28 432
Protocol van 3 juni 1999 inzake de herziening van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999); Vilnius, 3 juni 1999

nr. 386a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 4 mei 2000 en het nader rapport d.d. 7 juni 2002, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Justitie en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 24 februari 2000, no. 00.000871, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol van 3 juni 1999 inzake de herziening van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999); Vilnius, 3 juni 1999, met toelichtende nota.

Het Verdrag inzake de herziening van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (hierna: het verdrag) van 9 mei 1980 heeft betrekking op de totstandkoming van een uniform rechtsregime voor het vervoer van personen en goederen over door de lidstaten ingeschreven spoorlijnen. Onderhavige verdragswijziging verbreedt de reikwijdte van het verdrag aanzienlijk. Daarbij wordt het stelsel van ingeschreven spoorlijnen verlaten en worden bevordering, verbetering en vergemakkelijking van het internationale spoorvervoer tot doel gesteld. Nieuw is met name de technische harmonisatie, gericht op een vrije circulatie van spoorwegmaterieel en een onbelemmerde toegang tot de nationale spoorwegnetten, en de civielrechtelijke regeling van het gebruik van de infrastructuur.

Met betrekking tot de verdragswijziging heeft de Raad van State de volgende opmerkingen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 februari 2000, nr. 00.000871, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 4 mei 2000, nr. W09.00 0071/V, bied ik U hierbij aan.

1. In paragraaf 2.1 van de toelichtende nota is als uitgangspunt opgenomen dat de verdragsstaten in beginsel hun internationale samenwerking op spoorweggebied in het kader van de onderhavige organisatie dienen te concentreren. Zo is in artikel 3 van de verdragswijziging de verplichting opgenomen om alle maatregelen te nemen, teneinde bestaande verdragen en afspraken aan te passen. Eén en ander laat echter de verplichtingen voor de lidstaten van de Europese Unie (EU) onaangetast, aldus de toelichtende nota. Wat deze laatste opmerking in concreto betekent, wordt niet uitgelegd. Paragraaf 1.4 handelt over de relatie met de EU. Teneinde eventuele strijdigheid met bestaande dan wel toekomstige EU-regelgeving te voorkomen, is bijvoorbeeld de verdragswijziging ten aanzien van de technische harmonisatie nauw met de Europese Commissie afgestemd.

Hoe dan ook, EU-regelgeving, die niet in overeenstemming is met het verdrag, lijkt niet uitgesloten. De Raad adviseert in de toelichtende nota aan die situatie aandacht te besteden.

1. Op voorstel van de Raad van State is in de toelichtende nota meer aandacht besteed aan de relatie met de Europese Unie, in het bijzonder aan de verhouding tussen de regelgeving van de EU en de OTIF (Intergouvermentele Organisatie voor het internationale spoorvervoer). In dit verband zijn de hoofdstukken 1.4 en 2.1, onder A, aangevuld.

2. In onderdeel D van paragraaf 2.1 van de toelichtende nota is een passage gewijd aan artikel 92 van de Grondwet. Ingevolge dit artikel kunnen bij of krachtens het verdrag aan volkenrechtelijke organisaties bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en rechtspraak worden opgedragen. Kort en goed komt deze passage er op neer dat wijzigingen waartoe de Algemene Vergadering van verdragsstaten heeft besloten – voor die gevallen dat de desbetreffende wijziging niet is afgekeurd of daartegen geen voorbehoud is gemaakt – van kracht kunnen worden zonder goedkeuring der Staten-Generaal. Niet duidelijk is de verhouding tot artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Dit artikel regelt de gevallen waarin geen goedkeuring is vereist. Met name artikel 7, onderdeel a, lijkt van belang. Op grond van dit artikelonderdeel is goedkeuring niet vereist, indien het een verdrag betreft waarvoor dit bij wet is bepaald. Het college adviseert in de toelichtende nota aandacht te besteden aan de betekenis van artikel 7, onderdeel a, voor de onderhavige zaak en aan de verhouding tussen beide artikelen.

2. Gelet op het advies van de Raad is in onderdeel D van paragraaf 2.1. een extra alinea toegevoegd. Ter verdere verduidelijking van de wijzigingsprocedure is deze paragraaf nog nader aangepast.

3. Aan de ambtelijke kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven, met dien verstande dat de woorden «van de wijzigingen» zijn tussengevoegd, in plaats van de voorgestelde zinsnede «goedkeuring van de bijlage». Verder zijn er enige andere redactionele wijzigingen doorgevoerd.

4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de toelichtende nota te actualiseren. Zo is onder andere in paragraaf 1.5. aangegeven dat het wetsvoorstel met betrekking tot de nieuwe Spoorwegwet bij de Eerste Kamer in behandeling is, en in paragraaf 2.5. de informatie over de bijlage bij het RID aangevuld.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Protocol wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoten van Verkeer en Waterstaat en van Justitie, alsmede de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het Protocol vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Ambtelijk door te geven kanttekeningen bij zaak no. W09.000071/V

– In de laatste regel van paragraaf 2.5 van de toelichtende nota «goedkeuring» vervangen door: goedkeuring van de bijlage.

In de laatste regel van de voorlaatste alinea van paragraaf 2.8 eenzelfde wijziging aanbrengen.

– Voor een goed begrip aan de toelichtende nota een lijst van afkortingen toevoegen.

Naar boven