitenslands gediplomeerden te stellen eisen (buitenslands gediplomeerden)

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2003

Inleiding

De huidige procedure voor beroepsbeoefenaren die hun opleiding buiten de Europese Economische Ruimte hebben genoten, moet worden vervangen door een toets op kennis en vaardigheden met een individueel toegesneden opleidingsprogramma om eventuele leemten te overbruggen. De nieuwe procedure zal er ook toe leiden dat het traject dat een buitenlandse arts moet doorlopen, alvorens in het BIG-register te kunnen worden ingeschreven, aanzienlijk korter wordt dan in de bestaande procedures.

Tot dat oordeel kwam het toenmalige kabinet in zijn standpunt op het MDW-rapport «Nooit meer wachten» over toetredingsbelemmeringen voor medische beroepsbeoefenaren (TK 2001–2002, 24 036, nr. 262).

In dit standpunt zet het kabinet uiteen dat de consequenties hiervan door de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV) zullen worden onderzocht. Voorts meldt het standpunt dat de minister van VWS nadere maatregelen zal aankondigen om op zo kort mogelijke termijn de nieuwe beoordeling en bijscholing van buitenslands gediplomeerden z'n beslag te laten krijgen.

Deze toezegging is op 9 april 2003 (Handelingen II, vergaderjaar 2002–2003, nr. 59, blz. 3601–3606) herhaald door de Staatssecretaris van VWS bij de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met wijziging van aan buitenslands gediplomeerden te stellen eisen.

Met deze brief voldoe ik aan de toezegging om u op de hoogte te brengen van de verdere ontwikkelingen. De reden dat dat pas nu gebeurt en niet, zoals was toegezegd, vóór het afgelopen zomerreces is gelegen in het feit dat er aan de verdere uitwerking financiële consequenties voor de Rijksoverheid verbonden zijn en dat ik pas nu aan kan geven welke verplichtingen ik aan kan gaan.

Vanwege de samenhang met de procedures voor de toelating van buitenslands gediplomeerden zal ik aan het eind van deze brief ingaan op enkele toezeggingen die de staatssecretaris heeft gedaan bij de behandeling van het wetsvoorstel voor een Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met wijziging van aan buitenslands gediplomeerden te stellen eisen.

Toets op kennis en vaardigheden: implementatie

Bij brief van 4 juli 2002 heeft de toenmalige minister van VWS de CBGV verzocht om advies uit te brengen over de gevolgen van het invoeren van een toelatingsexamen voor beroepsbeoefenaren die hun opleiding buiten de Europese Economische Ruimte hebben genoten. De CBGV heeft op 25 november 2002 bedoeld advies uitgebracht. Bij brief van 2 december heeft de staatssecretaris dit adviesrapport – namens het kabinet – aangeboden aan de Tweede Kamer (VWS-02-1411). Daarbij gaf zij aan met de CBGV het houden van een Invitational Conference met alle betrokkenen van belang te achten. Deze conferentie heeft plaatsgevonden op 26 maart 2003. De CBGV heeft bij brief van 7 april 2003 de staatssecretaris van VWS geïnformeerd over de uitkomsten van de conferentie en de gemaakte vervolgafspraken. Bijgevoegd treft u het verslag van deze conferentie.1

Bij brief van 15 mei 2003 heeft de CBGV vervolgens de staatssecretaris twee projectvoorstellen gedaan voor een verdere uitwerking van een assessmentprocedure voor beroepsbeoefenaren die hun opleiding buiten de Europese Economische Ruimte hebben genoten.

Het eerste voorstel betreft een algemeen project voor de ontwikkeling van een assessment-procedure buitenslands gediplomeerden volksgezondheid. Het tweede is een deelproject op een gezamenlijk voorstel van de CBGV en de Opleidingscommissie Geneeskunde van het Disciplineoverlegorgaan Medische Wetenschappen (OCG/DMW) van de Vereniging van Universiteiten (VSNU). Dit voorstel, dat onderstaand nader wordt uiteengezet, betreft de ontwikkeling van een assessmentprocedure voor buitenslands gediplomeerde artsen.

De CBGV en de (OCG/DMW) stellen de staatssecretaris voor eerst het deelproject (artsen) goed te keuren, omdat de contouren daarvan al duidelijk zijn. En er bestaat brede overeenstemming over de aanpak bij de medische opleidingen. Ik ben voornemens het voorstel te volgen en opdracht te geven het project te starten dat tot doel heeft een procedure te ontwerpen die erop gericht is buitenslands gediplomeerde artsen een plaats te bezorgen in de Nederlandse gezondheidszorg.

De ontwikkelkosten van het deelproject artsen voor de jaren 2003, 2004 en 2005 worden geraamd op jaarlijks € 80 000,– en op totaal € 240 000,–. Het meer algemene project, gericht op de andere beroepsbeoefenaren kan pas verder worden uitgewerkt als het deelproject artsen, dat immers de referentie voor het algemene project is, van start is gegaan. Na de verdere uitwerking kunnen ook pas dan de kosten worden geraamd. Het gaat dan niet alleen om de kosten van de assessment procedure maar ook om de kosten van de verdere implementatie. Pas als dat allemaal duidelijk is zal ik beslissen over dit algemene project.

Overigens heeft de CBGV op mijn verzoek al een voorlopige schatting gemaakt van de kosten van de nieuwe procedure tegenover mogelijke besparingen op de langere termijn. De totale kosten van de assessment procedure, i.c. de kosten van de diplomawaardering en het vaststellen van de elders verworven competenties (EVC's), het inburgeringsproces en de op maat toegesneden bijscholing. De CBGV heeft zich niet beraden op de vraag wie precies die verschillende kosten zou moeten dragen.

De commissie heeft de verwachting dat er, rekening houdend met de kosten van de assessmentprocedure en het veronderstelde slagingspercentage, een voordelig verschil is voor de rijksoverheid van ca. € 40 000,– per arts die in het BIG-register na deze weg zal worden ingeschreven in vergelijking met de opleidingskosten van een arts via de reguliere instroom. De opleidingskosten bij de reguliere instroom komen nu ten laste van het ministerie van OC&W.

Eerste stap: deelproject «buitenslands gediplomeerde artsen»

Voor uw informatie ga ik hierbij wat dieper in op het voorgestelde project.

Dit deelproject bestaat uit drie onderdelen:

1. het traject naar BIG-registratie of specialistenregistratie;

2. het traject naar een alternatieve opleiding voor een passende functie in de gezondheidszorg;

3. sociale en financiële ondersteuning.

Het project zal leiden tot:

– de opzet en inrichting van één gezamenlijke beleidsontwikkeling met betrekking tot de inhoud en decentrale uitvoering onder eigen verantwoordelijkheid van de individuele medische faculteiten en Universitair Medische Centra (UMC's);

– de beschikbaarheid van toetsen voor de vaststelling van (pre-)klinische kennis en klinische vaardigheden en moderne diagnostische methoden;

– de beschikbaarheid van landelijke vergelijkbare en geaccepteerde cursussen;

– de beschikbaarheid van individueel vast te stellen opleidingstrajecten bij de medische faculteiten en UMC's.

Het project wordt aangestuurd door een projectgroep die wordt voorgezeten door de opdrachtgever, het ministerie van VWS. De projectgroep heeft verder de volgende taken: leveren van expertise, terugkoppeling naar betrokken instellingen en voortgangsbewaking, alsmede rapportage aan een Stuurgroep1.

In de projectgroep zijn de volgende organisaties met een sleutelrol vertegenwoordigd: Ministerie van VWS, OCG/DMW, CBGV, de Commissie Instroom Buitenlandse Artsen (CIBA), de units Vakbekwaamheidverklaringen en Verwijspunt van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) en de Specialisten Registratie Commissies (SRC's) van de KNMG.

Het project richt zich op de ontwikkeling van een assessmentprocedure. Aparte voorzieningen dienen te worden getroffen voor individuele financiering van buitenslands gediplomeerde artsen: levensonderhoud, studiefinanciering, gebruik van studiefaciliteiten enz. Voor meer informatie over het hiervoor noodzakelijke interdepartementale overleg verwijs ik naar het onderdeel «Samenwerking met overige ministeries» (zie hieronder).

Het voornemen is de nieuwe procedure ontwikkeld te hebben zeven maanden na de start van het project.

Tweede stap: het project voor de overige beroepsgroepen

Zoals hierboven reeds gemeld zal een besluit met betrekking tot het algemene project, dat de invoering beoogt van een assessmentprocedure voor de overige relevante beroepsgroepen i.c. de tandartsen, verpleegkundigen, verloskundigen en fysiotherapeuten, worden genomen zodra het artsenproject is ontwikkeld. Immers, de CBGV stelt voor algemene project te enten op dat t.a.v. de artsen. Het algemene project kan pas verder worden uitgewerkt als het deelproject artsen, dat immers de referentie voor het algemene project is, van start is gegaan. Na de verdere uitwerking kunnen ook pas dan de kosten worden geraamd. De CBGV beveelt ook aan de deelprojecten van dit algemene project te doen aansturen door genoemde stuurgroep.

Deze voorstellen kan ik aanvaarden. Ik acht het overigens wel van belang dat de kennis die er is opgedaan in de BVE-sector ten aanzien van de EVC's ook benut wordt voor de assesments in de andere onderwijsniveaus. Evenzeer acht ik het van belang dat gebruik wordt gemaakt van het recentelijk – op initiatief van de HBO-raad en de Sectorfondsen Zorg en Welzijn – ontwikkelde «intake-assessment HBO-V» dat eveneens beoogt buitenlands gediplomeerden adequaat bij te scholen.

Samenwerking met overige ministeries

Een betere toegeleiding naar de arbeidsmarkt van beroepsbeoefenaren van buiten de EER maakt ook deel uit van het Plan van aanpak «verbetering arbeidsmarktpositie hoger opgeleide vluchtelingen» dat door de Minister van SZW op 9 april 2002 naar de Tweede Kamer is gestuurd (kamerstuk 27 223, nr. 21). Voor de uitvoering van dit plan van aanpak is een stuurgroep «Arbeidsmarktpositie hoger opgeleide vluchtelingen» ingesteld waarin wordt deelgenomen door de ministeries van SZW, Justitie, VWS en OCW alsmede de Stichting voor Vluchteling-Studenten/UAF, Vluchtelingenwerk Nederland en het CWI. In deze stuurgroep vindt onderlinge afstemming tussen de meest betrokken ministeries en organisaties plaats. Diverse deelprojecten van dit plan van aanpak zijn van belang voor de implementatie van de aanbevelingen van het rapport van de CBGV.

Ik noem hier de deelprojecten:

– «dossiervorming tijdens de asielfase»; adequate informatieverzameling en -vastlegging over opleidings- en arbeidsachtergrond,

– «diplomawaardering»; diplomawaardering als startpunt voor een op te stellen inburgeringsprogramma,

– «inbedding van erkenning van Elders Verworven Competenties (EVC's)»; naast een systeem dat inzicht geeft in het behaalde diploma is de erkenning van EVC's van groot belang voor de aansluiting op onderwijs- en arbeidsmarkt,

– «korte vervolgscholing»; op maat toegesneden korte (bij)scholingstrajecten verkleint de afstand die sommige vluchtelingen tot de arbeidsmarkt hebben,

– «agenda voor de toekomst»; in convenanten van SZW met de gemeenten verenigd in respectievelijk de G26 en G4, wordt extra aandacht besteed aan de uitstroom uit de bijstand van hoger opgeleide vluchtelingen. Gemeenten kunnen projecten opzetten, gericht op deze doelgroep. De aanpak zoals in Amsterdam is gekozen in het Maatwerk/Sibio-traject is onlangs aan de gemeenten gepresenteerd. Nu is het aan de gemeenten om hier verder voortgang aan te geven.

De minister van SZW houdt de TK regelmatig op de hoogte van de voortgang van deze deelprojecten. De verschillende onderdelen van dit Plan van Aanpak zullen informatie opleveren die van belang is voor de verdere implementatie van de nieuwe procedure voor de buitenslands gediplomeerde beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.

Toezeggingen van de staatssecretaris van VWS

Vanwege de samenhang met de verdere uitwerking van de beoogde assessment procedure ga ik hierbij ook in op een tweetal toezeggingen van de staatssecretaris tijdens de behandeling van het Wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg die plaats vond in het afgelopen voorjaar.

1. Vóórkomen beroepsbeoefenaren zonder verblijfstitel in BIG-register

Ik heb laten uitzoeken of er in het BIG-register mensen zonder verblijfstitel voorkomen. Een moeilijkheid hierbij is, dat het BIG-register niet mag bijhouden of iemand wel of geen verblijfsvergunning heeft. In de Wet BlG is exact vastgelegd wat wel geregistreerd mag worden.

Het probleem van de verblijfsvergunning kan alleen spelen voor personen afkomstig uit een niet-EER-land of Zwitserland.

Personen afkomstig van buiten de EER en Zwitserland, ook al heeft hun diploma op onderwijskundig gebied een niveau dat gelijkwaardig is aan dat van een vergelijkbaar Nederlands diploma, krijgen eerst een geclausuleerde inschrijving voor maximaal twee jaar. Zij zullen eerst een half jaar onder supervisie moeten werken om kennis te maken met het Nederlands zorgstelsel voordat zij een ongeclausuleerde inschrijving kunnen verkrijgen.

Voor het werken onder supervisie zijn een verblijfsvergunning en een tewerkstellingsvergunning noodzakelijk.

Wanneer zij niet binnen twee jaar nadat zij een beschikking met een verklaring van vakbekwaamheid hebben ontvangen, daadwerkelijk met de supervisieperiode zijn begonnen, vervalt de geclausuleerde inschrijving van rechtswege.

Gelet op deze procedure is het hoogst onwaarschijnlijk dat er personen zonder verblijfsvergunning ongeclausuleerd in het BIG-register staan ingeschreven.

2. Overleg met Justitie over de mogelijke risico's van niet-koppeling van BIG-registratie met het verkrijgen van een verblijfsvergunning

Ik zal in overleg treden met de bevoegde bewindspersoon van het ministerie van Justitie of er een risico van oneigenlijk gebruik van BIG-registratie bestaat en of dergelijke risico's, als deze er zijn, aan de Kamer kunnen worden voorgelegd.

We moeten hier alert op blijven, ook al acht ik de kans op oneigenlijk gebruik gering, zie mijn opmerkingen over de geringe kans op het vóórkomen beroepsbeoefenaren zonder verblijfstitel in het BIG-register.

Ik zal de Tweede Kamer op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Deze Stuurgroep gaat alle toekomstige projectgroepen (t.a.v. de overige relevante beroepsgroepen) aansturen. Ook deze Stuurgroep zal worden voorgezeten door VWS.

Naar boven