nr. 136
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2006
In een brief van 8 september jl. (06-SZW-B-099) verzoekt de vaste
commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid mij om uitvoering te geven
aan de aangenomen motie Bussemaker/de Vries betreffende het onderbrengen van
mantelzorgers onder de werking van de Wet kinderopvang en verzoekt mij de
Kamer op zo kort mogelijke termijn te informeren over de wijze waarop.
Ik heb met mijn brief van 29 juni (Kamerstukken II, vergaderjaar
2005–2006, 28 447, nr. 32) met twee concrete voorbeelden willen
verhelderen dat reeds aan de wens tegemoet wordt gekomen om mantelzorgers
in aanmerking te laten komen voor kinderopvangtoeslag.
Het betreft
• het verrichten van mantelzorg op basis van een persoonsgebondenbudget
of
• het verrichten van mantelzorg door meer uren kinderopvang af te
nemen dan strikt noodzakelijk is voor het verrichten van arbeid.
In verband hiermee acht ik het niet noodzakelijk om een wetgevingstraject
in gang te zetten om mantelzorgers als gemeentelijke doelgroep te regelen.
Hiermee zou iets wat al kan opnieuw wettelijk worden geregeld.
Verdergaande stappen zoals het onderbrengen van mantelzorgers als een
nieuwe doelgroep onder de Wet kinderopvang laat zich moeilijk verenigen met
het uitgangspunt van deze wet, het combineren van arbeid en zorg.
Met het onderbrengen van mantelzorgers zou dit uitgangspunt worden losgelaten
en worden uitgebreid met het principe van het combineren van zorg met zorg.
Dit is een fundamentele wijziging van de huidige Wet kinderopvang. Tevens
leidt dit tot aanmerkelijke uitvoeringsproblemen op korte termijn, waarbij
uitvoering per 1-1-2007 niet haalbaar is.
Ik wijs in dit verband naar de uitwerking van een amendement van dhr.
v.d. Vlies betreffende de mantelzorgkorting (Kamerstukken II, vergaderjaar 2005–2006, 30 306, nr. 30) dat onuitvoerbaar is gebleken.
Met name aspecten rondom de rechtmatigheid (hoe wordt gecontroleerd dat de
middelen terecht bij de mantelzorgers komen) en doelmatigheidaspecten (hoge
uitvoeringskosten, verhoging administratieve lasten) zouden ook hier een belangrijk
rol spelen.
Op dit moment doen verschillende politieke partijen voorstellen voor de
komende kabinetsperiode over de doelgroep van de Wet kinderopvang.
Naar mijn mening behoort de vraag over het onderbrengen van mantelzorgers
mede gezien te worden tegen de achtergrond van de fundamentele discussie of
het combineren van arbeid en zorg uitgangspunt van de Wet kinderopvang is.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus