nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
EN VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2002
Direct na de aanslag op de heer W. S. P. Fortuyn op 6 mei
jongstleden hebben onze ambtsvoorgangers bekend gemaakt dat een diepgaand
en onafhankelijk onderzoek zal plaatsvinden naar de feitelijke gang van zaken
met betrekking tot de veiligheid van de heer Fortuyn. Dit heeft geleid tot
de instelling van de onafhankelijke Commissie feitenonderzoek beveiliging
Pim Fortuyn onder voorzitterschap van mr. H. F. van den Haak.
De Commissie kreeg als opdracht om integraal inzicht te verschaffen in
de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de veiligheid van de heer
Fortuyn voorafgaande aan het tijdstip van de aanslag. Voorts is de Commissie
gevraagd om integraal inzicht te verschaffen in de activiteiten van overheidsinstanties
die in dat verband op het gebied van de veiligheid verantwoordelijkheid dragen.
Bij brief van 14 mei jl. (Kamerstuk II, 2001–2002, 28 374,
nr. 1) is de Kamer over instelling en opdracht van de Commissie Feitenonderzoek
geïnformeerd.
De Commissie heeft gedurende haar werkzaamheden twee tussenberichten gepubliceerd
(26 juni 2002 en 30 juli 2002), welke tussenberichten ook aan de
Kamer zijn aangeboden. (Kamerstukken II, 2001–2002, 28 374, nr.
6 en nr. 7).
Vandaag, dinsdag 17 december 2002, heeft de Commissie aan ons haar bevindingen
gepresenteerd en ons haar eindrapport overhandigd.
Wij bieden u hierbij het eindrapport van de Commissie Feitenonderzoek
aan.1 Wij zullen u op de meest korte termijn het
kabinetsstandpunt inzake de bevindingen van de Commissie Feitenonderzoek toe
doen komen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner