28 384
Wijziging van de Provinciewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (Wet dualisering provinciebestuur)

A
NADER RAPPORT1

Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 23 mei 2002, aangeboden aan de Koningin door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 24 januari 2002, nr. 02.000369, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 22 maart 2002, bied ik U hierbij aan. De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen en geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De volgende redactionele kanttekeningen van de Raad van State heb ik niet in het wetsvoorstel overgenomen:

– Het toevoegen in artikel 5 van de definitie van rekenkamer.

Op grond van Aanwijzing 121 van de Aanwijzingen voor de regelgeving dienen alleen termen die een te weinig bepaalde of een van het spraakgebruik afwijkende betekenis hebben, te worden gedefinieerd. Hiervan is in de onderhavige situatie naar mijn mening geen sprake.

– In artikel 35a een soortgelijke bepaling opnemen als in artikel 36, vijfde lid, van de Gemeentewet.

Aangezien het maximum aantal wethouders in artikel 36 van de Gemeentewet is uitgedrukt in een percentage van het aantal raadsleden, bevat het vijfde lid een regeling voor de afronding van dit aantal. In de Provinciewet is het maximum aantal gedeputeerden uitgedrukt in een vast aantal, zodat een regeling voor de afronding niet nodig is.

– In artikel 176 een soortgelijke bepaling opnemen als in artikel 171, tweede lid, van de Gemeentewet.

Bij Wet van 20 december 2001 houdende wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet inzake verbetering van de afstemming op de Algemene wet bestuursrecht en enige andere verbeteringen (Stb. 2002, 13) is in artikel 176, tweede lid, van de Provinciewet reeds een soortgelijke bepaling opgenomen als in artikel 171, tweede lid, van de Gemeentewet.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om na ontvangst van het advies van de Raad van State enige wijzigingen in het wetsvoorstel door te voeren. De belangrijkste wijzigingen komen overeen met wijzigingen die ten aanzien van het gemeentebestuur zijn opgenomen in het voorstel van wet tot aanpassing van enkele wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (Kamerstukken II, 2001/2002, 28 243, nrs. 1–2). Het gaat om de volgende voorstellen:

– De opneming in artikel 46 van de Provinciewet van een «verplicht ontslag» van de gedeputeerde die niet langer voldoet aan de vereisten voor het ambt van gedeputeerde;

– De opneming in artikel 60 van de Provinciewet van een verplichting voor gedeputeerde staten om de besluitenlijst van hun vergaderingen openbaar te maken;

– De opneming van een overgangsregeling voor de interprovinciale samenwerking op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

– De opneming van een overgangsregeling voor de te volgen procedure voor de vaststelling van de jaarrekening van een gemeente.

Deze wijzigingen zijn in de memorie van toelichting nader uiteengezet en onderbouwd.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven