28 362
Reikwijdte van artikel 68 Grondwet

nr. 5
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de leden

Den Haag, 5 februari 2009

De heer Pechtold heeft in het debat op 4 februari 2009 over de verklaring van de minister-president over een onderzoek naar de besluitvorming rond de inval in de Irak gevraagd hoe ik, als Voorzitter, de komende tijd het grondwettelijk recht van de Kamer op informatie van de regering zal waarborgen. De heer Rutte heeft bij de regeling van werkzaamheden op 3 februari 2009 een vergelijkbare vraag gesteld.

Mijn reactie hierop kan kort zijn. Er bestaat geen twijfel over dit grondwettelijk vastgelegde recht van individuele Kamerleden (artikel 68). De Kamer heeft recht op door haar gevraagde informatie. De Kamervoorzitter zal te allen tijde verzoeken om informatie zoals schriftelijke vragen doorgeleiden aan de regering. De regering kan het verstrekken van inlichtingen niet weigeren, op straffe van verlies van vertrouwen van de Kamer. Het is de Kamer zelf die op de naleving van de grondwettelijke regeling toeziet. Dit geldt ook voor een eventueel beroep van de regering op de grondwettelijke uitzonderingsgronden. De Kamer is zo sterk als 150 leden samen.

De Grondwet stelt geen termijn voor het verstrekken van door de Kamer gevraagde informatie en bepaalt ook niets over de vorm waarin de gevraagde informatie aan de Kamer moet worden verstrekt. In algemene zin heeft de Tweede Kamer haar mening over de termijn vastgelegd in haar reglement van orde, namelijk dat antwoorden binnen drie weken worden verwacht. Als de regering die termijn niet gaat halen, wordt zij geacht de Kamer hiervan in kennis te stellen.

Wat betreft de wijze van openbaar maken van de informatie heb ik als Voorzitter overigens al meer dan eens laten blijken dat het weliswaar geen wettelijke, maar wel een fatsoenregel is dat de Kamer eerder kennis kan nemen van informatie van de regering dan anderen, zoals journalisten. Het verdient veruit de voorkeur dat de regering belangrijke verklaringen in de Kamer zelf aflegt zodat de Leden haar hierop kunnen bevragen en zo hun grondwettelijke taken vorm en inhoud geven.

De problematiek rond de reikwijdte van artikel 68 is niet nieuw. De Raad van State heeft in juli 2002 op verzoek van het Presidium duidelijk verwoord dat het ook zijn standpunt is dat alleen de Kamer zelf in dit soort situaties competent is. Dit alles betekent dat de Kamer, nogmaals, zelf bepaalt waarmee zij genoegen neemt. Als Voorzitter voel ik mij bij uitstek verantwoordelijk voor het opkomen voor de positie van minderheden in de Kamer. Echter, alleen een Kamermeerderheid kan het geven van informatie door de regering afdwingen.

Voor de volledigheid wijs ik erop dat u veel wijze woorden over artikel 68 van de Grondwet vindt in het Kamerstukkendossier 28 3621.

Met vriendelijke groet,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

G. A. Verbeet


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven