28 442
Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de werving van arbeidsaanbod uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte op een bij convenant overeengekomen wijze

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2003

Hierbij doe ik u toekomen het rapport «Voor geld of Van Gogh? Au pairs en hun gastgezinnen in Nederland» betreffende de evaluatie van de au pair regeling.1

Inleiding onderzoek

De au pair regeling ziet op toelating en verblijf van au pairs uit derde landen: landen die niet behoren tot de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. Het primaire doel van het verblijf als au pair in Nederland is het leren kennen van de Nederlandse cultuur en samenleving. Secundair kan de au pair licht huishoudelijk werk verrichten in ruil voor verblijf en zakgeld bij een gastgezin.

Naar aanleiding van signalen over oneigenlijk gebruik van de au pair regeling is deze regeling laatstelijk gewijzigd in augustus 2000. Om te bezien of deze aanpassing van de regelgeving ook in de praktijk zijn doel bereikt heeft, is destijds aan de Kamer aangegeven dat het beleid ten aanzien van toelating en verblijf van au pairs in Nederland in 2002 zal worden geëvalueerd2. Deze evaluatie heeft inmiddels plaatsgevonden en het rapport «Voor geld of Van Gogh» is daar het resultaat van.

Het onderzoek

Doel van het onderzoek

Onderzocht is of de au pair regeling, die ziet op de toelating en verblijf van au pairs uit «derde landen», oneigenlijk wordt gebruikt en zo ja, in welke mate en op welke wijze. Daarnaast moet het onderzoek in beeld brengen of er in de praktijk adequaat toezicht wordt gehouden.

Om de regeling en het toezicht daarop te kunnen evalueren is het noodzakelijk geweest dat eerst inzicht werd verkregen in de omvang van het vermeende misbruik en de motieven van gastouders en au pairs. Om die reden heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie het ITS verzocht een onderzoek te verrichten naar eventueel oneigenlijk gebruik van de au pair regeling. Voorliggend rapport is de schriftelijke neerslag van dit onderzoek.

De doelgroep en het object van onderzoek

Om de probleemstelling te beantwoorden zijn interviews gehouden met ruim 100 au pairs (gemiddeld 1500 au pairs op jaarbasis), is een schriftelijke enquête onder gastouders gehouden en zijn gesprekken gevoerd met sleutelinformanten bij de toezichthouders, belangenorganisaties en bemiddelingsbureaus.

Onderzoeksresultaten

De conclusies van het onderzoek zijn de volgende:

1. Het belangrijkste motief van au pairs uit derde landen om als au pair naar Nederland te komen is in de eerste plaats om kennis te maken met de Nederlandse cultuur. Daarnaast is een aanzienlijk aantal au pair geworden omdat ze graag met kinderen werken. Voor de gastouders was het feit dat door een au pair de kinderen meer thuis in hun eigen omgeving kunnen blijven de voornaamste reden om een au pair in het gezin op te nemen.

2. Voor wat betreft de feitelijke invulling van het au pairschap wordt door gastgezin en au pairs verschillend gedacht. De au pairs zeggen gemiddeld beduidend meer uren te werken (38 uur per week) dan zij volgens de gastouders doen (27 uur gemiddeld per week). Naar opgaaf van de au pairs overschrijden zeven op de tien het maximaal toegestane aantal uren; naar opgaaf van de gastouders niet meer dan een op de zeven. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de au pairs meer bezigheden meetellen dan de gastouders. Volgens de informatie verstrekt door de au pairs doet verder de helft ook zwaar huishoudelijk werk, volgens gastouders is dat bij een derde deel het geval. Voor het overige voldoet de meerderheid van de gastgezinnen aan de regelgeving: alle au pairs krijgen zakgeld, in vrijwel alle gastgezinnen maken zij deel uit van het gezin en in ongeveer vier op de vijf gezinnen hebben zij minstens twee vrije dagen per week. Ook hebben zij in negen op de tien gevallen de mogelijkheid kennis te maken met de Nederlandse cultuur;

3. Voor wat betreft de klachten van au pairs en wat hiermee gebeurt kan worden gesteld dat fysiek misbruik in dit onderzoek niet voorkomt. Psychisch misbruik komt, zij het sporadisch, wel voor. Vier op de tien au pairs hebben klachten over hun verblijf in Nederland. Meestal gaan deze over de omvang van hun werkzaamheden of de manier waarop ze worden behandeld. Slechts een minderheid heeft hierover gesproken met een bemiddelingsbureau. Toch heeft ruim tweederde van de au pairs in het algemeen een positief oordeel over hun verblijf in Nederland;

4. Voorts is uit het onderzoek gebleken dat gastgezinnen waarin geen enkele inbreuk wordt gemaakt op de au pairregeling in de minderheid zijn. In zeven tot negen van de tien gastgezinnen wordt op een of andere manier inbreuk gemaakt op de regeling. Daarbij gaat het vooral over inbreuk op die regels die de arbeidsrelatie tussen au pair en gastouder betreffen, zoals omvang van de werkweek en zwaarte van het werk;

5. Bemiddelingsinstanties houden zich, buiten hun informerende taak, niet actief bezig met de vraag in hoeverre er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de regelgeving. Medewerkers van bemiddelingsbureaus worden nauwelijks geconfronteerd met klachten van au pairs;

6. Het toezicht op de au pairregeling ligt in eerst instantie bij de Vreemdelingendienst. De prioriteiten van de vreemdelingendienst liggen echter niet op dit terrein. Wanneer de MVV is geregeld en de au pair in Nederland is, vinden nog maar sporadisch controles plaats. De arbeidsinspectie reageert alleen na tips, en controleert niet actief;

7. Als knelpunt bij uitoefening van toezicht kan worden gezien, dat oneigenlijk gebruik in een aantal opzichten moeilijk is aan te tonen doordat de regelgeving deels in vage, niet concrete termen is opgesteld. Waar de grens ligt tussen licht en zwaar huishoudelijk werk, wanneer wel of niet sprake is van culturele uitwisseling, en wat wordt verstaan onder de regeling dat de au pair niet als enige verantwoordelijk mag zijn voor de opvang van de kinderen, wordt niet omschreven in de wet. De Vreemdelingendienst geeft dan ook te kennen dat oneigenlijk gebruik van de regeling moeilijk is aan te tonen, zeker als er geen klager is.

8. Van de beleidswijziging van 1 augustus 2000 die het mogelijk maakt dat au pairs wisselen van gastgezin wordt gebruikt gemaakt. 6% van de au pairs is van gastgezin gewisseld.

9. In de periode augustus 1999 – juli 2000 zijn 1499 MVV aanvragen met verblijfsdoel au pair ingediend. In de periode augustus 2000 – juli 2001 974. Toekenningen worden zodanig geregistreerd dat niet mogelijk is na te gaan of de beleidswijzigingen van augustus 2000 invloed heeft op het aantal toekenningen.

Voorgenomen beleidswijzigingen

Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek bericht ik u over de door mij voorgenomen beleidswijzigingen.

1. Verbeteren van de voorlichting over de au pair regeling. De conclusie van het rapport dat de au pair regeling veelvuldig oneigenlijk wordt gebruikt, toont aan dat het Nederlandse uitgangspunt van de au pair regeling, het kennismaken met de Nederlandse samenleving en cultuur, niet altijd voor iedereen even duidelijk is. Aan het Nederlandse uitgangspunt van de au pair regeling moet dus meer aandacht worden besteed. Dat betekent dat in het voorlichtingsmateriaal het accent moet worden verlegd naar de kennismaking met de Nederlandse samenleving en cultuur. Dit uitgangspunt zal ook in de bewustverklaring meer uitdrukkelijk naar voren worden gebracht;

2. Het opstellen van een concept-au pair overeenkomst. Deze overeenkomst zal door de gastouders en au pair dienen te worden ingevuld en ondertekend. Het aantal te werken uren, de aard van de werkzaamheden, het zakgeld e.d. kunnen hierin worden vastgelegd. De overeenkomst onderscheidt zich van de bewustverklaring, omdat de overeenkomst op maat is gesneden: hetgeen wordt vastgelegd is direct van toepassing op de desbetreffende au pair en het gastgezin. De doel van de au pair overeenkomst is tweeledig. Aan de ene kant wordt met deze overeenkomst beoogd meer duidelijkheid te verschaffen voor de au pair en het gastgezin over de feitelijke invulling van de werkzaamheden. Aan de andere kant moet deze overeenkomst voor de toezichthouders meer handvaten geven bij de feitelijke uitvoering van het toezicht;

3. Het inrichten van een meldpunt. Het toezicht op de uitvoering van de regeling wordt tevens verbeterd door het inrichten van een meldpunt voor au pairs, omdat uit het onderzoek is gebleken dat het oneigenlijk gebruik in een aantal opzichten lastig is om aan te tonen. Onderzocht wordt welke instantie als meldpunt voor au pairs kan fungeren. Deze instantie kan afhankelijk van de aard en de ernst van de klacht de arbeidsinspectie of politie inschakelen. Omdat uit het onderzoek is gebleken dat de meeste klachten zijn gelegen in het overtreden van de toegestane arbeidsduur ligt een organisatie met een arbeidsrechtelijke achtergrond het meest voor de hand om te fungeren als meldpunt;

4. Het sanctioneren van gastgezinnen wanneer misbruik van de regeling wordt geconstateerd. Wanneer geconstateerd wordt dat gastgezinnen de au pairregeling oneigenlijk gebruiken dan moeten er sancties kunnen worden toegepast danwel worden opgelegd:

• Bij overtreding van het aantal toegestane arbeidsuren kan artikel 23 van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) meer stringent worden toegepast. In artikel 23 van de Wav is neergelegd dat «werkgevers» die vreemdelingen illegaal te werk stellen (en dat is in de huidige au pairregeling het geval wanneer de au pair meer dan 30 uur heeft gewerkt), er vermoed wordt dat de vreemdeling gedurende ten minste zes maanden werkzaam is voor die werkgever tegen een beloning en een arbeidsduur die in de betreffende arbeidstak gebruikelijk is. Deze reeds bestaande sanctie zal in de toekomst na een vastgestelde overtreding stringenter worden toegepast;

• Wanneer bij een gastgezin misbruik van de au pair regeling wordt geconstateerd dan zal dit gezin gedurende vijf jaar van de regeling worden uitgesloten. Deze sanctie zal in de au pairregeling worden vastgelegd.

Ik vertrouw erop u hiermee voorlopig voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Antwoord van de Staatssecretaris van Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op vragen van de leden Hoekema, Dittrich en Schimmel. Tweede Kamer, 2001–2002, Aanhangsel, nr. 618.

Naar boven