nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 10 oktober 2003
Graag wil ik voldoen aan het verzoek van het lid van uw Kamer mevrouw
Tonkens dat zij tijdens het ordedebat van 1 oktober aan mij heeft gericht
en reageren op de berichtgeving over de stijgende prijzen in de kinderopvang
en op het pleidooi voor een onafhankelijke toezichthouder op de prijzen.
Prijsstijgingen
Ik heb kennis genomen van de berichtgeving over mogelijke prijsstijgingen
in 2004 met een geschatte omvang van 3,5% tot 8,5%. Deze berichtgeving spoort
met indicaties die mijn ministerie heeft ontvangen over reeds aangekondigde
prijsstijgingen voor 2004. Of dit beeld representatief is voor heel Nederland
kan ik nu echter nog niet beoordelen. Evenals in voorgaande jaren zal ik onderzoek
laten doen naar de feitelijk door de kinderopvang organisaties gehanteerde
prijsstijgingen van januari 2004 ten opzichte van januari 2003. De resultaten
hiervan verwacht ik in maart 2004. Hiervan zal ik u op de hoogte stellen.
Om de prijsontwikkeling in 2004 in het juiste perspectief te plaatsen
is het van belang zich er rekenschap van te geven dat 2004 het eerste jaar
zal zijn waarin het Rijk geen middelen meer ter beschikking stelt voor financiering
van kinderopvang langs de aanbodzijde (uitbreiding van het aantal kindplaatsen).
De in de begroting van SZW en het Belastingplan voor 2004 aangekondigde maatregelen
(een specifieke uitkering aan gemeenten voor de instandhouding van subsidieplaatsen,
extra financiële middelen voor de KOA-regeling, de verruiming van de
WVA-aftrek kinderopvang voor werkgevers en de verhoging van de fiscale combikorting
voor werkende ouders) ondersteunen de vraag naar kinderopvang. Alle grote
geldstromen vanuit het Rijk (naast de genoemde maatregelen is daarbij ook
de buitengewone lastenaftrek voor ouders in verband met de uitgaven voor kinderopvang
van belang) lopen daarmee via de vraagzijde (ouders en werkgevers van de ouders).
Tegen deze achtergrond constateer ik dat de prijsontwikkeling in de sector,
ondanks het wegvallen van de aanbodfinanciering door het Rijk, zich in 2004
naar het zich nu laat aanzien gematigder zal ontwikkelen dan in de jaren 2002
en 2003. Het is van belang dat die ontwikkeling zich de komende jaren versterkt
voortzet in de richting van een prijsontwikkeling die spoort met het algemene
inflatieniveau. Het in werking treden van de Wet basisvoorziening kinderopvang
met landelijk uniforme kwaliteitsregels en een gewijzigde financieringsstructuur
versterkt vanaf 2005 de mogelijkheden voor kinderopvang ondernemers voor
een efficiënte bedrijfsvoering.
Meer in het algemeen geldt dat de afgelopen jaren zich kenmerkten door
een snelle groei van het aanbod van kinderopvang. Nu zijn we in een fase waarin
in belangrijke delen van het land vraag en aanbod in evenwicht komen. De vraag
zal naar verwachting slechts beperkt verder groeien. De wachtlijsten verminderen.
In die situatie is het voor de kinderopvang ondernemingen extra van belang
een goede bedrijfsvoering te hebben. Dat betreft onder andere een goede afstemming
van het personeel op de aanwezige kinderen om bezettingsverliezen te voorkomen
en een goed financieel beheer. De vraag naar kinderopvang wordt mede bepaald
door de prijs van de kinderopvang. Het is dan ook verstandig dat ondernemers
de oplossingsrichtingen vooral zoeken in kostenbeheersing en niet in prijsstijgingen.
Dat geldt vooral voor die ondernemers, die al een prijs vragen op of boven
de gemiddelde prijs in de kinderopvang.
Toezicht houden op de prijs
Een belangrijke voorwaarde om een tot een meer gematigde prijsontwikkeling
in de sector te komen is dat ouders die gebruik maken van kinderopvang een
duidelijk inzicht hebben in de prijs/kwaliteitsverhouding van de voorzieningen
waartussen zij kiezen en hun keuze daarop kunnen baseren. Daarom zal in de
binnenkort te publiceren adviestabel ouderbijdrage 2004 de ouderbijdrage bestaan
uit een inkomensafhankelijk percentage van de feitelijke prijs in plaats van
een inkomensafhankelijk nominaal bedrag, zoals in voorgaande jaren.
Met deze zogenaamde percentagetabel roep ik partijen in de kinderopvang
op om de ouderbijdragesystematiek in 2004 aan te passen en ouders een bijdrage
te laten betalen die mede gebaseerd is op de prijs van de voorziening waar
zij gebruik van maken. Een goede voorlichting door kinderopvangorganisaties
aan ouders over prijs en kwaliteit wordt daarmee een essentieel element in
de klantenbinding van een kinderopvangonderneming. Kortheidshalve verwijs
ik naar de brief die u hierover één dezer dagen zult ontvangen.
Met deze stap, die op dit punt aansluit bij de systematiek van de Wet
basisvoorziening kinderopvang, worden als het ware circa 300 000 onafhankelijke
toezichthouders op de prijzen aangesteld die elk met hun eigen sanctiemiddel,
namelijk het kiezen voor een andere kinderopvangvoorziening, toezicht zullen
houden op de prijsontwikkeling in de sector. Onderzoek toont aan dat dit op
termijn een prijsdrukkend effect zal hebben. Deze systematiek, waarbij de
verantwoordelijkheid voor de prijsontwikkeling wordt gelegd bij de sector
zelf (aanbieders en afnemers/ouders) heeft mijn voorkeur boven de gedachte
dat één bureaucratische toezichthouder verantwoordelijk zou
worden gesteld voor de prijsvorming in de kinderopvang.
Voor het overige wil ik u graag verwijzen naar de nota naar aanleiding
van het nader verslag en de bijbehorende tweede nota van wijziging bij het
wetsvoorstel voor Wet basisvoorziening kinderopvang.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus