28 447
Regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet basisvoorziening kinderopvang)

nr. 88
AMENDEMENT VAN HET LID HUIZINGA-HERINGA

Ontvangen 27 april 2004

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel 59a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 59b

1. De toezichthouder gaat bij een onderzoek als bedoeld in artikel 58, tweede lid, bij een kindercentrum of een gastouderbureau, voor zover mogelijk uit van de uitkomsten van een evaluatie door de houder van de kwaliteit van de kinderopvang bij dat kindercentrum of van de kwaliteit van dat gastouderbureau.

2. De uitkomsten van een evaluatie als bedoeld in het eerste lid zijn richtinggevend voor het oordeel van de toezichthouder, indien:

a. een of meerdere aspecten van kwaliteit die de toezichthouder bij zijn oordeel betrekt, zoals neergelegd in hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3, daarin aantoonbaar aan de orde komen,

b. de wijze van uitvoering en de hoedanigheid van de evaluatie actueel en betrouwbaar zijn, en

c. de kwaliteitsdoelen die de houder zichzelf heeft gesteld, van voldoende niveau zijn.

3. Waar niet aan de voorwaarden, genoemd in het tweede lid, is voldaan, verricht de toezichthouder aanvullend onderzoek.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe – naar analogie van de situatie in het onderwijs – dat de uitkomsten van een zelfevaluatie door de kinderopvangondernemer van de kwaliteit van de kinderopvang (bijvoorbeeld in de vorm van vrijwillige certificatie) onder bepaalde voorwaarden richtinggevend zijn voor de oordeelsvorming van de GGD. De GGD zal deze uitkomsten verifiëren om te bepalen in hoeverre de beoordeling daarop kan worden gebaseerd. De voorwaarden, waaronder een zelfevaluatie richtinggevend is bij de oordeelsvorming van de GGD, zijn aangegeven in artikel 59b, tweede lid. De toezichthouder zal in de eerste plaats controleren of en welke relevante aspecten met betrekking tot de kwaliteit in de zelfevaluatie aan de orde zijn gekomen. De kinderopvangondernemer zal zich in elk geval een oordeel moeten hebben gevormd over een of meer in de Wbk neergelegde kwaliteitseisen, wil de GGD zich hierop kunnen baseren. Voorts zal de GGD nagaan of de zelfevaluatie actueel en betrouwbaar is. Hiertoe zal de GGD in het bijzonder de methode die de kinderopvangondernemer heeft gebruikt om de kwaliteit te toetsen in ogenschouw nemen. Betrokkenheid van bijvoorbeeld ouders, externe deskundigen of organisaties (zoals een certificerende instelling) zal de betrouwbaarheid van de uitvoering van de evaluatie over het algemeen vergroten. In de derde plaats zal de GGD bezien of de kwaliteitsdoelen die de kinderopvangondernemer zich heeft gesteld van voldoende niveau zijn. Om een en ander mogelijk te maken zal werkwijze van de GGD hierop moeten worden toegeschreven.

Mocht blijken dat de zelfevaluatie niet voldoende of niet voldoende betrouwbare gegevens oplevert, dan biedt artikel 59b, derde lid, de mogelijkheid tot aanvullend onderzoek door de GGD.

Huizinga-Heringa

Naar boven