28 447
Regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet kinderopvang)

nr. 110
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën, het ontwerp-besluit tot wijziging van het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang in verband met wijziging van de percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag en enige technische aanpassingen aan. Met dit ontwerp-besluit wordt door het kabinet invulling gegeven aan een investering van € 130 mln. ten behoeve van de kinderopvang. In totaal zal het kabinet een bedrag van € 200 mln. extra uittrekken ten behoeve van ouders die zijn aangewezen op kinderopvang. Ik neem mij voor uw Kamer in de eerste week van oktober nader te informeren omtrent de aanwending van de resterende € 70 mln. Het ontwerp-besluit gaat vergezeld van een nota van toelichting. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 114 van de Wet kinderopvang. Dit artikel bepaalt dat ontwerp-algemene maatregelen van bestuur ter kennis van het parlement worden gebracht. Ik verzoek uw Kamer in verband met de tijdige bevoorschotverlening van de kinderopvangtoeslag aan ouders medio december a.s. ten behoeve van de maand januari door de Belastingdienst/Toeslagen om de duur van de voorhangtermijn zo veel mogelijk te beperken. De wettelijke voorhangtermijn bedraagt 4 weken na dagtekening van deze brief. Na afloop van de voorhangtermijn maak ik het ontwerp voor advies bij de Raad van State aanhangig.

Het ontwerp-besluit is gelijktijdig aan de Eerste Kamer aangeboden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Ontwerp-Besluit van tot wijziging van het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang in verband met wijziging van de percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag en enige technische aanpassingen

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van ...... 2005, nr. ..., gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 7, vierde, vijfde, zesde en zevende lid en 34 van de Wet kinderopvang;

De Raad van State gehoord (advies van ...... 2005, nr. ....);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van ..... 2005, nr. ..., uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET BESLUIT TEGEMOETKOMING KOSTEN KINDEROPVANG

Het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel d, komt te luiden:

d. maximum uurprijs: de maximaal voor kinderopvangtoeslag en voor tegemoetkomingen van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in aanmerking komende prijs per zestig minuten geboden kinderopvang;.

B

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. DE KINDEROPVANGTOESLAG

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» Voor de tekst van het eerste lid komt te vervallen.

2. Het tweede en derde lid vervallen.

D

In de artikelen 2, 3, eerste en tweede lid, 4, derde lid, 8, eerste lid, 9, eerste lid, 11, en 12, eerste en tweede lid, wordt «tegemoetkoming van het Rijk» telkens vervangen door: kinderopvangtoeslag.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» voor de tekst van het eerste lid komt te vervallen.

2. In onderdeel b wordt «contractlonen» vervangen door: loonvoet bedrijven.

3. Het tweede lid vervalt.

F

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

1. Voor de hoogte van de kinderopvangtoeslag is de verdeling van de toetsingsinkomens in inkomensgroepen vanaf de jaren 2006 in de bij dit besluit behorende bijlage I opgenomen.

2. Voor de hoogte van de extra kinderopvangtoeslag is de verdeling van de toetsingsinkomens in inkomensgroepen voor respectievelijk de jaren 2006, 2007 en 2008 in de bij dit besluit behorende bijlagen II tot en met IIB opgenomen. Voor de berekeningsjaren vanaf 2009 is de verdeling van de toetsingsinkomens in inkomensgroepen voor de extra kinderopvangtoeslag in de bij dit besluit behoren bijlage IIC opgenomen.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. De tweede zin vervalt.

3. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ontwikkeling van contractlonen verstaan: het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, de gepremieerde sector en de gesubsidieerde sector, en bij de overheid, zoals dit door het Centraal Planbureau in het Centraal Economische Plan wordt bekendgemaakt.

H

In de artikelen 2, 3, eerste en tweede lid, 9, eerste, tweede en derde lid, 10, eerste lid, aanhef en eerste lid, onderdeel b, 12, eerste en derde lid, en 13, aanhef en onderdeel b, wordt «extra tegemoetkoming van het Rijk» telkens vervangen door: extra kinderopvangtoeslag.

I

Het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Paragraaf 2. Specifieke berekeningsfactoren bij extra kinderopvangtoeslag voor ouder met partner

J

Het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Paragraaf 3. Specifieke berekeningsfactoren bij (extra) kinderopvangtoeslag voor ouder zonder partner

K

Paragraaf 4 van hoofdstuk 2 vervalt.

L

In artikel 19 wordt «tegemoetkomingsjaar» vervangen door: berekeningsjaar.

M

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

1. Een voorschot op de tegemoetkoming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen waarvan de beschikking tot voorschotverlening een dagtekening heeft die ligt voor 1 februari van het berekeningsjaar wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uitbetaald in 12 gelijke termijnen. De eerste termijnbetaling vindt plaats in de maand die in de dagtekening is vermeld en elk van de volgende termijnbetalingen telkens een maand later.

2. Een voorschot op de tegemoetkoming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen waarvan de beschikking een dagtekening heeft die ligt na 31 januari doch voor 1 december van het berekeningsjaar, wordt uitbetaald in zoveel gelijke termijnen als er met inbegrip van de maand die in de dagtekening is vermeld, nog maanden van dat jaar overblijven. De eerste termijnbetaling vindt plaats in de maand die in de dagtekening is vermeld en elk van de volgende termijnbetalingen telkens een maand later.

3. Een voorschot op de tegemoetkoming van het Uitvoeringinstituut werknemersverzekeringen waarvan de beschikking een dagtekening heeft die ligt na 30 november van het berekeningsjaar, wordt in één bedrag uitbetaald in de maand van de dagtekening.

4. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt, op verzoek van de ouder die slechts voor een deel van het berekeningsjaar aanspraak heeft op een tegemoetkoming, een voorschot op de tegemoetkoming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in zoveel gelijke termijnen uitbetaald als het aantal kalendermaanden waarin de aanspraak bestaat.

5. Uitbetaling door het Uitvoeringinstituut werknemersverzekeringen geschiedt door middel van bijschrijving op een ten name van de ouder of diens partner bestaande bankrekening, bestemd voor girale betaling, tenzij daartoe door de ouder een andere rekening is aangewezen.

N

Artikel 23, tweede lid, komt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 6, tweede lid, tweede volzin, in werking op 1 januari 2009.

O

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang.

ARTIKEL II. INDEXERING INKOMENSGROEPEN VOOR 2006

Artikel 7 is niet van toepassing voor de aanpassingen voor het jaar 2006

ARTIKEL III. VERVANGING BIJLAGEN

1. De bijlagen I tot en met IC worden vervangen door bijlage I, behorende bij dit besluit.

2. De bijlagen II tot en met IID worden vervangen door de bijlagen II tot en met IIC, behorende bij dit besluit.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

Bijlagen, behorende bij dit besluit

Tabel I. (artikel 6, eerste lid) Kinderopvangtoeslag over berekeningsjaar 2006 en volgende jaren

(Gezamenlijk) toetsingsinkomenKinderopvangtoeslag als percentage van de kosten van kinderopvang
VanTotEerste kindTweede e.v. kind
Lager dan€ 16 11863,2%63,2%
€ 16 119€ 17 19162,8%63,2%
€ 17 192€ 18 26462,3%63,2%
€ 18 265€ 19 33761,9%63,1%
€ 19 338€ 20 41061,5%63,1%
€ 20 411€ 21 48361,1%63,1%
€ 21 484€ 22 55660,6%63,1%
€ 22 557€ 23 62860,2%63,1%
€ 23 629€ 24 78259,3%63,0%
€ 24 783€ 25 93658,4%62,9%
€ 25 937€ 27 09057,4%62,8%
€ 27 091€ 28 24356,5%62,7%
€ 28 244€ 29 39855,6%62,7%
€ 29 399€ 30 55254,7%62,6%
€ 30 553€ 31 70653,8%62,5%
€ 31 707€ 32 86052,9%62,4%
€ 32 861€ 34 01452,0%62,3%
€ 34 015€ 35 16851,0%62,2%
€ 35 169€ 36 32250,1%62,1%
€ 36 323€ 37 47649,2%62,0%
€ 37 477€ 38 63148,3%62,0%
€ 38 632€ 39 78447,4%61,9%
€ 39 785€ 41 04446,4%61,8%
€ 41 045€ 43 45744,5%61,6%
€ 43 458€ 45 87042,5%61,4%
€ 45 871€ 48 28440,6%61,2%
€ 48 285€ 50 69638,7%61,0%
€ 50 697€ 53 10936,8%60,9%
€ 53 110€ 55 52234,9%60,7%
€ 55 523€ 57 93633,0%60,5%
€ 57 937€ 60 34831,0%60,3%
€ 60 349€ 62 76229,1%60,1%
€ 62 763€ 65 17527,2%59,9%
€ 65 176€ 67 58825,3%59,7%
€ 67 589€ 70 00123,4%59,6%
€ 70 002€ 72 41421,5%59,4%
€ 72 415€ 74 82819,5%59,2%
€ 74 829€ 77 24017,6%59,0%
€ 77 241€ 79 65315,7%58,8%
€ 79 654€ 82 06613,8%58,6%
€ 82 067€ 84 47911,9%58,5%
€ 84 480€ 86 89110,0%58,3%
€ 86 892€ 89 304 8,0%58,1%
€ 89 305€ 91 717 6,1%57,9%
€ 91 718€ 94 129 4,2%57,7%
€ 94 130€ 96 542 2,3%57,5%
€ 96 543en hoger 0,0%57,4%

Tabel II. (artikel 6, tweede lid) Extra kinderopvangtoeslag over berekeningsjaar 2006

(Gezamenlijk) toetsingsinkomenExtra kinderopvangtoeslag als percentage van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 9, derde lid, respectievelijk in artikel 12, derde lid
VanTotEerste kindTweede e.v. kind
Lager dan€ 16 11896,5%96,5%
€ 16 119€ 17 19196,1%96,5%
€ 17 192€ 18 26495,7%96,5%
€ 18 265€ 19 33795,3%96,5%
€ 19 338€ 20 41094,8%96,5%
€ 20 411€ 21 48394,4%96,4%
€ 21 484€ 22 55694,0%96,4%
€ 22 557€ 23 62893,6%96,4%
€ 23 629€ 24 78291,7%95,4%
€ 24 783€ 25 93689,8%94,4%
€ 25 937€ 27 09087,9%93,3%
€ 27 091€ 28 24386,1%92,3%
€ 28 244€ 29 39884,2%91,3%
€ 29 399€ 30 55282,3%90,3%
€ 30 553€ 31 70680,5%89,2%
€ 31 707€ 32 86078,6%88,2%
€ 32 861€ 34 01476,7%87,2%
€ 34 015€ 35 16874,8%86,2%
€ 35 169€ 36 32273,0%85,1%
€ 36 323€ 37 47671,1%84,1%
€ 37 477€ 38 63169,2%83,1%
€ 38 632€ 39 78467,3%82,0%
€ 39 785€ 41 04463,5%79,9%
€ 41 045€ 43 45759,8%77,9%
€ 43 458€ 45 87056,0%75,8%
€ 45 871€ 48 28452,3%73,8%
€ 48 285€ 50 69648,5%71,7%
€ 50 697€ 53 10944,8%69,7%
€ 53 110€ 55 52241,1%67,6%
€ 55 523€ 57 93637,3%65,6%
€ 57 937€ 60 34833,6%63,5%
€ 60 349€ 62 76229,8%61,5%
€ 62 763€ 65 17526,0%59,3%
€ 65 176€ 67 58822,3%57,3%
€ 67 589€ 70 00118,5%55,2%
€ 70 002€ 72 41414,8%53,2%
€ 72 415€ 74 82811,0%51,1%
€ 74 829€ 77 240 7,3%49,1%
€ 77 241€ 79 653 3,5%47,1%
€ 79 654en hoger 0,0%45,0%

Tabel IIA. (artikel 6, tweede lid) Extra kinderopvangtoeslag over berekeningsjaar 2007

(Gezamenlijk) toetsingsinkomen Extra kinderopvangtoeslag als percentage van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 9, derde lid, respectievelijk in artikel 12, derde lid
VanTotEerste kindTweede e.v. kind
lager dan€ 16 11896,5%96,5%
€ 16 119€ 17 19196,1%96,5%
€ 17 192€ 18 26495,7%96,5%
€ 18 265€ 19 33795,3%96,5%
€ 19 338€ 20 41094,8%96,5%
€ 20 411€ 21 48394,4%96,4%
€ 21 484€ 22 55694,0%96,4%
€ 22 557€ 23 62893,6%96,4%
€ 23 629€ 24 78291,7%95,4%
€ 24 783€ 25 93689,8%94,4%
€ 25 937€ 27 09087,9%93,3%
€ 27 091€ 28 24386,1%92,3%
€ 28 244€ 29 39884,2%91,3%
€ 29 399€ 30 55282,3%90,3%
€ 30 553€ 31 70680,5%88,2%
€ 31 707€ 32 86078,6%86,1%
€ 32 861€ 34 01476,7%84,0%
€ 34 015€ 35 16874,8%81,9%
€ 35 169€ 36 32273,0%79,8%
€ 36 323€ 37 47671,1%77,7%
€ 37 477€ 38 63169,2%75,6%
€ 38 632€ 39 78467,3%73,5%
€ 39 785€ 41 04463,5%71,4%
€ 41 045€ 43 45759,8%67,2%
€ 43 458€ 45 87056,0%63,0%
€ 45 871€ 48 28452,3%58,8%
€ 48 285€ 50 69648,5%54,6%
€ 50 697€ 53 10944,8%50,4%
€ 53 110€ 55 52241,1%46,2%
€ 55 523€ 57 93637,3%42,0%
€ 57 937€ 60 34833,6%37,8%
€ 60 349€ 62 76229,8%33,6%
€ 62 763€ 65 17526,0%29,4%
€ 65 176€ 67 58822,3%25,2%
€ 67 589€ 70 00118,5%21,0%
€ 70 002€ 72 41414,8%16,8%
€ 72 415€ 74 82811,0%12,6%
€ 74 829€ 77 240 7,3% 8,4%
€ 77 241€ 79 653 3,5% 4,2%
€ 79 654en hoger 0,0% 0,0%

Tabel IIB. (artikel 6, tweede lid) Extra kinderopvangtoeslag over berekeningsjaar 2008

(Gezamenlijk) toetsingsinkomenExtra kinderopvangtoeslag als percentage van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 9, derde lid, respectievelijk in artikel 12, derde lid
VanTotEerste kindTweede e.v. kind
lager dan€ 16 11896,5%96,5%
€ 16 119€ 17 19196,1%96,5%
€ 17 192€ 18 26495,7%96,5%
€ 18 265€ 19 33795,3%96,5%
€ 19 338€ 20 41094,8%96,5%
€ 20 411€ 21 48394,4%96,4%
€ 21 484€ 22 55694,0%96,4%
€ 22 557€ 23 62893,6%96,4%
€ 23 629€ 24 78291,7%95,4%
€ 24 783€ 25 93689,8%94,4%
€ 25 937€ 27 09087,9%93,3%
€ 27 091€ 28 24386,1%92,3%
€ 28 244€ 29 39884,2%91,3%
€ 29 399€ 30 55282,3%90,3%
€ 30 553€ 31 70679,3%87,0%
€ 31 707€ 32 86076,2%83,6%
€ 32 861€ 34 01473,2%80,3%
€ 34 015€ 35 16870,1%76,9%
€ 35 169€ 36 32267,1%73,6%
€ 36 323€ 37 47664,0%70,2%
€ 37 477€ 38 63161,0%66,9%
€ 38 632€ 39 78457,9%63,5%
€ 39 785€ 41 04454,9%60,2%
€ 41 045€ 43 45748,8%53,5%
€ 43 458€ 45 87042,7%46,8%
€ 45 871€ 48 28436,6%40,1%
€ 48 285€ 50 69630,5%33,4%
€ 50 697€ 53 10924,4%26,8%
€ 53 110€ 55 52218,3%20,1%
€ 55 523€ 57 93612,2%13,4%
€ 57 937€ 60 348 6,1% 6,7%
€ 60 349en hoger 0,0% 0,0%

Tabel IIC. (artikel 6, tweede lid) Extra kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 en volgende jaren

(Gezamenlijk) toetsingsinkomenExtra kinderopvangtoeslag als percentage van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 9, derde lid, respectievelijk in artikel 12, derde lid
VanTotEerste kindTweede e.v. kind
lager dan€ 16 11896,5%96,5%
€ 16 119€ 17 19196,1%96,5%
€ 17 192€ 18 26495,7%96,5%
€ 18 265€ 19 33795,3%96,5%
€ 19 338€ 20 41094,8%96,5%
€ 20 411€ 21 48394,4%96,4%
€ 21 484€ 22 55694,0%96,4%
€ 22 557€ 23 62893,6%96,4%
€ 23 629€ 24 78291,7%95,4%
€ 24 783€ 25 93689,8%94,4%
€ 25 937€ 27 09087,9%93,3%
€ 27 091€ 28 24386,1%92,3%
€ 28 244€ 29 39884,2%91,3%
€ 29 399€ 30 55282,3%90,3%
€ 30 553€ 31 70676,0%83,4%
€ 31 707€ 32 86069,6%76,4%
€ 32 861€ 34 01463,3%69,5%
€ 34 015€ 35 16857,0%62,5%
€ 35 169€ 36 32250,6%55,6%
€ 36 323€ 37 47644,3%48,6%
€ 37 477€ 38 63138,0%41,7%
€ 38 632€ 39 78431,7%34,7%
€ 39 785€ 41 04425,3%27,8%
€ 41 045€ 43 45712,7%13,9%
€ 43 458en hoger 0,0% 0,0%

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Het onderhavige besluit wordt gewijzigd in verband met het besluit van het kabinet om voor 2006 en volgende jaren de rijksvergoeding van de kosten van kinderopvang in de vorm van de kinderopvangtoeslag voor met name de midden- en hogere inkomensgroepen te verhogen, zowel in het geval dat één kind gebruik maakt van kinderopvang als wanneer meerdere kinderen daarvan gebruik maken. In verband hiermee zijn de percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag vanaf 2006 en volgende jaren, behorend bij dit besluit aangepast.

De kinderopvangtoeslag bestaat uit een tweetal componenten. Een component bestaat uit een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang, ongeacht of de ouder een bijdrage ontvangt in het kader van het verrichten van tegenwoordige arbeid (hierna: werkgeversbijdrage). Daarbij wordt een indeling van toetsingsinkomens en inkomensgroepen gehanteerd op basis van de som van de toetsingsinkomens van de ouder en diens eventuele partner. De extra kinderopvangtoeslag wordt gevormd door dat deel van de toeslag, waarop een ouder aanspraak heeft, omdat hij of zijn eventuele partner geen of een ontoereikende werkgeversbijdrage ontvangt. De (extra) kinderopvangtoeslag wordt – onder het regime van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) – door de Belastingdienst/Toeslagen aan de ouders toegekend en uitbetaald (verwezen zij naar artikel 1a van de Wet kinderopvang). Ingevolge artikel 16 van de Awir moeten ouders ten minste acht weken voor het berekeningsjaar een aanvraag bij de Belastingdienst/Toeslagen hebben ingediend voor een voorschot op de kinderopvangtoeslag.

Voorts wordt het onderhavige besluit in technische en procedurele zin in overeenstemming gebracht met de Awir. Dat betekent dat vanaf 2006 niet langer wordt gesproken over «tegemoetkomingsjaren» en een «(extra) tegemoetkoming van het Rijk», maar van «berekeningsjaren» en een «(extra) kinderopvangtoeslag». Daarnaast vervallen in dat kader de bepalingen die betrekking hebben op voorschotten en uitbetaling.

2. Aanpassing percentagetabel kinderopvangtoeslag 1e kind; intensivering € 100 miljoen

Het kabinet heeft voor 2006 en volgende jaren besloten tot een beleidsintensivering van € 100 miljoen voor de aanpassing van de percentagetabel van het eerste kind. Met deze intensivering worden vooral de midden- en de hogere inkomens tegemoet gekomen. Daarmee wordt tevens een belemmerend effect op (verhoging) van de arbeidsparticipatie van de minstverdienende ouder (meestal de vrouw) uit deze inkomensgroepen weggenomen.

De percentagetabel voor het eerste kind is zodanig aangepast dat vanaf 130% van het wettelijke minimumloon (WML) de rijksbijdrage in de kosten van kinderopvang omhoog gaat. Aan de bovenkant van de tabel zijn bovendien extra inkomensgroepen toegevoegd. Daarmee komen ouders met een toetsingsinkomen tot ruim € 96 000 in aanmerking voor een kinderopvangtoeslag voor de kosten van kinderopvang voor het eerste kind. Voorheen lag de bovengrens hiervoor op ruim € 74 000 per jaar.

De effecten van deze intensivering komen hierna aan de orde. Allereerst worden de netto-huishouduitgaven voor kinderopvang weergegeven voor verschillende situaties. Vervolgens wordt, voor inzicht in het mogelijke effect op arbeidsparticipatie, weergegeven wat het aandeel van de extra kosten voor kinderopvang is van de extra inkomsten wanneer de minstverdienende ouder een dag extra gaat werken. Daarbij wordt steeds uitgegaan van voorbeeldsituaties, waarbij de ene ouder een inkomen heeft dat twee maal zo hoog ligt als het inkomen van de andere ouder. De gekozen voorbeeldsituatie sluit aan bij de veel voorkomende situatie van het anderhalfverdienersmodel1.

Deze voorbeeldsituaties zijn uitgewerkt voor:

• verschillende (huishoud-)inkomensniveaus: modaal, anderhalf modaal, twee keer modaal en drie keer modaal2;

• voor twee en voor drie dagen dagopvang3;

• voor huishoudens met een volledige werkgeversbijdrage (beide werkgevers dragen de maximale belastingvrije bijdrage bij; dit geldt naar schatting voor 44% van de huishoudens) en huishoudens met een «halve» werkgeversbijdrage (één werkgever draagt de maximale belastingvrije bijdrage bij; geldt naar schatting voor 45% van de huishoudens)4.

Onder deze veronderstellingen zijn de meest voorkomende situaties weergegeven. Weergegeven zijn de netto-kosten die ouders kwijt zijn aan dagopvang, dus na aftrek van de werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang en de kinderopvangtoeslag5.

Voor een vergelijking worden de kosten in 2004 (vóór de invoering van de Wet kinderopvang), in 2005 (de huidige regeling) en in 2006 (na de intensivering met € 100 miljoen) weergegeven5. De huidige regeling zoals die voor 2006 zou gelden zonder de intensivering wordt niet in het overzicht betrokken; die regeling is nagenoeg gelijk aan die voor 2005.

Netto-uitgaven voor dagopvang; vergelijking 2004, 2005 en 2006

Tabel 1. Netto huishouduitgaven per jaar voor 2 dagen dagopvang voor 1 kind, bij een volledige werkgeversbijdrage (in euro's).

Inkomen 1-e ouder 2-e ouder200420052006Verschil 2006–2005Verschil 2006–2004
2/3 modaal1/3 modaal957862705158-– 252
1 x modaal1/2 modaal1 7381 8141 320494-– 418
1 1/3 modaal2/3 modaal2 5802 6891 949740-– 631
2 x modaal1 x modaal3 1443 5483 102446-– 42

Huishoudens die voor één kind twee dagen gebruik maken van dagopvang en van beide werkgevers een bijdrage in de kosten voor kinderopvang ontvangen, gaan er in alle hier gepresenteerde voorbeelden in 2006 op vooruit in vergelijking met de oude situatie in 2004. Het netto-voordeel kan oplopen tot ruim € 700 per jaar.

Ten opzichte van de huidige regeling in 2005 zijn het met name de middeninkomens van anderhalf en twee keer modaal die er het meest op vooruit gaan. De grootste vooruitgang geldt voor het hier gekozen voorbeeld met een huishoudinkomen van twee keer modaal, voor dit huishouden gaan de netto uitgaven voor kinderopvang met € 740 per jaar omlaag ten opzichte van de huidige situatie.

Tabel 2. Netto huishouduitgaven per jaar voor 2 dagen dagopvang voor 1 kind, bij een halve werkgeversbijdrage (in euro's).

Inkomen 1-e ouder 2-e ouder200420052006Verschil 2006–2005Verschil 2006–2004
2/3 modaal1/3 modaal2 1731 040883– 158– 1 290
1 x modaal1/2 modaal2 6552 2151 721– 494– 933
1 1/3 modaal2/3 modaal3 2223 2952 555– 740– 668
2 x modaal1 x modaal3 6764 4604 014– 446338

Huishoudens die voor één kind twee dagen gebruik maken van dagopvang en van één werkgever een bijdrage in de kosten voor kinderopvang ontvangen, gaan er in drie van de vier hier gepresenteerde voorbeelden in 2006 op vooruit in vergelijking met de oude situatie in 2004. Het netto-voordeel kan oplopen tot bijna € 1300 per jaar. Alleen de huishoudens met een inkomen van drie keer modaal gaan er in de hier gekozen situatie niet op vooruit vergeleken met 2004.

Ten opzichte van de huidige regeling in 2005 zijn het met name de middeninkomens van anderhalf en twee keer modaal die er het meest op vooruit gaan. De grootste vooruitgang geldt voor het hier gekozen voorbeeld met een huishoudinkomen van twee keer modaal, voor dit huishouden gaan de netto uitgaven voor kinderopvang met € 740 per jaar omlaag ten opzichte van de huidige situatie.

Tabel 3. Netto huishouduitgaven per jaar voor 3 dagen dagopvang voor 1 kind, bij een volledige werkgeversbijdrage (in euro's).

Inkomen 1-e ouder 2-e ouder200420052006Verschil 2006–2005Verschil 2006–2004
2/3 modaal1/3 modaal1 4361 2941 057– 236– 378
1 x modaal1/2 modaal2 6072 7211 980– 741– 627
1 1/3 modaal2/3 modaal3 8704 0342 924– 1 110– 946
2 x modaal1 x modaal4 7175 3224 654– 669– 63

Huishoudens die voor één kind drie dagen gebruik maken van dagopvang, en van beide werkgevers een bijdrage in de kosten voor kinderopvang ontvangen, gaan er in alle hier gepresenteerde voorbeelden in 2006 op vooruit in vergelijking met de oude situatie in 2004. Het netto-voordeel kan oplopen tot bijna € 1000 per jaar.

Ten opzichte van de huidige regeling in 2005 zijn het met name de middeninkomens van anderhalf en twee keer modaal die er het meest op vooruit gaan. De grootste vooruitgang geldt voor het hier gekozen voorbeeld met een huishoudinkomen van twee keer modaal, voor dit huishouden gaan de netto uitgaven voor kinderopvang met ruim € 1100 per jaar omlaag ten opzichte van de huidige situatie.

Tabel 4. Netto huishouduitgaven per jaar voor 3 dagen dagopvang voor 1 kind, bij een halve werkgeversbijdrage (in euro's).

Inkomen 1-e ouder 2-e ouder200420052006Verschil 2006–2005Verschil 2006–2004
2/3 modaal1/3 modaal3 2591 5601 324– 236– 1 935
1 x modaal1/2 modaal3 9823 3232 582– 741– 1 400
1 1/3 modaal2/3 modaal4 8334 9423 832– 1 110– 1 001
2 x modaal1 x modaal5 5146 6906 021– 669507

Huishoudens die voor één kind drie dagen gebruik maken van dagopvang, en die van slechts één werkgever een bijdrage in de kosten ontvangen, gaan er in drie van de vier hier gepresenteerde voorbeelden in 2006 op vooruit, in vergelijking met de oude situatie in 2004. Het netto-voordeel kan oplopen tot bijna € 2000 per jaar.

Ten opzichte van de huidige regeling in 2005 zijn het met name de middeninkomens van anderhalf en twee keer modaal die er het meest op vooruit gaan. De grootste vooruitgang geldt voor het hier gekozen voorbeeld met een huishoudinkomen van twee keer modaal, voor dit huishouden gaan de netto uitgaven voor kinderopvang met ruim € 1100 per jaar omlaag ten opzichte van de huidige situatie.

Effect op (uitbreiding) arbeidsparticipatie

Voor een effect op een uitbreiding van de arbeidsparticipatie wordt verondersteld dat, naast de netto-kosten voor kinderopvang, vooral van invloed hoe hoog het aandeel is van de extra kosten voor kinderopvang op de extra persoonlijke inkomsten («Wat houd ik er netto aan over als ik extra ga werken?»). Daartoe is berekend wat het aandeel is van de kosten van één dag extra kinderopvang, bij één dag extra werken door de minstverdienende ouder1 (het«beslag» op het tweede inkomen). Aannemelijk is, dat een hoog«beslag» op het tweede inkomen een uitbreiding van de arbeidsparticipatie belemmert2. In tabel 5 wordt het «beslag» op het 2-e inkomen weergegeven voor de huidige situatie (2005) en voor 2006 (met de intensivering met € 100 miljoen).

Tabel 5. «Beslag» op het tweede inkomen bij uitbreiding arbeidsduur: kosten van één dag extra kinderopvang, in procenten van het extra besteedbare inkomen, als gevolg van één dag extra werken door de minstverdienende ouder; bij volledige en bij halve werkgeversbijdrage; in 2005 en 2006 (in euro's).

Inkomen 1-e ouder 2-e oudervolledige werkgeversbijdrage 2005 2006halve werkgeversbijdrage 2005 2006
2/3 modaal1/3 modaal35,0%26,6%42,6%34,3%
1 x modaal1/2 modaal47,2%34,1%57,8%44,7%
1 1/3 modaal2/3 modaal52,9%38,0%64,9%50,0%
2 x modaal1 x modaal35,2%43,3%44,3%52,4%

Bij de huidige regeling (2005) is het «beslag» op het tweede inkomen bij een dag extra werken vooral hoog bij de middeninkomens van anderhalf en twee keer modaal in deze voorbeeldsituaties. Voor huishoudens met een inkomen van anderhalf modaal is het «beslag» 47% van het extra verdiende inkomen wanneer beide werkgevers bijdragen in de kosten. Dat wil zeggen dat de minstverdienende ouder 47% van de extra netto inkomsten op ziet gaan aan de extra kosten voor kinderopvang, wanneer hij of zij een dag meer gaat werken. Bij een ontbrekende werkgeversbijdrage is het «beslag» voor dit inkomen 58%. Bij een inkomen van twee keer modaal is het «beslag» op het tweede inkomen nog hoger: 53% bij een volledige werkgeversbijdrage en 65% bij een ontbrekende werkgeversbijdrage.

Na de intensivering met € 100 miljoen wordt dit «beslag» voor inkomens tot en met twee keer modaal teruggebracht, met resp. 8%, 13% en 15% voor zowel huishoudens met een volledige als met een halve werkgeversbijdrage. De grootste verbetering treedt op bij de inkomens waar het «beslag» het hoogst is, bij anderhalf keer modaal en twee keer modaal.

Bij een intensivering van € 100 miljoen lijken huishoudens met een inkomen van drie keer modaal (2x /1x modaal) er op achteruit te gaan. Het «beslag» op het inkomen van de minstverdienende partner neemt weliswaar toe, maar in absolute zin gaat ook deze inkomensgroep er bij een beleidsintensivering van € 100 miljoen op vooruit in vergelijking met de huidige regeling1.

3. Aanpassing percentagetabel kinderopvangtoeslag tweede en volgende kinderen; intensivering € 30 miljoen

De intensivering met € 30 miljoen wordt eveneens ingezet om vooral de midden- en hogere inkomens tegemoet te komen. De percentagetabellen voor tweede en volgende kinderen zijn zodanig aangepast dat vanaf 130% WML de rijksbijdrage omhoog gaat. Aan de bovenkant van de tabel zijn extra inkomensgroepen toegevoegd (overeenkomstig de vormgeving bij de percentagetabel voor het eerste kind). Daarmee wordt de subsidie voor de kosten van kinderopvang van tweede en volgende kinderen verhoogd voor huishoudens met een toetsingsinkomen van ruim € 96 000. De structurele kinderopvangtoeslag voor de hoogste inkomens (toetsingsinkomens vanaf ruim € 96 000 per jaar) voor het tweede en volgende kind wordt verhoogd van 46,4% naar 57,4%. Het doel van deze intensivering is het wegnemen van een belemmerend effect op (verhoging) van de arbeidsparticipatie van de minstverdienende ouder (meestal de vrouw). Circa een derde deel van de kinderen die gebruik maken van kinderopvang betreft tweede en volgende kinderen.

De effecten van de intensivering met € 30 miljoen voor de tweede- en volgende kindtabel komen hierna aan de orde. Allereerst worden in tabellen 6, 7, 8 en 9 de netto-huishouduitgaven voor kinderopvang weergegeven, voor 2004 (oude situatie), 2005 (huidige situatie), 2006 (intensivering € 100 miljoen) en 2006 (intensivering met € 130 miljoen).

Vervolgens wordt, voor inzicht in het mogelijke effect op arbeidsparticipatie, weergegeven wat het «beslag» op het tweede inkomen is wanneer de minstverdienende ouder een dag extra gaat werken: in dit voorbeeld gaat de minstverdienende ouder van 3 dagen naar 4 dagen werk per week, en de kinderen gaan van 2 dagen dagopvang naar 3 dagen dagopvang (zie tabel 10).

Bij deze tabellen wordt, in tegenstelling tot de tabellen in paragraaf 2, uitgegaan van twee kinderen die naar de dagopvang gaan. Voor het overige wordt uitgegaan van dezelfde voorbeeldsituaties als in paragraaf 1 uiteengezet.

Netto-uitgaven voor dagopvang; vergelijking 2004, 2005, 2006 (+ € 100 mln.) en 2006 (+ € 130 mln.)

Tabel 6. Netto huishouduitgaven per jaar voor 2 dagen dagopvang voor 2 kinderen, bij een volledige werkgeversbijdrage (in euro's).

Inkomen 1-e ouder 2-e ouder200420052006 +100 mln2006+130 mlnVerschil 2006- (+130 mln) -2005Verschil 2006 (+130 mln)-2004
2/3 modaal1/3 modaal1 3381 1941 037934– 260– 404
1 x modaal1/2 modaal2 3822 4091 9151 608– 800– 774
1 1/3 modaal2/3 modaal3 4893 5192 7792 298– 1 221– 1 191
2 x modaal1 x modaal4 0934 6194 2113 561– 1 057– 532

Huishoudens die voor twee kinderen twee dagen gebruik maken van dagopvang en van beide werkgevers een bijdrage in de kosten voor kinderopvang ontvangen, gaan er in alle hier gepresenteerde voorbeelden in 2006 op vooruit in vergelijking met de oude situatie in 2004. Het netto-voordeel kan oplopen tot bijna € 1200 per jaar.

Ten opzichte van de huidige regeling in 2005 zijn het met name de inkomens van twee keer en drie keer modaal die er het meest op vooruit gaan. De grootste vooruitgang geldt voor het hier gekozen voorbeeld met een huishoudinkomen van twee keer modaal, voor dit huishouden gaan de netto uitgaven voor kinderopvang met ruim € 1200 per jaar omlaag ten opzichte van de huidige situatie.

Tabel 7. Netto huishouduitgaven per jaar voor 2 dagen dagopvang voor 2 kinderen, bij een halve werkgeversbijdrage (in euro's).

Inkomen1-e ouder 2-e ouder200420052006+100 mln2006+130 mlnVerschil2006- (+130 mln) -2005 Verschil 2006 (+130 mln)-2004
2/3 modaal1/3 modaal4 0571 4711 3131 210– 260– 2 847
1 x modaal1/2 modaal4 6863 0302 5362 230– 800– 2 455
1 1/3 modaal2/3 modaal5 4344 4573 7173 236– 1 221– 2 198
2 x modaal1 x modaal5 7036 0325 6244 974– 1 057– 729

Huishoudens die voor twee kinderen twee dagen gebruik maken van dagopvang en van één werkgever een bijdrage in de kosten voor kinderopvang ontvangen, gaan er in alle hier gepresenteerde voorbeelden in 2006 op vooruit in vergelijking met de oude situatie in 2004. Het netto-voordeel kan oplopen tot bijna € 3000 per jaar.

Ten opzichte van de huidige regeling in 2005 zijn het met name de inkomens van twee keer en drie keer modaal die er het meest op vooruit gaan. De grootste vooruitgang geldt voor het hier gekozen voorbeeld met een huishoudinkomen van twee keer modaal, voor dit huishouden gaan de netto uitgaven voor kinderopvang met ruim € 1200 per jaar omlaag ten opzichte van de huidige situatie.

Tabel 8. Netto huishouduitgaven per jaar voor 3 dagen dagopvang voor 2 kinderen, bij een volledige werkgeversbijdrage.

Inkomen1-e ouder 2-e ouder200420052006+100 mln2006 +130 mlnVerschil2006- (+130 mln) -2005Verschil 2006 (+130 mln)-2004
2/3 modaal1/3 modaal2 0071 7911 5551 401– 391– 606
1 x modaal1/2 modaal3 5733 6132 8722 413– 1 200– 1 161
1 1/3 modaal2/3 modaal5 2335 2794 1683 446– 1 832– 1 787
2 x modaal1 x modaal6 1406 9286 3165 342– 1 586– 799

Huishoudens die voor twee kinderen drie dagen gebruik maken van dagopvang en van beide werkgevers een bijdrage in de kosten voor kinderopvang ontvangen, gaan er in alle hier gepresenteerde voorbeelden in 2006 op vooruit in vergelijking met de oude situatie in 2004. Het netto-voordeel kan oplopen tot bijna € 1800 per jaar.

Ten opzichte van de huidige regeling in 2005 zijn het met name de inkomens van twee keer en drie keer modaal die er het meest op vooruit gaan. De grootste vooruitgang geldt voor het hier gekozen voorbeeld met een huishoudinkomen van twee keer modaal, voor dit huishouden gaan de netto uitgaven voor kinderopvang met ruim € 1800 per jaar omlaag ten opzichte van de huidige situatie.

Tabel 9. Netto huishouduitgaven per jaar voor 3 dagen dagopvang voor 2 kinderen, bij een halve werkgeversbijdrage (in euro's).

Inkomen1-e ouder 2-e ouder200420052006+100 mln2006 +130 mlnVerschil2006- (+130 mln) -2005Verschil 2006 (+130 mln)-2004
2/3 modaal1/3 modaal6 0862 2061 9691 815– 391– 4 271
1 x modaal1/2 modaal7 0284 5463 8053 345– 1 200– 3 683
1 1/3 modaal2/3 modaal8 1506 6865 5764 854– 1 832– 3 297
2 x modaal1 x modaal8 5549 0478 4367 461– 1 586– 1 093

Huishoudens die voor twee kinderen drie dagen gebruik maken van dagopvang, en die van slechts één werkgever een bijdrage in de kosten ontvangen, gaan er in alle hier gepresenteerde voorbeelden in 2006 op vooruit, in vergelijking met de oude situatie in 2004. Het netto-voordeel kan oplopen tot ruim € 4000 per jaar.

Ten opzichte van de huidige regeling in 2005 zijn het met name de inkomens van twee keer en drie keer modaal die er het meest op vooruit gaan. De grootste vooruitgang geldt voor het hier gekozen voorbeeld met een huishoudinkomen van twee keer modaal, voor dit huishouden gaan de netto uitgaven voor kinderopvang met ruim € 1800 per jaar omlaag ten opzichte van de huidige situatie.

Effect op (uitbreiding) arbeidsparticipatie

Voor inzicht in het mogelijke effect op arbeidsparticipatie wordt in tabel 10 het «beslag» op het 2-e inkomen weergegeven voor de huidige situatie (2005), voor 2006 met de intensivering met € 100 miljoen, en voor 2006 met een intensivering met € 130 miljoen (zie ook de toelichting bij paragraaf 1).

Tabel 10. «Beslag» op het tweede inkomen bij uitbreiding arbeidsduur: kosten van één dag extra kinderopvang voor 2 kinderen, in procenten van het extra besteedbare inkomen, als gevolg van één dag extra werken door de minstverdienende ouder; bij volledige en bij halve werkgeversbijdrage; in 2005, 2006 (intensivering € 100 miljoen) en 2006 (intensivering € 130 miljoen)1

Inkomen1-e ouder 2-e oudervolledige werkgeversbijdragehalve werkgeversbijdrage
  20052006+100 mln2006+130 mln20052006 +100 mln2006+130 mln
2/3 modaal1/3 modaal46,8%38,4%32,9%58,6%50,2%44,7%
1 x modaal1/2 modaal61,7%48,5%40,2%78,1%64,9%56,6%
1 1/3 modaal2/3 modaal68,8%53,8%44,0%87,3%72,4%62,6%
2 x modaal1 x modaal45,9%54,3%49,1%59,9%68,3%63,1%

Bij de huidige regeling (2005) is het «beslag» op het tweede inkomen bij een dag extra werken en dagopvang voor twéé kinderen, vooral hoog bij de middeninkomens van anderhalf en twee keer modaal in deze voorbeeldsituaties. Voor huishoudens met een inkomen van anderhalf modaal is het «beslag» 62% van het extra verdiende inkomen wanneer beide werkgevers bijdragen in de kosten, en 78% bij één ontbrekende werkgeversbijdrage. Bij een toetsingsinkomen van twee keer modaal is het «beslag» op het tweede inkomen nog hoger: 69% bij een volledige werkgeversbijdrage en 87% bij een ontbrekende werkgeversbijdrage.

Na de intensivering met € 130 miljoen (waarvan € 100 miljoen voor 1-e kindtabel en € 30 miljoen voor tabel 2-e en volgende kinderen) wordt het «beslag» voor inkomens tot en met twee keer modaal teruggebracht, met resp. 14%, 22% en 25%, voor zowel huishoudens met een volledige als huishoudens met een halve werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang. De grootste verbetering treedt op bij de inkomens waar het «beslag» het hoogst is, bij anderhalf keer modaal en twee keer modaal. Het «beslag» voor de hoogste inkomensgroepen (drie keer modaal) komt met deze intensivering op 49%, wanneer beide werkgevers bijdragen in de kosten.

ARTIKELSGEWIJS

Onderdeel I, onderdeel A

Deze wijziging strekt er uitsluitend toe om de benaming «tegemoetkoming» in artikel 1 wettelijk te wijzigen. In tegenstelling tot onderdeel C wordt in onderdeel A «tegemoetkoming» niet vervangen door «kinderopvangtoeslag» maar door «kinderopvangtoeslag en voor tegemoetkomingen van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen». Dit omdat het begrip tegemoetkoming in artikel 1 niet alleen betrekking heeft op de tegemoetkoming van het Rijk, maar ook op tegemoetkomingen van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Onderdeel I, onderdeel C

Het tweede lid van artikel 2 kan vervallen, omdat deze bepaling uitsluitend betrekking heeft op het jaar 2005. Het derde lid van artikel 2 kan eveneens vervallen, omdat hetgeen in dat lid is bepaald vanaf 2006 is geregeld in artikel 5 van de Awir.

Artikel I, onderdelen D en H

Deze wijzigingen strekken er uitsluitend toe de benamingen «(extra) tegemoetkoming van het Rijk» en «tegemoetkoming» wettelijk te wijzigen in «(extra) kinderopvangtoeslag». Dit naar aanleiding van de door de Tweede Kamer in het kader van de behandeling van de wetsvoorstellen Awir (29 764) en de Aanpassingswet Awir (29 765) aangenomen motie van de leden Verburg, Weekers en Van der Vlies, waarin de regering is verzocht om door middel van het veranderen van de benaming van bepaalde toeslagen de herkenbaarheid van de regelingen te versterken.

Artikel I, onderdelen E en G

Bij nader inzien is gebleken dat op onderdelen de aangewezen index voor de maximum uurprijs en voor de inkomensgroepen niet correct is geformuleerd. Dit is hersteld.

Artikel I, onderdeel L

Deze wijziging strekt er uitsluitend toe de benaming «tegemoetkomingsjaar» wettelijk te wijzigen in «berekeningsjaar».

Artikel I, onderdeel M

Als gevolg van de komst van de Awir zijn de artikelen 15 en 16 van het besluit, die betrekking hebben op de voorschotverlening van het Rijk vervallen. Een en ander is thans in de Awir (artikel 14 e.v.) geregeld. Niettemin is de inhoud van deze artikelen nog altijd relevant voor de voorschotverlening van het Uitvoeringinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 30 van de Wet kinderopvang. In verband daarmee is de inhoud van die artikelen verplaatst, voor zover het de rol van het Uwv betreft, naar artikel 21 van het besluit. Dit is een technische wijziging.

Onderdeel I, onderdeel N

Door het vervallen van artikel 14, tweede lid, is het tweede lid van artikel 23 opnieuw geredigeerd. Daarbij is de verwijzing in artikel 23, tweede lid, naar artikel 14 geschrapt.

Onderdeel I, onderdeel O

De citeertitel van het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang (Stb. 2004, 554) is gewijzigd, omdat door bovenstaande aanpassingen van benamingen de oude citeertitel niet meer voldeed.

Artikelen II en III

Bijlage I bij dit besluit bevat de gewijzigde percentagetabel voor kinderopvangtoeslag voor de berekeningsjaren vanaf 2006. In verband hiermee vervallen de oorspronkelijk bij het onderhavige besluit opgenomen tabellen. Voor de extra kinderopvangtoeslag zijn als bijlage bij dit besluit de gewijzigde percentage tabellen II (2006), IIA (2007), IIB (2008) en IIC (2009) gevoegd. Deze tabellen zijn geïndexeerd voor 2006 en voorts is in deze tabellen de term «extra tegemoetkoming» vervangen door: extra kinderopvangtoeslag. In verband hiermee is in artikel II geregeld dat er voor deze percentagetabellen geen afzonderlijke indexeringsregeling voor 2006 komt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,


XNoot
1

Samenwonende werkende vrouwen met een of meer minderjarige kinderen hebben gemiddeld een inkomen uit arbeid dat 30% tot 40% bedraagt van het inkomen van hun partner, zie Emancipatiemonitor 2004, figuur 6.3.

XNoot
2

78% van de huishoudens van tweeverdieners met kinderen jonger dan twaalf jaar, heeft een inkomen tussen de een keer modaal en de drie keer modaal (bron: SZW);

XNoot
3

De meeste kinderen (63%) gaan twee tot drie dagen naar de dagopvang; 33% gaat een of anderhalve dag (bron: gebruikersonderzoek Vyvoj). Twee derde van de aanvragen voor kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst in 2005 betreft eerste kinderen; drie kwart van de uren formele kinderopvang betreft dagopvang (bron: beleidsinformatie Belastingdienst);

XNoot
4

In 2004 had 66,1 % van de werknemers aanspraak op een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang. Daarmee komt het aandeel huishoudens met een volledige werkgeversbijdrage (twee werkgevers dragen bij) op 44% (66,1% * 66,1%) en het aandeel met een «halve» werkgeversbijdrage (één werkgever draagt bij) op 45% (66,1% * 33,9% + 33,9% * 66,1%).

XNoot
5

Bij de netto-kosten in 2004, vóór invoering van de Wet, is de SZW-adviestabel voor bedrijfsplaatsen gehanteerd en is rekening gehouden met de aftrekbaarheid van kosten kinderopvang voor de inkomstenbelasting.

XNoot
1

Uitgegaan is van dezelfde voorbeeldsituaties als in de voorgaande tabellen; bij deze tabellen wordt er van uit gegaan dat de minstverdienende ouder de arbeidsparticipatie van 3 dagen naar 4 dagen uitbreidt, en dat de kinderopvang van 2 dagen naar 3 dagen wordt uitgebreid.

XNoot
2

Uit o.a. de Emancipatiemonitor 2004 blijkt dat financiële overwegingen een belangrijke rol spelen bij de keuze al dan niet de arbeidsparticipatie uit te breiden. Vrouwen met kinderen onder de 12 jaar noemen relatief vaak «een aanzienlijke financiële vooruitgang» als voorwaarde om meer uren te werken.

XNoot
1

De 4e dag werken door de minstverdienende partner resulteert voor dit huishouden binnen de (aangepaste) percentagetabel 2006 in een lagere kinderopvangtoeslag (1,6% in plaats van 9,4%). Doordat een 4e dag werken onder de huidige regeling geen effect heeft (namelijk van 0% subsidie naar 0% subsidie), maar bij aanpassing van de tabel door een intensivering met € 100 mln. wel, neemt het «beslag» op het tweede inkomen voor deze groep toe.

XNoot
1

Uitgegaan is van dezelfde voorbeeldsituaties als in de voorgaande tabellen; bij deze tabellen wordt er van uit gegaan dat de minstverdienende ouder de arbeidsparticipatie van 3 dagen naar 4 dagen uitbreidt, en dat de kinderopvang voor 2 kinderen van 2 dagen naar 3 dagen wordt uitgebreid.

Naar boven