28 447
Regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet basisvoorziening kinderopvang)

nr. 47
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID HAMER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 27

Ontvangen 8 april 2004

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel u door een puntkomma, na onderdeel u, een tweetal onderdelen ingevoegd, luidende:

v. werknemer: de werknemer, bedoeld bij of krachtens de artikelen 3, 3a, 4, 5 en 6 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

w. werkgever: de werkgever, bedoeld bij of krachtens de artikelen 8, 9 en 11 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

II

Na artikel 18 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2a Werkgeversbijdrage kinderopvang

Artikel 18a

1. Werkgevers zijn een werkgeversbijdrage kinderopvang verschuldigd.

2. De werkgeversbijdrage kinderopvang bedraagt een percentage van het loon, bedoeld in artikel 4 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, van alle werknemers tezamen.

Artikel 18b

Het percentage, bedoeld in artikel 18a, tweede lid, wordt bij regeling van Onze Minister bepaald.

Artikel 18c

1. De inspecteur heft de werkgeversbijdrage kinderopvang.

2. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van heffing van de werkgeversbijdrage kinderopvang.

Artikel 18d

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot deze paragraaf.

Paragraaf 2b Toeslag werknemers

Artikel 18e

De toeslag werknemers wordt gefinancierd uit de werkgeversbijdrage kinderopvang.

Artikel 18f

1. Indien een ouder als werknemer tegenwoordige arbeid verricht als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a of b, heeft hij aanspraak op de toeslag werknemers, met dien verstande dat deze toeslag per kind niet meer bedraagt dan een zesde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

2. Indien zowel de ouder als diens partner als werknemer tegenwoordige arbeid verrichten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a of b, heeft de ouder aanspraak op tweemaal de toeslag werknemers, met dien verstande dat deze toeslag per kind niet meer bedraagt dan een derde deel de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

3. Een ouder die in een tegemoetkomingsjaar aanspraak heeft op de toeslag werknemers heeft in dat jaar geen aanspraak op de verhoging van de tegemoetkoming van het Rijk, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 18g

Bij toepassing van artikel 18f, eerste en tweede lid, zijn de artikelen 6 tot en met 18 van overeenkomstige toepassing.

III

Na artikel 35 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35a

1. De ontvanger is belast met de invordering van de werkgeversbijdrage kinderopvang.

2. Bij de invordering van de werkgeversbijdrage kinderopvang zijn de regels geldende voor de invordering van de loonbelasting van overeenkomstige toepassing.

IV

Artikel 103, vierde lid, komt te luiden:

4. Artikel 16c van de Wet op de loonbelasting 1964 vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen van dat artikel verschillend kan worden gesteld.

Toelichting

Algemeen

Dit amendement strekt tot invoering van een verplichte werkgeversbijdrage in de financiering van kosten van kinderopvang als de verwachte werkgeversbijdrage, te weten 90% van alle werknemers, niet vrijwillig bereikt wordt. Op deze manier wordt gewaarborgd dat het doel van de wet: financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en gedeelde financiële verantwoordelijkheid van werknemers, werkgevers en het rijk, gerealiseerd wordt. De uitvoering van de verplichte werkgeversbijdrage gaat via de fiscus.

Het amendement is zodanig vormgegeven dat de verplichte werkgeversbijdrage op elk gewenst moment kan worden ingevoerd. Het is niet de bedoeling om al op 1 januari 2005 tot invoering daarvan te komen, doch op een moment, waarbij duidelijk is geworden dat de vrijwillige werkgeversbijdragen in de kosten van kinderopvang achterblijven bij de verwachting en het gestelde doel. In de nota naar aanleiding van het nader verslag wordt een evaluatie per juli 2006 aangekondigd van het aandeel van de werkgeversbijdragen. In deze evaluatie dient meegenomen te worden wat de uitvoeringskosten en de administratieve lasten zijn, die gepaard gaan met de invoering van een verplichte werkgeversbijdrage. Bij achterblijvende werkgeversbijdragen en een goede uitvoerbaarheid van de verplichte werkgeversbijdrage door de fiscus, dient per 1 januari 2007 overgegaan te worden tot invoering van de voorgestelde verplichte werkgeversbijdrage.

Aanvullend op dit amendement is amendement nr. 48 ingediend dat de invoering van een structurele inkomensafhankelijke compensatieregeling voor zelfstandigen en werknemers met onvoldoende werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang regelt. De structurele compensatieregeling kost de overheid, uitgaande van het prijsniveau in 2005, in 2006 14 miljoen euro extra en 24 miljoen euro extra in 2007. Met de invoering van een verplichte werkgeversbijdrage vervalt de compensatieregeling voor werknemers en de bijbehorende kosten. Het vervallen van de compensatieregeling voor werknemers kan de overheid in 2007 25 miljoen euro opleveren. De overblijvende structurele compensatieregeling voor niet-werknemers zoals zelfstandigen kost de overheid in 2007 circa 4 miljoen euro.

De verplichte werkgeverspremie bedraagt circa 0,4% van de loonsom. Doordat deze bijdrage in de kosten van kinderopvang ook zal leiden tot meer arbeidsaanbod en hierdoor tot lagere loonkosten voor werkgevers, zullen de kosten voor werkgevers per saldo lager uitpakken en zich op termijn terugverdienen.

Artikelsgewijs

De paragrafen 2a en 2b van hoofdstuk 2 van de Wbk voorzien in een regeling voor een verplichte werkgeversbijdrage in de financiering van kinderopvang. Artikel 103 maakt het mogelijk dat deze regeling op elk gewenst tijdstip in werking kan treden. Dit kan bijvoorbeeld zijn, zodra uit de evaluatie medio 2006 blijkt dat de vrijwillige werkgeversbijdragen achterblijven bij de verwachting.

Artikel 18a regelt dat werkgevers een bijdrage in de financiering van kinderopvang verschuldigd zijn. Elke werkgever draagt de door hem verschuldigde bijdrage af aan de belastingdienst (artikel 18c). De werkgeversbijdrage is gelijk aan een bij ministeriële regeling te bepalen percentage van het loon van alle werknemers tezamen. Voor de begrippen werkgever en werknemer is in artikel 1, eerste lid, onderdelen v en w, van de Wbk aangesloten bij de definitie daarvan in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Werknemer in de zin van de WAO, en derhalve van de Wbk, is de natuurlijke persoon, jonger dan 65 jaar, die in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat (artikel 3 van de WAO). Werkgever is de natuurlijke persoon tot wie, of het lichaam tot welke een of meer natuurlijke personen in dienstbetrekking staan (artikel 8 van de WAO). Zowel werkgevers in de marktsector als overheidswerkgevers zijn dus werkgever in de zin van de Wbk en zijn de werkgeversbijdrage verschuldigd. De WAO kent daarnaast een aantal groepen personen die niet in een privaat- of publiekrechtelijke dienstbetrekking arbeid verrichten, maar die bij of krachtens de WAO toch als werknemer worden gezien (artikel 3a e.v. van de WAO). Telkens is daarbij tevens bepaald, wie werkgever is (artikel 9 e.v. van de WAO).

Artikel 18d biedt de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen met betrekking tot deze paragraaf. Dit is een optionele bevoegdheid. Dit geldt ook voor de onderwerpen, waarop die regels betrekking kunnen hebben. Een en ander kan bijvoorbeeld van belang zijn in verband met de wijze van afdracht van de ingevolge artikel 18a ontvangen bedragen.

Artikel 18f regelt de aanspraak op de toeslag voor werknemers, gefinancierd uit de werkgeversbijdrage kinderopvang, voor ouders en partners, voor zover zij behoren tot de in artikel 5, eerste lid, onder a of b, genoemde groepen ouders. Deze toeslag wordt tezamen met de in artikel 6 genoemde tegemoetkoming van het Rijk toegekend (artikel 18g). Artikel 18f, derde lid, voorkomt dat na het tijdstip van inwerkingtreding van de verplichte werkgeversbijdrageregeling ouders als werknemer aanspraak maken op zowel de toeslag werknemers als op de structurele compensatieregeling, ingevolge artikel 6, tweede lid (dit artikellid is alleen relevant indien het amendement betreffende de structurele compensatieregeling wordt aangenomen; is dat niet het geval dan kan artikel 18f, derde lid, vervallen). De structurele compensatieregeling zoals geregeld in amendement nr. 48 geldt vanaf de inwerkingtreding van de verplichte werkgeversbijdrageregeling uitsluitend voor niet-werknemers.

Hamer

Naar boven