28 426
Verdrag tot wijziging van het Verdrag van 8 april 1960 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland nopens het verloop van de gemeenschappelijke landgrens, de grenswateren, het grondbezit in de nabijheid van de grens, het grensoverschrijdend verkeer over land en via de binnenwateren en andere met de grens verband houdende vraagstukken (Grensverdrag); Venlo, 25 februari 2002

nr. 382
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2002

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 12 juni 2002.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 12 juli 2002.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 25 februari 2002 te Venlo totstandgekomen verdrag tot wijziging van het Verdrag van 8 april 1960 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland nopens het verloop van de gemeenschappelijke landgrens, de grenswateren, het grondbezit in de nabijheid van de grens, het grensoverschrijdend verkeer over land en via de binnenwateren en andere met de grens verband houdende vraagstukken (Grensverdrag) (Trb. 2002, 90).1

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

1. Doelstellingen van het verdrag

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State)Met het onderhavige verdrag beogen Nederland en Duitsland de over Duits grondgebied lopende weg van Schinveld naar Koningsbosch (rijksweg N274, ook wel «Tractaatweg» genoemd), die thans nog onder beheer van Nederland (Rijkswaterstaat) is, over te dragen aan Duitsland, zodat deze deel kan gaan uitmaken van het Duitse wegennet en waarbij de overdracht geen afbreuk doet aan het huidige gebruik door het Nederlandse transitverkeer.

2. Voorgeschiedenis van het verdrag

De wijziging van het Grensverdrag is nodig vanwege de bijzondere status van de Tractaatweg, die is geregeld in artikelen 49 en 50 van het Grensverdrag. De weg loopt door het Duitse gebied Selfkant dat na de Tweede Wereldoorlog bij Nederland is gevoegd. In die tijd is de weg Schinveld-Koningsbosch gemaakt tot een volwaardige verbinding tussen Midden- en Zuid-Limburg. Bij de teruggave van de Selfkant aan Duitsland is in het Grensverdrag van 1960 aan deze weg een bijzondere status toegekend. Overeengekomen was, dat de vrije doorgang voor het Nederlandse wegverkeer intact bleef. De kruispunten in de Tractaatweg werden vóór de overdracht van de Selfkant in 1963 door Nederland ongelijkvloers gemaakt door de bouw van tunnels en viaducten. Daarmee werd verkeersuitwisseling tussen het Duitse en Nederlandse wegennet uitgesloten en waren op en rond deze weg geen grensovergangen nodig.

3. Hoofdlijnen van het verdrag

In samenhang met de Europese eenwording en met name het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Belgie, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Trb. 1985, 102) deed Duitsland in het najaar van 1991 het verzoek om een of meer kruisende wegen op de Tractaatweg aan te sluiten. Mede gelet op de goede nabuurschappelijke betrekkingen is hierover in positieve sfeer overlegd.

Vanwege het feit dat de weg Duits grondgebied is en mede vanwege de historische gevoeligheden is gekozen voor een regeling voor overdracht om niet waarbij van Nederlandse zijde extra is ingezet op voorwaarden, die ertoe strekken dat het ongehinderd gebruik van de noord-zuidverbinding verzekerd blijft.

Mede vanwege de Duitse wens om de aansluiting van de Tractaatweg aan het Duitse net zoveel mogelijk te bespoedigen, is gezocht naar zo eenvoudig mogelijke aanpassingen van het grensverdrag. De bepalingen voor het verkeer van Nederland naar Nederland via deze weg blijven gehandhaafd. Artikel 48 van het Grensverdrag zal vervallen, daar de kunstwerken als vermeld in artikel 49, eerste lid, reeds lang gereed zijn en de bijzondere bepalingen betreffende de grenscontroles niet meer van toepassing zijn.

Artikel 49 van het Grensverdrag zal worden gewijzigd, daar de in het eerste lid vermelde kunstwerken – zoals gezegd – reeds lang gereed zijn. Er wordt een bepaling toegevoegd die overeenstemming verlangt tussen de autoriteiten van beide landen alvorens wordt overgegaan tot eventuele verkeersbeperkingen. Voorts wordt artikel 49, vijfde lid, zodanig aangepast dat het niet strijdig is met bepalingen van latere verdragen inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen douaneadministraties en opsporingsonderzoek en achtervolging van op heterdaad betrapte personen bij het plegen van of deelneming aan strafbare feiten.

Artikel 50 van het Grensverdrag zal worden gewijzigd in zodanige zin dat het beheer van de weg en alle daaruit voortvloeiende kosten, evenals de uitvoering en financiering van aansluitingen wordt overgedragen aan de bevoegde Duitse autoriteit.

Aan bezwaren van een aantal Nederlandse gemeenten betreffende verkeerstoename in het stedelijk wegennet is tegemoet gekomen met de toezegging dat de Duitse weg B56neu zal worden doorgetrokken en aangesloten op de Nederlandse weg N279. De realisering hiervan op Nederlands grondgebied is op grond van nadere afspraken met de Provincie Limburg verzekerd. Daarmee is aan alle voorwaarden voor aansluitingen voldaan.

4. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal wat het Koninkrijk betreft alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven