28 447
Regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet kinderopvang)

nr. 103
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 november 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 14 oktober 2004 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– het ontwerp-Tijdelijk besluit innovatieve kinderopvang (28 447, nr. 96);

– de brief d.d. 18 augustus 2004 over de Wet kinderopvang en sociaal-medische indicatie (28 447, nr. 97).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Smilde (CDA) wijst erop dat de voorbereidingen voor invoering van de nieuwe Wet kinderopvang, een integrale regeling, in volle gang zijn. De brancheorganisatie en de belangenbehartiger namens de ouders hebben tevens een kwaliteitsconvenant gesloten. Ouders krijgen de keuze bij het onderbrengen van hun kinderen, na het nemen van de AMvB ook bij innovatieve vormen van kinderopvang.

Na de Welzijnswet en de adviezen van de Commissie dagindeling zijn experimenten met kinderopvangmogelijkheden van de grond gekomen die in een behoefte blijken te voorzien. Het gaat om kleinschalige vormen op het platteland en vormen waarbij uitgegaan wordt van een bepaalde levensovertuiging of een bepaalde pedagogische school. De eerdergenoemde AMvB, een tijdelijk besluit, maakt deze vormen ook mogelijk onder de nieuwe wet. In artikel 1 wordt gesproken van gastouderopvang. Valt hieronder alleen gastouderopvang via formele bureaus? Deze stringente eis strookt immers niet met het experimentele karakter van het besluit. Wat vindt de minister van een innovatieve vorm van kinderopvang waarbij buitenschoolse opvang met tussenschoolse opvang wordt gecombineerd? In het besluit is sprake van een maximale groepsgrootte van zes kinderen. Dat is toe te juichen, omdat ondernemers gastouderopvang niet alleen sociaal maar ook economisch beter kunnen exploiteren met zes in plaats van vier kinderen. Hoe is overigens de kwaliteitsborging bij experimentele vormen van opvang geregeld? Deze worden onder de wet gebracht en moeten dus voldoen aan de kwaliteitseisen van bijvoorbeeld de artikelen 49, 50, 51 en 54 van de Wet kinderopvang. Alleen zo is bovendien een goede keuze mogelijk tussen reguliere en experimentele opvang.

In de memorie van toelichting staat dat ouders worden geïnformeerd als kinderopvang onder het tijdelijke besluit valt. Ligt het ook niet voor de hand om daarbij de ouders te informeren over wat het innovatieve karakter inhoudt? Is er overigens ook een vorm van 24-uurs opvang mogelijk binnen de experimenteerregeling?

Mevrouw Smilde stemt in met het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang. De passage over de aanvulling voor gebruikers van voormalige subsidieplaatsen stemt tot tevredenheid. Het financiële beeld voor de ouders lijkt er daarnaast meer in het algemeen gunstig uit te zien, volgens een bericht in het AD.

Het voornemen van de minister om de indicatiestelling voor sociaal-medische doelgroepen in 2005 bij de gemeenten te laten is logisch. De centrale indicatiestelling van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is immers nog onduidelijk. In de loop van 2005 moet dit punt nader worden bezien, zeker omdat onduidelijk is hoe de indicatiestelling uitpakt in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Hoe zit het met de informatievoorziening naar de doelgroepen van de gemeenten? Hoe staat het met de informatievoorziening aan de ouders? Zowel bij de Belastingdienst, SZW als BOinK blijkt de telefoon roodgloeiend te staan.

Mevrouw Hamer (PvdA) was verrast dat de minister na behandeling van het wetsvoorstel over kinderopvang alsnog met een tijdelijk besluit komt. Bij die behandeling is immers duidelijk gemaakt dat de kwaliteitseisen in het vervolg door de partijen in het veld overeengekomen moeten worden. Het is dan toch logisch om de convenantspartijen ook over innovatieve kinderopvang afspraken te laten maken? Wat houdt overigens de term innovatief precies in? Het lijkt immers alleen te gaan om de afwijking van vier naar zes kinderen, naast de eigen kinderen van een gastoudergezin. Dat getal lijkt te veel van het goede.

Onbegrijpelijk is dat de financiële paragraaf bij vormen van wettelijke flexibele opvang vervolgens niet geregeld wordt. Het gaat om flexibele 24-uurs opvang, waaraan hogere kosten zijn verbonden dan het vastgestelde maximum. Dat zal ouders in de problemen brengen bij het verkrijgen van een vergoeding. Waarom is dat niet in het tijdelijke besluit opgenomen?

Mevrouw Hamer vraagt naar de stand van zaken bij de uitvoering van de nieuwe wet. Zeer verheugend in dit licht is dat de convenantspartijen de verantwoordelijkheid op zich hebben genomen die de Kamer heeft laten liggen. Het is goed dat zij bijna alles hebben overgenomen wat door de PvdA is voorgesteld. Hoe vindt hierop overigens controle door de minister plaats? Er bestaat immers nog geen beleidsregel. Naar verluidt wacht reeds de GGD op aanwijzingen om de controle op te stellen.

De berichten in het AD zijn inderdaad verheugend. Dat is dan ook te danken aan de partijen die het amendement ter zake hebben ingediend en aangenomen. De fractie van het CDA hoort daar niet bij. Wat gebeurt er echter voor de andere groepen? Kan de minister in het algemeen iets zeggen over de prijsstijgingen?

Mevrouw Hamer krijgt veel klachten over de door veel mensen als bureaucratisch ondervonden procedures. Mensen moeten voor 30 november aan de Belastingdienst doorgeven wat de bijdrage is van hun werkgever. Veel CAO-onderhandelingen liggen echter nog stil, zodat hierover geen afspraken worden gemaakt. Wat doet de minister om dit probleem op te lossen?

Mevrouw Stuurman (PvdA) vindt het vervelend dat vanaf 2005 geen sprake is van een uniforme regeling voor de sociaal-medisch geïndiceerden. De minister heeft met redenen omkleed duidelijk gemaakt dat de hiervoor bedoelde AMvB vooralsnog niet mogelijk is. Het was duidelijk dat die gecompliceerd zou zijn, omdat het niet alleen om ouders, maar ook om onder de doelgroep vallende kinderen gaat. Wat is echter de werkelijke, niet in de brief genoemde reden voor het niet invoeren van de AMvB? Uit het veld zijn geluiden te horen over de wijze waarop met het geld omgesprongen zal worden. Daar wordt niemand vrolijk van. Bij bezoeken aan kinderopvang is daarnaast gebleken dat er het nodige aan de hand is. De gelden blijken niet geoormerkt te worden. De indicatiestelling vindt in de praktijk plaats door de GGD. Waarom wordt daarop niet voortgeborduurd? Bij de sociaal-geïndiceerden moet sprake zijn van een laagdrempelige kinderopvang. Het door de minister toegevoegde bedrag aan het Gemeentefonds lijkt nu reeds te weinig te zijn. Ook blijkt dat gemeenten niet weten wat zij met doelgroep en potje moeten doen. Hier ligt een rol voor de minister om dit probleem op te lossen.

Nieuwkomers in Nederland moeten hun kinderen kunnen onderbrengen in de kinderopvang. Daarvoor moet een aantal stappen ondernomen worden om aan het geld te komen voor inkoop daarvan. Taalles is vaak geen probleem, maar wel het geld voor de kinderopvang. Hoe wordt dit probleem opgelost? Ook mensen die in de schulden zitten ondervinden problemen om kinderopvang te betalen. Vergoeding voor kinderopvang kan immers snel via de bankrekening bij schuldeisers terechtkomen. Hoe denkt de minister dit probleem op te lossen?

Mevrouw Örgü (VVD) is verheugd over het convenant van het veld over de kwaliteitseisen.

De AMvB over innovatieve kinderopvang moet spoedig worden ingevoerd, waarmee indirect immers de motie-Blok over vergroting van de maximale groepsgrootte van vier naar zes bij kinderopvang aan huis wordt uitgevoerd. Kan de regering toezeggen dat het bij een gunstige evaluatie ook in de wet opgenomen wordt? Als deze innovatie op een goede manier in praktijk wordt gebracht, moet hierover zeker nader overlegd worden.

Mevrouw Örgü dringt erop aan in het tijdelijk besluit niet alleen een verruiming bij gastouderopvang op te nemen, maar ook de duurdere opvangvormen te faciliteren. Het gaat daarbij met name om de 24-uurs opvang. Het vastgestelde maximum in tegemoetkoming van de kosten is voor veel ouders te weinig. Ouders die gebruik maken van deze vormen van kinderopvang zijn vaak werkzaam in onregelmatige diensten, zoals in de horeca, het vervoer en de zorg. In sommige gevallen is er geen partner. Een groot deel van deze ouders behoort daarnaast ook niet tot de groepen met een hoger inkomen. Al met al wordt met het maximum de toegankelijkheid van de 24-uurs opvang in gevaar gebracht. Artikel 87, lid 1.c, van de wet biedt de mogelijkheid een aparte uurprijs vast te stellen voor opvangvormen die onder het experimenteerartikel vallen. Kan de minister aangeven waarom er geen tijdelijke experimenten met een hogere uurprijs worden toegestaan? Op de lange duur worden de uurprijzen immers gelijkgetrokken.

Het Landelijk Centrum van Indicatiestelling Zorg is samen met VWS een aantal criteria aan het ontwikkelen voor een uniforme indicatiestelling. Volgens berichten zou een en ander met ingang van 1 januari 2005 op orde zijn. Wat is volgens de minister de relatie met de kinderopvang? Kan dit eventueel problemen veroorzaken als het niet tijdig op orde is? Kan de minister aangeven wanneer de financiering van kinderopvang met sociaal-medische indicatie alsnog onder de Wet kinderopvang kan komen? Kan de minister toezeggen dat dit klaar voor uitvoering is op 1 januari 2005? Kan de minister aangeven hoe de gemeenten voorbereid worden op de extra inspanning in het kader van de sociaal-medische indicatie? Hoe denkt de minister te waarborgen dat er tussen de gemeenten geen al te grote verschillen ontstaan wat betreft toekenning van financiële middelen voor kinderopvang op dit vlak?

De Kamer heeft bij wet geregeld dat werknemers keuzes kunnen maken bij het plaatsen van hun kinderen. In sommige gevallen blijkt echter de werkgever die keuze te maken. Wat doet de minister om deze vrijheid voor de werknemers in de praktijk vorm te geven?

Mevrouw Tonkens (GroenLinks) is verbaasd dat de enige innovatie in de AMvB de vergroting van gastouderopvang van vier naar zes kinderen inhoudt, exclusief de eigen kinderen. Welke villa is überhaupt geschikt om zoveel kinderen onder te brengen? In sommige lobbybrieven staat dat het een goed idee is omdat het alleen maar betrekking heeft op tussentijdse en naschoolse opvang. Dat is toch een aardig groot deel van de dag? Waarom deze AMvB? Wie wordt hier beter van? Of is het alleen om het goedkoper te maken? De criteria zijn nogal onduidelijk, want economisch en niet betrokken op het welzijn van kinderen. Bovendien verdient de terminologie aanscherping. Bij kleinschalige opvang gaat het immers om twee soorten: aan huis en in een kindercentrum. Dit onderscheid kan bij de evaluatie helpen om zinnige conclusies te trekken.

Een belangrijke flexibele vorm van kinderopvang is de 24-urige opvang, oftewel opvang buiten de reguliere, iets opgerekte kantooruren. Daarvoor mag als gevolg van de hogere CAO-lonen ook een hogere uurprijs worden gevraagd. Ouders moeten echter van de overheid een gepaste vergoeding krijgen. Een dergelijke tegemoetkoming ontbreekt in artikel 13. De overheid verstrekt dezelfde vergoeding, ongeacht of het om reguliere of flexibele kinderopvang gaat. Is de minister van zins dit te veranderen?

Mevrouw Tonkens vindt het geen goed idee om bij flexibele kinderopvang per uur en niet per dagdeel af te rekenen. Een kind is immers geen koffertje dat in een bagagekluis wordt gezet. Juist met het oog op de kwaliteit van de kinderopvang zijn opvangdagen ingedeeld in dagdelen en niet in uren. Het plan lijkt te leven bij sommige werkgevers om per uur te vergoeden. De opvang wordt door de werkgever dan, bij einde dienst om 16.00 uur, doorbetaald tot bijvoorbeeld 16.30 uur. Wat is hierop de reactie van de minister?

Een nieuwe vorm van flexibele opvang is de combinatie van tussenschoolse en buitenschoolse opvang. De tussenschoolse opvang vormt een buitengewoon problematisch onderwerp. Bij de buitenschoolse opvang gaat het ook niet veel beter. Het zou goed zijn als de minister juist deze combinatie steunt. Is de minister bereid deze vorm onder de AMvB te brengen?

Mevrouw Tonkens ontvangt veel klachten over de financiering van kinderopvang op de korte termijn. Er moeten immers reeds begin december rekeningen betaald worden voor het volgende jaar, terwijl de overheid pas eind januari een tegemoetkoming verstrekt. Voor mensen met een laag inkomen is de hoge kinderdagverblijfprijs niet te betalen. Deze mensen hebben het geld gewoonweg niet. Welke oplossing ziet de minister voor dit probleem? Kan de vergoeding niet eerder overgemaakt worden?

De ouders moeten voor een tegemoetkoming van de overheid voor 30 november bij de Belastingdienst bekendmaken wat de werkgeversbijdrage is. Die is echter vaak nog niet bekend, zodat de tegemoetkoming in gevaar dreigt te komen. Wat is hier de oplossing?

Antwoord van de minister

De minister vindt dat de discussie een stuk verder is gekomen op de kwesties van kwaliteit en betaalbaarheid sinds het verhitte plenaire debat. Op beide fronten is voortgang geboekt. Inzake kwaliteit is onlangs een convenant getekend, dat ook naar inhoud tot tevredenheid stemt. De minister geeft blijk van de ambitie om toezicht en handhaving materieel te baseren op het convenant. In het AD valt te lezen dat de kinderopvang in het algemeen goedkoper wordt. Het kabinet geeft meer geld uit aan kinderopvang, ongeveer 100 mln. Ook krijgen de mensen met de laagste inkomens meer en de mensen met de hoogst inkomens minder. De bijdrageregeling is meer afhankelijk van het inkomen gemaakt. Voor sommigen wordt de kinderopvang dus niet goedkoper. Dit is het gevolg van een directe keuze van de regering: de middelen voor kinderopvang komen ten goede aan mensen met lage inkomens om participatie op de arbeidsmarkt en het dragen van kosten voor kinderopvang mogelijk te maken.

De AMvB, een uitzondering op de wet, wordt beperkt tot de geregistreerde kinderopvang en gastouderbureaus. Het is niet de bedoeling om met deze maatregelen ineens het gehele informele circuit naar binnen te trekken. De genoemde artikelen van de Wet kinderopvang, inclusief de kwaliteitseisen, zijn ook in dit verband geldig. De AMvB verandert slechts een van die eisen, namelijk het maximum van vier kinderen. Het afgesloten convenant geldt onverminderd. Ook vinden de normale controles plaats bij de gastouderbureaus.

De minister erkent dat de AMvB afwijkt van de gekozen lijn om het convenant te volgen. Dit is echter het gevolg van de brede wens, in de Kamer en in het veld, om het maximum op te rekken. Bekend is overigens dat de ouders als convenantspartij die wens niet hebben. De convenantspartijen zijn echter op de hoogte van de wens en dus de AMvB en hebben daar ook rekening mee gehouden bij het gesloten convenant. Dergelijke zaken kunnen niet aan convenantspartners overgelaten worden omdat er een wettelijke eis in het spel is. De inhoudelijke verklaring voor de AMvB ligt in het vergroten van de toegankelijkheid en de mogelijkheid van kinderopvang in gastoudersituaties. Dit komt met name ten goede aan de opvang van kinderen in niet-stedelijke gebieden.

Het beeld van de gemeenten is dat die goed geprepareerd zijn op invoering van de nieuwe Wet kinderopvang. Veel ouders zijn reeds mondeling en schriftelijk geïnformeerd. Voor gemeenten die dat nog niet hebben gedaan, komt er een VNG-ledenbrief, mede als gevolg van de door de minister geuite zorg. De gemeente Amsterdam heeft voor een andere aanpak gekozen: alle mensen die door het gemeentelijk beleid worden geraakt, worden persoonlijk benaderd voor hulp bij beslissingen en formulieren.

De minister legt uit dat de mogelijkheid bestaat om 24-uurs opvang onder de experimenteerregeling te brengen. Deze opvang is met name kostbaar in de uren buiten kantoortijd. In de betrokken CAO wordt immers een hogere beloning voor die uren betaald. De bijdragestructuur van de overheid maakt overigens geen onderscheid tussen opvang tijdens normale uren en 24-uurs opvang. De veronderstelling is immers dat de beloning van de medewerkers van de kinderopvang buiten kantooruren niet trendmatig afwijkt van de beloning van andere werknemers buiten kantooruren. Ouders die een beroep doen op kinderopvang buiten kantooruren krijgen dus altijd een hogere beloning.

De regering laat zowel de beloning van medewerkers van de kinderopvang als die van de ouders over aan de partijen in het veld oftewel de sociale partners. Het zijn immers de werkgevers die aan werknemers flexibiliteit in arbeidsuren vragen. De vakbonden hebben daarnaast laten zien heel goed op te kunnen komen voor de belangen bij werken en reizen op bijzondere tijden. Tot slot is het aan de markt om in te spelen op de vraag van ouders, ook bijvoorbeeld naar kinderopvang op zaterdag, met de sanctie van klantverlies. Artikel 87 moet niet gebruikt worden voor afwijkingen bij kinderopvang met een hogere uurprijs. Als de overheid de kosten voor een deel op zich neemt, is dat geen goed signaal als het doel juist is dat de partijen in het veld hun verantwoordelijkheid moeten nemen.

De minister is van mening dat de gunstige berichten in het AD geen gevolg zijn van het door mevrouw Hamer omschreven amendement. Het is een tijdelijke situatie van compensatie van de ontbrekende werkgeversbijdragen. Het blijft onverminderd belangrijk dat die alsnog hun aandeel leveren. Met de Kamer zijn dan ook afspraken gemaakt over een evaluatie. Het beeld van de toegankelijkheid en betaalbaarheid is momenteel goed. Daarbij speelt zeker een rol dat de zekerheid van het amendement op termijn plaats moet maken voor zekerheid van een werkgeversbijdrage.

Het probleem van CAO-onderhandelingen die stilliggen is bekend bij de minister. Er zijn gelukkig bewegingen te zien om bij CAO's die ook anderszins stilliggen, deelafspraken te maken over de kinderopvang. De minister zal zich beraden op de vraag hoe hiermee om te gaan.

Bij de kwestie van de sociaal-medisch geïndiceerden is met de VNG overeenstemming bereikt over de middelen. De vormen van opvang zijn behoorlijk divers, ook in de indicatiestelling. Soms doet de GGD het, soms is het de huisarts of een RIO (Regionaal indicatieorgaan). Afhankelijk van het debat over de WMO, met een centraal indicatieorgaan, kan daarbij aangesloten worden. Dan is er sprake van een landelijke indicatiestelling. Die duidelijkheid is er nog niet. Tot aan die tijd kan de regering ermee leven dat een en ander op gemeentelijk niveau wordt ingevuld. Met de overeenstemming is helder dat de gemeenten over voldoende middelen beschikken om deze groep van goede zorg te voorzien. In het kader van de AWBZ is er sprake van een centrale indicatiestelling per 1 januari 2005. Het is niet de intentie om hierbij aan te haken qua indicatie of structuur.

Nieuwkomers in inburgeringstrajecten vallen onder de zorg van de gemeenten. Daarvoor bestaan voldoende middelen. Ook is in enige mate voorzien in de situatie dat mensen met schulden te kampen hebben. Betrokkenen kunnen aan de fiscus het rekeningnummer van de kinderopvanginstelling doorgeven voor de bijdrage in de kinderopvang.

Een onderscheid in de evaluatie naar opvang aan huis en bij een kindercentrum is onnodig. Deze vallen, ongeacht de schaalgrootte, immers alle onder de kwaliteitseisen. Overigens kan uit de evaluatie blijken dat schaalgrootte een belangrijke factor is bij het voldoen aan de eisen. Het per uur vergoeden van kinderopvang door werkgevers, bijvoorbeeld bij deeltijdwerk, is voorstelbaar. Hierbij moet een evenwicht gezocht worden in een debat tussen werkgever en werknemer. Het in korte tijd gesloten convenant geeft daarbij alle vertrouwen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Smilde (CDA) herhaalt de vraag naar de drukte bij de belastingtelefoon, SZW en BOinK in verband met de nieuwe Wet kinderopvang. Hoe denkt de minister dit groeiende probleem te tackelen?

Mevrouw Hamer (PvdA) heeft de minister horen zeggen het convenant na te willen leven. Wanneer kan de Kamer de beleidsregel ter zake ontvangen?

De minister blijft inconsequent. Er is immers gekozen om een en ander over te laten aan de convenantspartijen. Een van de convenantspartijen kent bovendien grote bezwaren tegen de te maken uitzondering. Toch stelt de minister een AMvB voor. De PvdA zal de Kamer om een uitspraak vragen en daarbij de coalitiepartijen en de LPF aan hun woorden herinneren. De PvdA is tegen de uitbreiding naar zes kinderen, omdat juist de ouderorganisatie zich daar tegen heeft uitgesproken. Bij de ook door de PvdA gesteunde motie-Blok was overigens sprake van een geheel andere situatie. Die is immers aangenomen voor de behandeling van de nieuwe Wet kinderopvang. De Kamer zal tevens om een uitspraak gevraagd worden waar de overheid de verantwoordelijkheid bij de 24-uurs kinderopvang bij de sociale partners legt. Wat heeft de minister nog te zeggen over de bureaucratisering?

Mevrouw Stuurman (PvdA) vraagt of er bij duidelijkheid over de centrale indicatiestelling een regeling of AMvB komt. Wat als de WMO er niet komt of slechts onduidelijkheid brengt? Hoe houdt de minister de financiën voor de gemeenten in de gaten? Er is mogelijk nu reeds te weinig geld voor de zorg voor sociaal-medisch geïndiceerden.

Mevrouw Örgü (VVD) steunt de AMvB. De ondernemers moeten de ruimte krijgen om dit experiment in de komende tijd uit te voeren. De ontwikkelingen in de praktijk worden dan ook met grote interesse gevolgd.

De afspraken van de minister met de VNG over de sociaal-medisch geïndiceerden zijn verheugend. Wat is echter het tijdspad voor het doel van de minister op dit vlak? Wat als er grote verschillen ontstaan tussen de gemeenten? Zijn hierover ook afspraken gemaakt met de VNG? Kan de ministers bevestigen dat de WMO als leidraad gebruikt wordt voor de regeling inzake de kinderopvang?

Mevrouw Tonkens (GroenLinks) vindt het onbegrijpelijk dat de verantwoordelijkheid van de overheid, in het wetvoorstel vastgelegd met de formele eenderde-eenderde-eenderde, niet wordt gevolgd bij een hogere uurprijs. Het niet verhogen van de uurvergoeding is dan ook volstrekt in strijd met de basisgedachte van de wet. De minister schuift het probleem eenvoudigweg naar de sociale partners.

Er is geen goed argument gehoord voor vergroting van de groepsgrootte naar zes kinderen, anders dan dat er meer ruimte wordt gegeven. De kwaliteit van de kinderopvang valt daarmee weer geheel buiten beeld. De uitzondering lijkt vooral van belang voor het platteland. Ligt het niet voor de hand de AMvB dan ook tot het platteland te beperken? Wat doet de minister aan het eerder genoemde probleem met de rekeningen?

Volgens de minister moeten ouders en instellingen er maar uit zien te komen bij de vergoedingen per uur. Als werkgevers, in het genoemde voorbeeld, maar tot 16.30 uur betalen, hebben de ouders toch niets te kiezen?

Er bestaan verschillende soorten kleinschalige opvang. Als daarbij een onderscheid wordt gemaakt in de evaluatie, zal duidelijker blijken of er verschillen in kwaliteit optreden.

De minister wijst erop dat de Belastingdienst ongeveer honderd telefoontjes afhandelt over de nieuwe Wet kinderopvang. Bij SZW zijn voor de voorziene piek extra mensen aangetrokken in de publieksvoorziening. De gemeenten zijn op stoom om hun klanten van informatie te voorzien.

Voor veel mensen roept het invullen van een formulier al het gevoel op van bureaucratie. De verandering met de nieuwe Wet kinderopvang schaft echter de nodige regels af en geeft veel duidelijkheid. De politieke keuze voor een sterk inkomensafhankelijk systeem betekent dat zij zich goed op de hoogte moeten stellen. De keuze voor een overheidsbijdrage, ongeacht het inkomen, had de zaak veel gemakkelijker gemaakt. Dat was echter met name bij de fractie van de PvdA vast niet goed gevallen.

De minister stipt aan dat de kwaliteitseis van vier naar zes kinderen bij gastouderopvang inconsequent genoemd is in het licht van de lijn dat de zaken door het veld geregeld moeten worden. De motie-Blok is door een meerderheid van de Kamer gesteund. Nu wordt daaraan uitvoering gegeven. Er zijn nog steeds gebieden in Nederland waar aanbod en ontwikkeling van kinderopvang zeer met dit experimenteerartikel gebaat zijn. De minister geeft aan er nooit misverstand over te hebben laten bestaan dat het doel bij invoering van de Wet kinderopvang is om bij AMvB dergelijke experimenten toe te staan.

Een AMvB over de indicatiestelling is inderdaad het geëigende instrument. Daarbij is niet de WMO leidend. De daarin gekozen structuur kan echter een goed aanknopingspunt bieden voor centrale coördinatie van de sociaal-medische indicatiestelling. Als de WMO er niet komt, moet een andere weg worden ingeslagen. De minister gaat ervan uit dat de bedoelde centrale indicatiestelling in de eerste helft van 2005 vorm zal krijgen.

De minister legt uit dat met de gemeenten is afgesproken dat als de extra kosten boven de bandbreedte van 15% van de storting in het Gemeentefonds uitkomen er een vervolggesprek komt. Het doel is om de gemeenten met rijksmiddelen in staat te stellen om hun taak uit te voeren.

Afwijkingen in uren bij de kinderopvang zijn in het convenant opgevangen. Daarin wordt goed gekeken naar de relatie tussen de pedagogiek en de praktijk van alledag. Zo wordt bij de gastouderopvang expliciet verwezen naar het pedagogisch beleid. De minister gaat ervan uit dat ook andere aspecten die het pedagogisch beleid raken, zoals het maar voor een deel van de dag gebruikmaken van kinderopvang, door de convenantpartners geregeld kunnen worden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Hamer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).

Naar boven