nr. 53
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het tweede lid wordt de eerste volzin vervangen door twee volzinnen:
De tegemoetkoming van het Rijk bedraagt per kind voor een ouder met een partner
ten hoogste twee derde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in het
eerste lid. De uurprijs die bij de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in
de eerste volzin, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel
van bestuur vast te stellen bedrag niet te boven.
b. Het derde lid, tweede volzin, komt te luiden: Het tweede lid, tweede
en derde volzin, is van overeenkomstige toepassing.
c. In het vierde lid wordt «De bedragen, bedoeld in het tweede lid,»
vervangen door: De bedragen, bedoeld in het tweede en derde lid,.
B
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien na een eerste of nadere vaststelling van het verzamelinkomen,
bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, het belastbare
loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964 of het inkomen
als bedoeld in artikel 7, tweede lid, blijkt dat de tegemoetkoming van het
Rijk tot een te laag of te hoog bedrag is vastgesteld, wijzigt de inspecteur
die tegemoetkoming met inachtneming van die vaststelling.
b. In het tweede lid wordt «eerste lid, eerste volzin,» vervangen
door: eerste lid.
c. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de beschikking tot wijziging van de tegemoetkoming niet binnen
de in het tweede lid genoemde termijn kan worden gegeven, kan de inspecteur
deze termijn met een door hem te bepalen redelijke termijn verlengen. De inspecteur
stelt de ouder daarvan in kennis.
C
In artikel 83, onderdeel b, wordt «de artikelen 69 tot en met 81»
vervangen door: de artikelen 70 tot en met 81.
D
Artikel 83a wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, tweede volzin wordt «Bij die regels kan worden
afgeweken van artikel 6,» vervangen door: Bij die regels kan worden
afgeweken van artikel 1, eerste lid, onder c en e, artikel 6,.
b. In het tweede lid wordt «een ouder» vervangen door: een
ouder als bedoeld in de artikelen 5, 19, 27 of 33.
E
In artikel 84, derde lid, wordt na de bestaande tekst een volzin ingevoegd,
luidende: Voor de toepassing van de eerste volzin wordt met een verklaring
als bedoeld in artikel 48, derde lid, gelijkgesteld een verklaring omtrent
het gedrag, afgegeven volgens de Wet op de justitiële documentatie en
op de verklaringen omtrent het gedrag.
F
Artikel 87 komt te luiden:
Artikel 87
1. Hoofdstuk 2 en artikel 83 zijn gedurende ten hoogste zes maanden na
het tijdstip van hun inwerkingtreding niet van toepassing op een ouder als
bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder h en i, die gebruik maakt van kinderopvang
die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten behoeve van
die ouder is bekostigd op grond een vóór het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet gesloten schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 74,
eerste lid, van de Werkloosheidswet respectievelijk artikel 22a, eerste lid,
van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten.
2. Op de financiering van kinderopvang, bedoeld in het eerste lid, blijven
de artikelen 74 van de Werkloosheidswet onderscheidenlijk 22a, 34 tot en met
37, 45 tot en met 47 en 53 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten,
zoals deze artikelen luidden tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet, van toepassing.
G
In artikel 87a, eerste lid, wordt «artikel 5, eerste lid, onder
a,» vervangen door: artikel 5, eerste lid, onder a of b,.
TOELICHTING
Deze nota van wijziging bevat in hoofdzaak enkele wijzigingen van technische
aard. De wijziging in onderdeel E (artikel 84) heeft betrekking op een gelijkstellingsregeling
met betrekking tot het bezit van een verklaring omtrent het gedrag bij degenen
die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wbk werkzaam zijn bij een
kindercentrum of gastouderbureau dan wel gastouders die op dat tijdstip gastouderopvang
bieden door tussenkomst van een gastouderbureau. De toevoeging van een volzin
aan artikel 84, derde lid, stelt voor deze personen verklaringen omtrent het
gedrag die zijn afgegeven, volgens de Wet op de justitiële documentatie
en op de verklaringen omtrent het gedrag, gelijk met verklaringen omtrent
het gedrag die zijn afgegeven, volgens de Wet justitiële gegevens. Aldus
wordt voorkomen dat diegenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van
de Wbk over een verklaring beschikken op grond van de Wet justitiële
documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag een nieuwe verklaring
omtrent het gedrag moeten overleggen op grond van de Wet justitiële gegevens.
De wijziging in onderdeel F (artikel 87) heeft betrekking op een overgangsregeling.
Met de Wbk vervallen de financieringsregelingen van kinderopvang voor reïntegrerende
ouders met een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) onderscheidenlijk
arbeidsgehandicapte ouders met een arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals
geregeld in de Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA). Deze regelingen
wordt uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).
Bij nader inzien is gebleken dat in een aantal gevallen de schriftelijke overeenkomsten
op grond waarvan de financiering van kinderopvang voor deze groepen ouders
is geregeld zich uitstrekken tot na de beoogde datum van inwerkingtreding
van de Wbk. Om te voorkomen dat inbreuk wordt gemaakt op bestaande contractuele
verplichtingen houdt artikel 87, eerste lid, in, dat ouders die gebruik maken
van kinderopvang die door het UWV is bekostigd op grond van een vóór
de inwerkingtreding van deze wet gesloten schriftelijke overeenkomst als bedoeld
in de bovengenoemde regelingen, gedurende een periode van ten hoogste zes
maanden geen aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang
op grond van de Wbk. De bestaande bepalingen over toekenning, herziening,
bestuurlijke boete en informatieverplichtingen die in de Wet REA zijn opgenomen
ten aanzien van de financiering van deze regelingen blijven ingevolge artikel
87, tweede lid, van toepassing.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus