nr. 114
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2005
Bij brief van 10 oktober 2005, kenmerk 05-SZW-B-161, verzoekt de
vaste commissie voor SZW ten behoeve van het algemeen overleg op 11 oktober
2005 een reactie te geven op het inzetten van bijstandsmoeders in de buitenschoolse
opvang in relatie tot kwaliteit van kinderopvang. Hieronder zetten wij uiteen
hoe alleenstaande ouders in de bijstand werkervaring op kunnen doen bij of
in kunnen stromen als groepsleidster in de buitenschoolse opvang (voor- en
naschoolse opvang).
Uitgangspunt is de kwaliteitsregelgeving van de Wet kinderopvang, zodat
de kwaliteit gewaarborgd is. De kwaliteitseisen zoals geregeld in deze wet
gelden ook voor alleenstaande ouders in de bijstand die een baan of een leer-werktraject
binnen de kinderopvang ambiëren. Voor de opleidingseisen kinderopvang
wordt in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang – die zijn gebaseerd
op het Convenant kwaliteit kinderopvang – verwezen naar de CAO-kinderopvang1.
De extra € 200 miljoen die het kabinet voor kinderopvang heeft
uitgetrokken geeft een impuls aan de vraag naar kinderopvang, waardoor er
werkgelegenheid in die sector wordt gecreëerd. Naar verwachting zal een
deel van de alleenstaande ouders in de bijstand het vereiste opleidingsniveau
voor groepsleidster kinderopvang hebben. Zij kunnen snel een baan binnen de
kinderopvang accepteren.
De motie Van Aartsen/Bos genereert nieuwe banen bij de buitenschoolse
opvang. Ook hier kunnen bovengenoemde alleenstaande ouders in de bijstand,
die al zijn gekwalificeerd, de benodigde nieuwe banen invullen. Juist voor
de groep alleenstaande ouders in de bijstand kunnen deze banen aantrekkelijk
zijn, gezien de beperkte arbeidstijden.
Daarnaast zijn er alleenstaande ouders in de bijstand die door een leer-werktraject
voor groepsleidster kunnen worden voorbereid op de arbeidsmarkt. De Wet werk
en bijstand (WWB) biedt de gemeenten hiervoor een passend instrumentarium.
Bij de inzet van dit instrumentarium zullen gemeenten streven naar maatwerk,
rekening houdend met de individuele capaciteiten en mogelijkheden van de alleenstaande
ouder. In dit verband zal de gemeente ook de in de WWB voorgeschreven afweging
maken tussen het belang van arbeidsinschakeling en de invulling die de alleenstaande
ouder wenst te geven aan de zorgplicht. Gemeenten kunnen de alleenstaande
ouders die in de kinderopvang actief zijn een premie geven.
Overigens zijn alleenstaande ouders in de bijstand die een reïntegratietraject
volgen één van de gemeentelijke doelgroepen van de Wet kinderopvang.
Als zij gaan werken binnen de kinderopvang of een leer-werktraject gaan volgen
hebben ze zelf ook recht op financiering van het kinderopvanggebruik. Alleenstaande
ouders die arbeid en zorg combineren, hebben ook recht op financiering van
het kinderopvanggebruik op grond van de Wet kinderopvang.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof
XNoot
1Het vereiste opleidingsniveau voor een groepsleidster is MBO-SPW niveau
3. Een groot aantal andere opleidingen kwalificeert voor groepsleidster, zoals
onderwijsassistent, kleuterleidster, verpleegkundige, kinderverzorgster enz.
Voor groepleidsters die uitsluitend in de buitenschoolse opvang werkzaam zijn,
geldt daarnaast dat alle sociaal-pedagogische, sociaal-culturele pedagogische,
sport/lichamelijke vormingsopleidingen en opvoedings- en culturele/kunstzinnige
vormingsopleidingen op tenminste MBO-3 niveau volstaan (CAO-kinderopvang 2005).