28 384
Wijziging van de Provinciewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (Wet dualisering provinciebestuur)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 september 2002

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel J wordt een onderdeel Ja ingevoegd, dat luidt:

Ja

Aan artikel 23 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

5. Provinciale staten maken de besluitenlijst van hun vergaderingen op de in de provincie gebruikelijke wijze openbaar. Provinciale staten laten openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

2. In onderdeel JJ wordt artikel 79l als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «43, 46, 54 en 57 tot en met 59» vervangen door: 43 en 54.

b. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

3. In onderdeel KK wordt in artikel 80, vijfde lid, de zinsnede «en in artikel 21, tweede lid, voor «Een gedeputeerde» wordt gelezen: De commissaris of een gedeputeerde» vervangen door de zinsnede:, in artikel 21, tweede lid, voor «Een gedeputeerde» wordt gelezen «De commissaris of een gedeputeerde» en in artikel 23, vijfde lid, voor «artikel 25» wordt gelezen «artikel 91».

4. In onderdeel LL wordt in artikel 81, vierde lid, «en 23» vervangen door: en 23, eerste tot en met vierde lid,.

5. In onderdeel JJJ wordt in artikel 151b na «gedeputeerden en gewezen gedeputeerden,» ingevoegd: leden en gewezen leden van de door provinciale staten ingestelde rekenkamer,.

6. In onderdeel QQQ wordt artikel 167, als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «De leden van gedeputeerde staten zijn, te zamen en ieder afzonderlijk,» vervangen door: Gedeputeerde staten en elk van hun leden afzonderlijk zijn.

b. In het vierde lid wordt «ter zake» vervangen door: terzake.

7. Onderdeel AAAA komt te luiden:

AAAA

In artikel 215 wordt «van het provinciaal bestuur» vervangen door «van het provinciebestuur» en wordt «door het provinciaal bestuur» vervangen door: door gedeputeerde staten.

8. Onderdeel KKKK komt te luiden:

KKKK

In de artikelen 270 en 274 wordt «provinciaal bestuur» telkens vervangen door: provinciebestuur.

9. In onderdeel LLLL vervalt aan het eind van de aanhef de komma.

B

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel B, onder 3, onderdeel C, onder 3, onderdeel D, onder 1, onderdeel H, onder 3 en onderdeel I, onder 3, wordt na de tekst telkens een punt geplaatst.

2. In onderdeel E wordt artikel 81l als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «54 en 57 tot en met 59» vervangen door: 30 en 54.

b. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

C

Artikel VI vervalt.

D

In de artikelen VII, tweede lid, IX, eerste lid, X, tweede lid, en XI tot en met XVI wordt «van deze wet» telkens vervangen door: van artikel I van deze wet.

E

Aan artikel XI wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar die door provinciale staten voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet is benoemd om hen met ingang van deze datum als griffier te ondersteunen dan wel om met ingang van deze datum op de griffie werkzaam te zijn.

F

Artikel XV wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet en de krachtens deze artikelen vastgestelde regels.

G

Na artikel XVI wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL XVI

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2001 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent marktactiviteiten van overheidsorganisaties en omtrent ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken (Wet markt en overheid) tot wet wordt verheven en in werking treedt op een eerder tijdstip dan artikel I, wordt in artikel I, onderdeel NNN, artikel 158, als volgt gewijzigd:

1. Na vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

3. Indien het een besluit betreft tot het oprichten of medeoprichten van dan wel deelnemen in een overheidsbedrijf als bedoeld in artikel 2 van de Wet markt en overheid is, in plaats van het tweede lid, artikel 12 van de Wet markt en overheid van toepassing. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van gedeputeerde staten te brengen.

2. In het vierde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het tweede en derde lid.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2001 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent marktactiviteiten van overheidsorganisaties en omtrent ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken (Wet markt en overheid) tot wet wordt verheven en in werking treedt op een later tijdstip dan artikel I, komt artikel 49 van het eerstgenoemde voorstel als volgt te luiden:

Artikel 49

Artikel 158 van de Provinciewet wordt gewijzigd als volgt:

1. Na vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

3. Indien het een besluit betreft tot het oprichten of medeoprichten van dan wel deelnemen in een overheidsbedrijf als bedoeld in artikel 2 van de Wet markt en overheid is, in plaats van het tweede lid, artikel 12 van de Wet markt en overheid van toepassing. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van gedeputeerde staten te brengen.

2. In het vierde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het tweede en derde lid.

H

Artikel XVIII vervalt.

Toelichting

Onderdeel A

1, 3 en 4.

Bij de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel tot aanpassing van enkele wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur is het amendement-Spies (Kamerstukken II, 2001/02, 28 243, nr. 13) aanvaard dat er toe strekt om de raad te verplichten de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar te maken. Onderdeel A, onder 1, betreft de opneming in artikel 23 van de Provinciewet van een gelijke verplichting voor provinciale staten. De verplichting geldt zowel voor openbare als besloten vergaderingen. Zij geldt niet voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang. Onderdeel A, onder 3, strekt er toe de verplichting tot openbaarmaking van de besluitenlijst ook te laten gelden voor statencommissievergaderingen. De verplichting geldt echter niet voor door provinciale staten ingestelde bestuurscommissies (Onderdeel A, onder 4).

2.

Deze wijziging bewerkstelligt dat artikel 46 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing is op een door provincies ingestelde gemeenschappelijke rekenkamer en artikel 57 van deze wet van toepassing is op een door één of meer provincies met één of meer gemeenten ingestelde gemeenschappelijke rekenkamer. Hiermee wordt – kort gezegd – bereikt dat de regelgeving die geldt voor de bevoegdheidsverdeling binnen provincies, de uitoefening van de bevoegdheden door de provinciale organen en het toezicht daarop, voor zover daarvan in de Wet gemeenschappelijke regelingen niet van afgeweken wordt, van overeenkomstige toepassing is op de gemeenschappelijke rekenkamer. Hierbij valt onder meer te denken aan de regelgeving met betrekking tot de vaststelling van de begroting en de jaarrekening en het toezicht daarop. Als gevolg van deze van overeenkomstige toepassing verklaring van de artikelen 46 en 57 van de Wet gemeenschappelijke regelingen op de gemeenschappelijke rekenkamer, kan zelfstandige regeling die was opgenomen in het voorgestelde tweede lid van artikel 79l van de Provinciewet vervallen.

5.

Tot de groep van personen die bij een door provinciale staten ingesteld onderzoek door de onderzoekscommissie onder ede gehoord kunnen worden en die verplicht zijn stukken te overleggen of inzage daarin te geven behoren op grond van de in het wetsvoorstel neergelegde regeling van het onderzoeksrecht niet de leden van de provinciale rekenkamer of gewezen leden van deze rekenkamer. Onderdeel A, punt 5, strekt er toe ook deze groep personen te verplichten hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. Het provinciaal onderzoeksrecht strekt er toe het door gedeputeerde staten gevoerde bestuur te controleren. Bij de leden van de rekenkamer kan informatie aanwezig zijn die hiervoor relevant is, doordat zij mogelijk eveneens een onderzoek terzake hebben uitgevoerd.

6.

Bij de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel tot Aanpassing van enkele wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur is het amendement-Spies (Kamerstukken II, 2001/02, 28 243, nr. 14) aanvaard dat er toe strekt het in de Gemeentewet met artikel 167, eerste lid, van de Provinciewet corresponderende artikel 169, eerste lid, ongewijzigd te laten. Het amendement strekt er derhalve toe artikel 169 van de Gemeentewet als volgt te laten luiden: Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. Onderdeel A, onder 6a, van de nota van wijziging strekt er toe het corresponderende artikel 167, eerste lid, van de Provinciewet dienovereenkomstig te laten luiden.

Onderdeel A, onder 6b, bevat een redactionele correctie.

7, 8 en 9.

Dit betreffen technische correcties.

Onderdeel B

Deze wijziging betreft de overneming van de in het wetsvoorstel tot Aanpassing van enkele wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (Kamerstukken I, 2001/02, 28 243, nr. 409), opgenomen aanpassing van artikel 81l van de Gemeentewet.

Onderdeel C

Artikel VI van het wetsvoorstel bracht enkele technische aanpassingen aan in de Tijdelijke referendumwet. Ik acht het thans niet meer opportuun om de Tijdelijke referendumwet aan te passen. Artikel VI kan daarmee komen te vervallen.

Onderdeel D

Zoals in hoofdstuk 8 van de nota naar aanleiding van het verslag is uiteengezet, ligt het in het voornemen om de gehele Wet dualisering provinciebestuur op 12 maart 2003 in werking te laten treden, met uitzondering van artikel III, eerste lid, met betrekking tot de dag van kandidaatstelling voor de statenverkiezingen in 2003. Dit artikel zal in december 2002 in werking dienen te treden.

In de in onderdeel D opgesomde overgangsartikelen wordt voor het overgangsrecht telkens gerefereerd aan de datum van inwerkingtreding van deze wet. Dit zou opgevat kunnen worden als de eerste datum van inwerkingtreding van een onderdeel van de wet. Bij deze interpretatie zouden de verschillende overgangsartikelen refereren aan de datum waarop artikel III, eerste lid, van de wet in werking treedt. Dit is uiteraard niet de bedoeling. De overgangsartikelen dienen te refereren aan de (latere) datum van de gezamenlijke inwerkingtreding van de wijzigingen van de Provinciewet en andere artikelen van de wet. Onderdeel D van deze nota van wijziging strekt er toe dit tot stand te brengen. Voor het gemak wordt hierbij alleen gesproken over de datum van inwerkingtreding van artikel I van de wet. Artikel I bevat immers alle materiële wijzigingen van de Provinciewet. Het is niet nodig om per overgangsartikel specifiek naar een onderdeel van artikel I te verwijzen. Het ligt immers in het voornemen om alle wijzigingen van de Provinciewet op dezelfde datum in werking te laten treden, waarbij voor sommige onderdelen van de wet een overgangstermijn geldt.

Onderdeel E

Op grond van artikel XI, eerste lid, van het wetsvoorstel worden de door provinciale staten aangestelde ambtenaren met ingang van de datum van inwerkingtreding (van artikel I) van de wet geacht te zijn aangesteld door gedeputeerde staten. Het is mij bekend dat enkele provincies inmiddels zijn begonnen met de wervingsprocedure voor de griffier. Dergelijke initiatieven juich ik van harte toe. Indien provinciale staten vóór de inwerkingtreding van artikel I van de wet een griffier in de zin van het nieuwe artikel 104 e.v. van de Provinciewet en griffieambtenaren hebben benoemd, zou de algemene regel van artikel XI van het wetsvoorstel meebrengen dat deze griffier en griffieambtenaren van rechtswege geacht moeten worden te zijn aangesteld door gedeputeerde staten. Dit zou betekenen dat provinciale staten de betrokken ambtenaren opnieuw zouden moeten aanstellen. Om dit te voorkomen is aan artikel XI een derde lid toegevoegd op basis waarvan voor de griffier en de griffieambtenaren een uitzondering geldt op het algemene principe dat ambtenaren voor wat betreft het bevoegd gezag «overgaan» van provinciale staten naar gedeputeerde staten. Het derde lid houdt tevens in dat voor de voor de griffier en griffieambtenaren vastgestelde rechtspositionele voorschriften niet geldt dat deze met ingang van de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel geacht worden te zijn vastgesteld door gedeputeerde staten.

Onderdeel F

Artikel XV van het wetsvoorstel betreft een bevriezing voor de interprovinciale samenwerking en voor de samenwerking tussen provincies en gemeenten op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen van de Provinciewet naar de situatie op de dag vóór de inwerkingtreding van de in de onderhavig wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de Provinciewet. Hetzelfde geldt voor de krachtens de Provinciewet vastgestelde regels. Consequentie hiervan is dat voor zover in de Wet gemeenschappelijke regelingen naar de Provinciewet wordt verwezen of naar krachtens de Provinciewet vastgestelde regels, hiervoor naar de «oude» tekst van deze regelgeving dient te worden gekeken waarin de dualisering nog geen beslag heeft gekregen. Oogmerk van dit artikel is om (vooralsnog) geen consequenties te verbinden aan de dualisering van het provinciebestuur voor de interprovinciale samenwerking en de samenwerking tussen provincies en gemeenten op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Bij de behandeling van het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur in de Tweede Kamer heeft mijn ambtsvoorganger een notitie over de gevolgen van de dualisering voor de intergemeentelijke samenwerking toegezegd. Een concept-notitie over dit onderwerp is begin juli jl. voor advies gezonden naar onder meer het IPO en de VNG. Na de ontvangst en de verwerking van de adviezen, zal ik deze notitie naar de Tweede Kamer zenden. Na bespreking van deze notitie in de Tweede Kamer, zal ik een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorbereiden.

Dat voor de bevoegdheidsverdeling en de bevoegdheidsuitoefening van de besturen van gemeenschappelijke regelingen en het toezicht daarop dient te worden gekeken naar de «oude» Provinciewet en de «oude» op basis van deze wet vastgestelde regels, dient bij nader inzien niet te gelden voor de regels met betrekking tot de begroting, de jaarrekening, het jaarverslag, de administratie van de vermogenswaarde en de controle daarop. Voor zover de Provinciewet en krachtens deze wet vastgestelde regels van toepassing zijn op de samenwerking op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dienen derhalve de nieuwe regels op de genoemde terreinen van toepassing te zijn. Onderdeel F strekt er toe deze wijziging tot stand te brengen. Consequentie van deze wijziging is onder meer dat de nieuwe voorschriften zoals neer te leggen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (ter vervanging van de Comptabiliteitsvoorschriften 1995) en het aan te vullen Besluit accountantscontrole gemeenten tot het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten ook op de interprovinciale samenwerking en de samenwerking tussen provincies en gemeenten op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing zullen zijn. Deze besluiten zullen net als de overige wijzigingen in de financiële functie met ingang van het begrotingsjaar 2004 op provincies van toepassing zijn, zodat deze besluiten eveneens met ingang van het begrotingsjaar 2004 voor de interprovinciale samenwerking en de samenwerking tussen provincies en gemeenten op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing zullen zijn.

Ten slotte merk ik nog op dat in het thans bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel voor een Aanpassingswet dualisering gemeentebestuur (Kamerstukken I, 28 243, 2001/02, nr. 409) een artikel met dezelfde strekking is opgenomen als artikel XV van onderhavig wetsvoorstel. Ook voor de intergemeentelijke samenwerking op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen zal derhalve de Gemeentewet «bevroren» worden naar de toestand vóór de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur. In een nog bij de Tweede Kamer in te dienen wetsvoorstel tot wijziging van de Provinciewet en Gemeentewet in verband met nieuwe voorschriften voor begroting en verantwoording, zal een voorziening van gelijke strekking als onderdeel F van deze nota van wijziging worden opgenomen voor de intergemeentelijke samenwerking.

Onderdeel G

Het wetsvoorstel markt en overheid dat thans in behandeling is bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2001/2002, 28 050, nrs. 1–2) gaat uit van de huidige Provinciewet op basis waarvan de bevoegdheid tot het oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen een bevoegdheid van provinciale staten is. Op grond van onderhavig wetsvoorstel wordt de bevoegdheid privaatrechtelijke rechtspersonen op te richten echter een bevoegdheid van gedeputeerde staten. Onderdeel G van deze nota van wijziging voorziet erin om beide wetsvoorstellen op elkaar af te stemmen.

Onderdeel H

Artikel XVIII van het wetsvoorstel bepaalt dat de tekst van de Provinciewet in het Staatsblad zal worden geplaatst. Onderdeel H van de nota van wijziging strekt er toe dit artikel te schrappen. Reden hiervoor is dat de Staat aan SDU de opdracht heeft verleend tot de bouw van een wettenbestand dat voor iedereen kosteloos via internet toegankelijk is. Dit wettenbestand is nog dit najaar beschikbaar op internet. Vooruitlopend hierop zijn via www.overheid.nl al de geconsolideerde teksten van de Nederlandse wet- en regelgeving gratis toegankelijk. Er bestaat gelet op deze ontwikkelingen geen aanleiding meer voor een integrale tekstplaatsing in het Staatsblad van de gewijzigde Provinciewet. De Wet dualisering gemeentebestuur bevat eenzelfde artikel als artikel XVIII, strekkende tot integrale tekstplaatsing van de Gemeentewet. Dat artikel zal echter niet in werking treden, zodat evenmin de geconsolideerde tekst van de Gemeentewet in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven