28 456
Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met wijziging van aan buitenslands gediplomeerden te stellen eisen (buitenslands gediplomeerden)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 15 november 2002

Ik ben erkentelijk voor de voortvarende wijze waarop de leden van de fracties op het voorstel van Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg hebben gereageerd en heb met belangstelling kennis genomen van het verslag.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en kunnen met het merendeel zonder meer instemmen. De door hen gestelde vragen komen in het verloop van deze nota aan de orde.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wet BIG. Zij vragen echter of de voorliggende wijziging er in de praktijk daadwerkelijk voor zal zorgen dat buitenslands gediplomeerden hier snel aan de slag kunnen, gelet op de grote problemen in de zorgsector die mede veroorzaakt worden door een tekort aan personeel.

Algemeen kan worden gesteld dat de voorgestelde wetswijziging, die grotendeels dient ter implementatie van de Richtlijn 2001/19/EG van het Europees Parlement en de Raad, een uitbreiding van de beoordelingsmogelijkheid betekent bij de erkenning van in het buitenland behaalde diploma's in de gezondheidszorg. Immers, daar waar de oude wetstekst uitsluitend uitging van het in het buitenland verkregen getuigschrift, dient thans ook de opgedane beroepservaring als een relevant gegeven bij de beoordeling te worden onderzocht. Ook indien het getuigschrift niet gelijkwaardig wordt geacht, bestaat de mogelijkheid dat de aanvrager zodanig relevante beroepservaring heeft opgedaan dat daarmee de geconstateerde verschillen worden overbrugd en betrokkene bekwaam genoeg kan worden geacht het beroep uit te oefenen. Indien het onderzoek positief uitvalt wordt een verklaring van vakbekwaamheid afgegeven. In de praktijk werd de beroepservaring, indien er sprake is van een niet gelijkwaardige getuigschrift, al meegewogen, de wetswijziging formaliseert deze praktijk.

De leden van de fractie van de PvdA verzoeken om een overzicht waarin van de verschillende functies in de zorg wordt aangegeven hoeveel aanvragen om registratie er de afgelopen twee jaar zijn geweest, in welke tijdspanne deze zijn beoordeeld en in hoeveel gevallen er tot het afgeven van een verklaring van vakbekwaamheid is besloten.

De afhandeling van een verzoek tot registratie van een buitenlandse diplomahouder met een «aangewezen diploma», een diploma dat voorkomt op de «Regeling aanwijzing buitenlandse diploma's in de gezondheidszorg» (onder meer de binnen de EER erkende diploma's van o.a. artsen, tandartsen en verpleegkundigen die genoemd worden in de Richtlijn 2001/19/EG) leidt altijd tot inschrijving in het BIG-register en duurt niet langer dan van een Nederlands diploma.

Dit betekent dat iemand binnen twee weken ingeschreven kan zijn. Een en ander is natuurlijk afhankelijk van de snelheid waarmee de beroepsbeoefenaar zelf de gevraagde documenten retourneert en het inschrijfgeld overmaakt.

De volgende verzoeken van houders van een «aangewezen diploma» zijn in 2001 en tot oktober 2002 rechtstreeks door het BIG-register afgehandeld en ingeschreven.

Beroepsgroep20012002
Apothekers1714
Arts296284
Fysiotherapeuten3226
Tandartsen9568
Verloskundigen4953
Verpleegkundigen12684

De leden van de fractie van de PvdA vragen waarom het dan zo lang duurt voordat bijvoorbeeld een gespecialiseerde verpleegkundige uit Duitsland in Nederland aan het werk kan.

In het BIG-register worden uitsluitend de basisberoepen, i.c. de breed opgeleide verpleegkundigen ingeschreven, er vindt geen registratie plaats van de specialisatie. Ook de in de zgn. sectoriële richtlijnen van de EG (waaronder ook de Richtlijn 77/452/EEG van de Raad van 27 juni 1977 inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten) genoemde diploma's die voor rechtstreekse erkenning in aanmerking komen, betreffen uitsluitend de diploma's van de breed opgeleide verpleegkundige. De diploma's van de Duitse gespecialiseerde verpleegkundigen komen niet in de richtlijn voor, wat inhoudt dat deze diploma's niet rechtstreeks worden erkend maar worden beoordeeld volgens het algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma's van de EG. Dit betekent dat als er wezenlijke verschillen worden geconstateerd in opleiding en beroepsuitoefening en beroepservaring, een aanpassingsstage dan wel een proeve van bekwaamheid kan worden gevraagd, alvorens een BIG-inschrijving kan plaatsvinden.

De behandeling van de verzoeken van houders van «niet aangewezen diploma's», voornamelijk diploma's die buiten Europa zijn behaald, vindt plaats bij de Unit Vakbekwaamheidsverklaringen van het BIG-register. Veel van deze verzoeken worden voor advies voorgelegd aan de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV), die de al dan niet gelijkwaardigheid van het getuigschrift beoordeelt en onderzoekt of de na de opleiding opgedane beroepservaring de eventueel gedeeltelijk ontbrekende kennis bestrijkt of dat compenserende maatregelen moeten worden opgelegd.

De volgende verzoeken van houders van een «niet aangewezen diploma» zijn in 2000 en 2001 afgehandeld. De gegevens tot oktober 2002 zijn nog niet bekend, daar een aantal zaken nog in behandeling is. De categorie «Gelijkwaardig» wordt direct ingeschreven in het Big-register, «Nagenoeg gelijkwaardig» geclausuleerd ingeschreven (onder voorwaarden). Bij de laatste categorie «Afwijzing», het desbetreffende diploma is niet gelijkwaardig, wordt de aanvrager geadviseerd aanvullende scholing te volgen.

2000BeroepsgroepAanvragenGelijkwaardigNagenoeggelijkwaardigAfwijzing
Apothekers6006
Arts2574497116
Fysiotherapeuten9234
Tandartsen4613924
Verloskundigen4004
Verpleegkundigen137723926
2001 BeroepsgroepAanvragenGelijkwaardigNagenoeg gelijkwaardigAfwijzing
Apothekers2002
Arts2454093112
Fysiotherapeuten3111
Tandartsen3041412
Verloskundigen8008
Verpleegkundigen88452221

De Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV) kwam (in wisselende samenstelling) in 2001 bijeen: 7 maal voor de artsen, waarbij 80 aanvragen werden behandeld, 5 maal voor de tandartsen voor 47 aanvragen (deels ingediend in 2000) en 5 maal voor de verzoeken van verpleegkundigen en verzorgenden, waarbij 83 verzoeken werden behandeld.

Voor de afhandeling van de verzoeken gelden de termijnen van de Algemene wet bestuursrecht.

Het aantal ingediende bezwaar- en beroepschriften tegen het totaal van bovenvermelde beslissingen beliep in 2000 9 bezwaar-, 4 beroepschriften en 1 hoger beroep. In 2001 werden in totaal 14 bezwaarschriften en 1 beroepschrift ingediend.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en willen graag een toelichting zien op de «bestaande praktijk». Zoals hiervoor reeds is aangegeven werd zowel in artikel 41 als in artikel 45 van de Wet BIG uitsluitend het getuigschrift genoemd als onderzoeksmogelijkheid om te bezien of aan iemand een verklaring van vakbekwaamheid kon worden afgegeven. De CBGV heeft bij haar toetsing, of aan buitenlandse diplomahouders een verklaring van vakbekwaamheid kon worden afgegeven, geconstateerd dat in een aantal gevallen door relevante beroepservaring en nascholing lacunes in de basisopleiding konden worden opgevuld en heeft bij de beoordeling van de vakbekwaamheid onderzocht of de betrokkene beroepservaring heeft opgedaan en deze meegewogen. De Richtlijn 2001/19/EG geeft concreet aan dat bij verzoeken om erkenning rekening dient te worden gehouden met beroepservaring die na het verwerven van het diploma is opgedaan. Met de implementatie hiervan zijn wet en praktijk thans ook formeel met elkaar in overeenstemming.

De door de fractie van GroenLinks gestelde vraag of door de verruiming van de toelatingscriteria gevaren of nadelen worden verwacht, beantwoord ik ontkennend.

Implementatie EG-richtlijnen

De leden van de VVD-fractie wensen te vernemen welke voorstellen direct volgen uit de noodzakelijke implementatie van genoemde EG-richtlijn en welke voorstellen daaruit niet voortvloeien.

De wijziging van artikel 41, eerste lid, onder b en artikel 45, eerste lid, onder b, op grond waarvan bij de beoordeling van een getuigschrift ook rekening moet worden gehouden met beroepservaring, dient ter implementatie van de Richtlijn 2001/19/EG. Er is, omwille van de snelheid en de beperkte implementatietermijn voor gekozen deze implementatie bij de al eerder in gang gezette wijziging van de artikelen 41 en 45 van de Wet BIG te voegen, daar de wijziging eveneens de strekking heeft wet en bestaande praktijk met elkaar in overeenstemming te brengen. De wettelijke regeling van de kennisen vaardighedentoets volgt niet uit de richtlijn, doch is gebaseerd op nationaal beleid.

De introductie in artikel 45 van de mogelijkheid om ook ingeval het getuigschrift nagenoeg gelijkwaardig is, een verklaring van vakbekwaamheid af te geven, is ingegeven door de wens de procedures van de artikelen 41 en 45 gelijk te laten lopen. Deze wijziging houdt geen verband met de richtlijn en is dus gebaseerd op nationaal beleid.

Kennis- en vaardighedentoets

De leden van de VVD-fractie wensen een meer uitgebreid inzicht te krijgen in de opgedane ervaringen met de kennis- en vaardighedentoets in zowel kwalitatief als kwantitatief opzicht.

De Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV) kan in die situaties waarin op grond van de door de aanvrager overgelegde documenten twijfel blijft bestaan over de vraag of een aanvrager – door opleidingen en beroepservaring – al dan niet gelijkwaardig is aan een Nederlandse beroepsbeoefenaar, de aanvrager verzoeken om een kennis- en vaardighedentoets af te leggen. Indien de aanvrager het aanbod aanvaardt, krijgt deze een jaar de gelegenheid om zich op deelname aan de toets voor te bereiden. Naar eigen inzicht en wens kan een aanvrager ook eerder deelnemen aan de toets. Bij slagen leidt dit tot een positief advies door de CBGV aan de Minister van VWS om de buitenslands gediplomeerde een verklaring van vakbekwaamheid te verlenen waarmee betrokkene zich kan inschrijven in het BIG-register. Bij het niet slagen wordt betrokkene verwezen naar een opleidingsinstelling om dan door het volgen van (een gedeelte van) de studie te zijner tijd ongeclausuleerd te kunnen worden ingeschreven in het BIG-register.

De toetsmogelijkheid wordt in toenemende mate door de CBGV gehanteerd, met name bij de beroepsgroep geneeskundigen. De invoering van een toelatingsexamen voor buitenslands gediplomeerden is eerder bij brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 oktober 2001, TK 2001–2002 24 036, nr. 230, inzake Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit, bekend gemaakt. Het toenmalige kabinet heeft de CBGV bij brief van 4 juli 2002 verzocht om een advies uit te brengen over de consequenties van en mogelijkheden voor het invoeren van een dergelijk toelatingsexamen en daaraan te koppelen individueel toegesneden opleidingsprogramma's. De CBGV zal dit advies vóór het eind van dit jaar uitbrengen.

Op dit moment zijn reeds de kennis- en vaardighedentoetsen ontwikkeld voor de beroepsgroepen van artsen, verpleegkundigen, tandartsen en verloskundigen.

Voor wat betreft de toets voor buitenslands gediplomeerde verpleegkundigen heeft de CBGV geconstateerd dat deze in 1998 ontwikkelde toets niet (meer) voldoet aan de huidige brede eindtermen van de Nederlandse opleiding tot verpleegkundige, conform welke de eerste verpleegkundigen medio 2000 afstudeerden. Momenteel buigt een werkgroep van de CBGV zich over andere toetsmogelijkheden. In het jaar 2001 is de toets eenmaal aangeboden aan een aanvrager.

Sinds medio 2001 maakt de CBGV voor buitenslands gediplomeerde verloskundigen gebruik van de toetsmodellen van de opleiding aan de Vroedvrouwenschool te Kerkrade. De toets is sindsdien zesmaal aangeboden.

De kennis- en vaardighedentoets voor buitenslands gediplomeerde tandartsen is tot nu toe viermaal aangeboden door de CBGV.

Met het aanbieden van de kennis- en vaardighedentoets aan buitenslands gediplomeerde artsen is in de praktijk de meeste ervaring opgedaan. In het jaar 2001 is deze toets in totaal achttien maal aangeboden en in 2002 (tot en met oktober) tweeëntwintig maal.

De leden van de fractie van GroenLinks achten de kennis- en vaardighedentoets een prima aanvullend instrument om vaardigheden te toetsen, maar vragen zich af in welke taal de toets dient te worden afgelegd en in hoeverre een taalbarrière het zicht op de werkelijke vaardigheden kan belemmeren.

De kennis- en vaardighedentoets dient in het Nederlands te worden afgelegd.

Indien de aanvrager het aanbod van de CBGV tot deelname aan de kennis- en vaardighedentoets aanvaardt, krijgt de betrokkene een jaar de gelegenheid om zich op deelname aan de toets voor te bereiden. Deze periode van een jaar kan naar eigen inzicht tevens worden besteed aan de (verdere) beheersing van de Nederlandse taal, daar voor de daadwerkelijke beroepsuitoefening in de Nederlandse gezondheidszorg de beheersing van de Nederlandse taal noodzakelijk is. Dit vloeit voort uit de WGBO (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst): een hulpverlener dient niet alleen te kunnen communiceren met (de omgeving van) een patiënt maar ook met andere hulpverleners in het Nederlands.

Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af of het afleggen van de kennis- en vaardighedenoets voor bijv. vluchtelingen die niet het diploma kunnen overleggen een uitkomst kan bieden.

De kennis- en vaardighedentoets is primair bedoeld om na te gaan of iemand een niveau heeft dat al dan niet (nagenoeg) gelijkwaardig is aan het niveau van een vergelijkbare Nederlandse opleiding. Dit staat los van de vraag of iemand wel of geen document van het diploma heeft. Wanneer iemand geen diploma heeft en kan aantonen dat het voor hem onmogelijk is alsnog dit document te verkrijgen, wordt nagegaan of betrokkene aannemelijk kan maken dat deze het beroep daadwerkelijk heeft uitgeoefend. Bijvoorbeeld dat betrokkene was toegelaten tot een vervolgstudie waarbij de toelatingseis geldt dat iemand het bewuste diploma moet bezitten. Deze aanvraag wordt dan afgehandeld aan de hand van vergelijkbare aanvragen.

Daarnaast stellen de leden van de fractie van GroenLinks dat de kosten van de toets geen barrière mogen vormen voor erkenning.

De kosten voor deelname aan de kennis- en vaardighedentoets bedragen:

Buitenslands gediplomeerde artsen:€ 865,–
Buitenslands gediplomeerde tandartsen:kennistoets € 134,– per dagdeel (maximaal twee)
 vaardighedentoets € 340,tot € 454,– per dagdeel (maximaal vier)
Buitenslands gediplomeerde verpleegkundigen:€ 565,–
Buitenslands gediplomeerde verloskundigen:€ 340,–

De door een aanvrager te maken kosten zijn naar de mening van de regering te rechtvaardigen vanuit de investering die een aanvrager doet voor zijn of haar eigen toekomst. Immers, bij slagen leidt de kennis- en vaardighedentoets tot inschrijving in het BIG-register.

Naar de mening van de leden van de fractie van D66 mogen geen bezwaren bestaan tegen inschrijving van buitenslands gediplomeerden in het BIG-register in tijden waarin iedere gediplomeerde in de gezondheidszorg goed kan worden gebruikt.

Ik deel de mening dat geen onnodige belemmeringen dienen te worden opgeworpen bij de erkenning van diploma's. Capaciteitsproblemen mogen echter nooit reden zijn om het niveau van de kwaliteit van de beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg neerwaarts bij te stellen. Kwaliteit begint, valt en staat, met de opleiding van de beroepsbeoefenaren. Immers, de Wet BIG biedt, met de Kwaliteitswet zorginstellingen en de WGBO een garantie voor de hoge kwaliteit van onze gezondheidszorg. We eisen van buitenlandse diplomahouders dezelfde of vergelijkbare kwaliteit als van Nederlandse diplomahouders. Het hoge niveau van de kwaliteit van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg brengt daarom vaak met zich mee dat buitenlandse beroepsbeoefenaren zich hier aanvullend moeten scholen, teneinde eenzelfde opleidingsniveau als de in Nederland opgeleide beroepsbeoefenaar te verkrijgen en te kunnen passen in een vaak andere cultuur en structuur van de gezondheidszorg dan zij in het land van herkomst hadden.

Nagenoeg gelijkwaardig

De leden van de VVD-fractie vragen aan te geven in hoeverre het oordeel «nagenoeg gelijkwaardig» kwantitatief zal leiden tot een groei van het aantal aanvragers, respectievelijk de afgegeven verklaringen.

Er bestaat niet de verwachting dat met de introductie van het oordeel «nagenoeg gelijkwaardig» het aantal aanvragen zal toenemen. Wèl wordt het gemakkelijker voor de artikel 34-beroepen om een korte periode onder supervisie het beroep uit te oefenen teneinde de geconstateerde verschillen te overbruggen. Het oordeel «niet gelijkwaardig» is hard en doet vaak onvoldoende recht aan het niveau van de aanvrager. Supervisoren blijken vaker bereid iemand, ook betaald, in dienst te nemen die slechts op enkele punten begeleiding behoeft. De uitvoeringspraktijk voor buitenlandse diplomahouders van artikel 3 en artikel 34 beroepen wordt hiermee met elkaar in overeenstemming gebracht.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of te allen tijde een diploma vereist is of dat er ook gevallen denkbaar zijn waarbij een diploma ontbreekt en er alleen op basis van werkervaring een inschrijving in het BIG-register kan volgen.

De beroepen die voor BIG-registratie in aanmerking komen zijn de arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige en verpleegkundige. Zoals hiervoor reeds is aangegeven worden aan buitenlandse beroepsbeoefenaren dezelfde (hoge) toelatings- en kwaliteitseisen gesteld als aan de Nederlandse, wat inhoudt dat men dient te voldoen aan bij AMvB bepaalde opleidingseisen. Op de enkele basis van werkervaring zal derhalve geen BIG-inschrijving kunnen worden gerealiseerd.

Artikelsgewijs

De leden van de VVD-fractie hebben terecht geconstateerd dat er in het huidige voorstel geen verband meer bestaat tussen de afgifte van de verklaringen van vakbekwaamheid en de verblijfsstatus. De Wet BIG stelde en stelt in de artikelen 41 en 45 uitsluitend kwaliteitseisen, waaraan dient te worden voldaan om in Nederland ofwel in het BIG-register te worden opgenomen teneinde de beroepstitel te mogen voeren, ofwel in geval van de artikel 34 beroepen, de opleidingstitel te mogen voeren. Het betreft hier een onderzoek naar de al dan niet gelijkwaardigheid van opleiding en beroepskwalificaties. In de praktijk komt het voor dat een verklaring wordt aangevraagd door personen die nog niet over een geldige verblijfstitel beschikken. Omdat de beoordeling van de aanvraag uitsluitend geschiedt aan de hand van de in de Wet BIG geregelde, op de kwaliteit van de beroepsbeoefenaar betrekking hebbende, criteria, kan het derhalve ook voorkomen dat een verklaring van vakbekwaamheid wordt afgegeven aan personen aan wie daarvoor een verblijfsvergunning wordt geweigerd. Daaraan zijn twee nadelen verbonden. In de eerste plaats worden in een dergelijk geval in het kader van de procedure op grond van de Wet BIG werkzaamheden verricht die achteraf niet nodig blijken te zijn. In de tweede plaats is het mogelijk dat bij degene aan wie een verklaring wordt afgegeven, ten onrechte verwachtingen worden gewekt over zijn mogelijkheden om hier te lande werkzaam te zijn. Het oorspronkelijke wetsvoorstel beoogde deze nadelen te ondervangen door voor te schrijven dat een aanvraag om een verklaring voor vakbekwaamheid alleen in behandeling wordt genomen indien de aanvrager over een geldige verblijfstitel beschikt.

De Raad van State wees er vervolgens op dat de met dat voorstel beoogde werklastvermindering te niet wordt gedaan doordat dan in het kader van de procedure op grond van de vreemdelingenwet 2000 alsnog eenzelfde beoordeling zal moeten plaatsvinden, terwijl bovendien een kastje-muur situatie dreigt te ontstaan: registratie volgens de Wet BIG vindt alleen plaats als de aanvrager een verblijfsvergunning heeft en een verblijfsvergunning wordt alleen afgegeven als de aanvrager bevoegd is om in Nederland zijn vak uit te oefenen. Dit zou weer alleen voorkomen kunnen worden door het maken van werkafspraken waarmee beide procedures geheel op elkaar worden afgestemd, hetgeen zowel aan de kant van de Wet BIG als aan de kant van de Vreemdelingenwet tot extra werklasten leidt.

Een en ander heroverwegende moest de conclusie zijn dat de met het oorspronkelijke voorstel beoogde werklastvermindering naar alle waarschijnlijkheid niet zou kunnen worden gerealiseerd, terwijl het ontstaan van onterechte verwachtingen bij de aanvrager van een verklaring van vakbekwaamheid ook kan worden gerealiseerd door goede voorlichting bij de afgifte van die verklaring over de consequenties betreffende de aanvraag om een verblijfsvergunning. Daarmee is de grondslag aan het voorstel op dit punt ontvallen.

Naar aanleiding van de opmerking van de leden van de VVD-fractie dat zij de afgifte van een verklaring van vakbekwaamheid aan personen zonder verblijfsvergunning onacceptabel vinden, merk ik op dat het in de uitvoeringspraktijk regelmatig voorkomt dat artsen en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg uit o.a. de Verenigde Staten, Zuid-Afrika of Australië de aanvraag om erkenning van het diploma doen nog voordat zij daadwerkelijk naar Nederland (vaak op uitnodiging van een ziekenhuis) komen. Omdat het onderzoek of een verklaring van vakbekwaamheid kan worden afgegeven, enige weken in beslag neemt, is het uit praktische overwegingen aan te bevelen dit onderzoek reeds voor het daadwerkelijk verblijf te verrichten. Verzoeken om een (tijdelijke) verblijfsvergunning en tewerkstellingsvergunning kunnen gelijktijdig plaatsvinden. Dit houdt echter tevens in dat ook personen die een asielaanvraag hebben ingediend gelijktijdig om erkenning van hun diploma kunnen verzoeken. Erkenning van een diploma is evenwel geen grond voor asielverlening.

Tenslotte vragen de leden van de D66-fractie of het ontstaan van arbeidsbemiddelingsbureaus die buitenlandse diplomahouders werven, door deze wijziging in de Wet BIG gestimuleerd wordt en zo ja of dit een reëel gevaar betekent. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Thans zijn arbeidsbemiddelingsbureaus in het algemeen bezig om voor verschillende instellingen op te treden bij werving, selectie en afhandeling van procedures. Het ontstaan van deze arbeidsbemiddelingsbureaus heeft evenwel geen enkele relatie met de wijziging van de Wet BIG.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Naar boven