nr. 138
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2006
Bijgaand bied ik u het rapport «Gedogen of handhaven; onderzoek
naar beleid kinderopvang gemeente Utrecht»1
aan dat door de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) is uitgebracht. In het kader
van de Wet kinderopvang is het toezicht op de kwaliteit een verantwoordelijkheid
van de gemeenten. IWI beoordeelt in hoeverre het toezicht van de gemeenten
goed functioneert. «Gedogen of handhaven» betreft een onderzoek
dat IWI op mijn verzoek heeft uitgevoerd naar het beleid van de gemeente Utrecht
o.a. ten aanzien van het handhaven van in de kinderopvangsector gebruikelijke
normen op het gebied van de buitenspeelruimte.
Uit signalen van onder meer de oudervereniging BOinK bleek dat er mogelijk
sprake zou zijn van het niet handhaven van de in de kinderopvangsector gebruikelijke
normen ten aanzien van de buitenspeelruimte voor kinderen. De gemeente Utrecht
onderschrijft op zich deze normen voor voldoende buitenspeelruimte. Maar de
gemeente benoemt de periode van 1-1-2005 tot 1-1-2009 als een overgangsperiode
waarin zij een aantal kindercentra in de gemeente blijft toestaan af te wijken
van de normen.
IWI acht uitvoering van dit beleid onaanvaardbaar.
Ik onderschrijf de ernst van de situatie. De in de kinderopvangsector
gebruikelijke normen voor buitenspeelruimte – die door mij zijn overgenomen
in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (Scrt. 2004, 222) – zijn
geen bindende regels. De wettelijke norm dat verantwoorde kinderopvang moet
worden geboden is dat wel. De gemeente heeft de taak toezicht te houden op
de naleving van de wettelijke kwaliteitsnormen. Het huidige beleid van de
gemeente Utrecht schiet daarin tekort, aangezien de gemeente met betrekking
tot een wezenlijk onderdeel van de kwaliteit van de kinderopvang (buitenspeelruimte)
gedurende vier jaar haar toezichtstaak ten aanzien van een categorie kindercentra
niet uitoefent.
Daarom heb ik de gemeente Utrecht gevraagd of zij bereid is het categoraal
hanteren van een ongedifferentieerde overgangsperiode van vier jaar met betrekking
tot de buitenspeelruimte om te zetten in specifiek handhavingsbeleid per kindercentrum,
Indien de gemeente gehoor geeft aan dit verzoek geeft zij naar behoren invulling
aan haar toezichtstaak. Als ultimum remedium heb ik op grond van de Wet kinderopvang
de bevoegdheid om de gemeente Utrecht een aanwijzing te geven. De brief aan
Utrecht stuur ik als kopie hierbij.
Gedurende het onderzoek is bij IWI het beeld ontstaan dat de in het rapport
beschreven problematiek zich niet tot de gemeente Utrecht beperkt. IWI wil
een landelijk onderzoek instellen naar de feitelijke omvang van deze problematiek.
Ik onderschrijf dat voornemen en heb IWI gevraagd daarbij te betrekken in
hoeverre gemeenten gerichte acties hebben ondernomen om, al dan niet via handhaving,
deze situaties terug te dringen of te beëindigen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus