28 430
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet inzake het buiten toepassing laten van de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen die in de periode van 1 januari 1957 tot 1 januari 1980 gehuwd waren met personen die niet verzekerd waren voor de Algemene Ouderdomswet

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 juni 2002

Op 12 juni jl. is bovenvermeld voorstel van wet aan de Tweede Kamer aangeboden. Tijdens de extra procedurevergadering van 13 juni jl. heeft de VCSZW besloten de inbrengdatum voor een uit te brengen verslag op woensdag 19 juni as. vast te stellen.

Inmiddels heeft er zich een ontwikkeling voorgedaan die van evidente invloed is op het wetsvoorstel. Op 4 juni jl. heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak gedaan in de zaak Wessels-Bergervoet. Deze uitspraak treft u hierbij aan¹. Mw. Wessels-Bergervoet heeft nooit tot de beroepsbevolking behoord, en is in de periode tot 1980 gedurende 19 jaar niet verzekerd geweest vanwege het feit dat haar echtgenoot in het buitenland werkzaam was. Op haar AOW-pensioen wordt daarom een korting toegepast van 38%. Het Hof heeft nu uitgesproken dat deze korting in strijd is met art. 14 van het Europees Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (bepaling betreffende gelijke behandeling), in samenhang met art. 1 van het eerste protocol behorende bij dat verdrag (recht op het ongestoord genot van eigendom).

Op dit moment worden de precieze consequenties van deze uitspraak in kaart gebracht. Duidelijk is dat de uitspraak ingrijpende consequenties voor het wetsvoorstel zal hebben. Ik verzoek u dan ook om de behandeling van het wetsvoorstel op te schorten. Ik zal de Kamer zo spoedig mogelijk een brief sturen over de consequenties van de uitspraak van het Hof.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

---

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.