28 362 Reikwijdte van artikel 68 Grondwet

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2018

Tijdens het AO met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken op 5 juli 2018 over artikel 68 Grondwet (Kamerstuk 28 362, nr. 12) heb ik naar aanleiding van een vraag van mevrouw Özütok (GroenLinks) toegezegd schriftelijk terug te komen op de vraag hoe de inlichtingenplicht van artikel 68 Grondwet zich verhoudt tot de fiscale geheimhoudingsplicht in artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelasting (AWR) ten aanzien van fiscale gegevens en tot de mogelijkheid tot inzage door de Europese Commissie van die gegevens waarop deze geheimhoudingsplicht ziet. Mede namens de Staatssecretaris van Financiën bericht ik u daarover het volgende.

De informatievoorziening aan de Kamer wordt – naast de actieve inlichtingenplicht op basis van de ministeriële verantwoordelijkheid in artikel 42 Grondwet – beheerst door artikel 68 Grondwet, ook wel bekend als de inlichtingenplicht. Op verzoek van de gehele Kamer of één van de Kamerleden verstrekken bewindslieden informatie aan de Kamer, tenzij het belang van de staat zich daartegen verzet. Artikel 68 Grondwet is één van de pijlers van het parlementair democratisch stelsel. Het parlement kan zijn controlerende taak immers niet goed uitoefenen indien het niet over de daarvoor noodzakelijke informatie beschikt.

De fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR verplicht een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de belastingwetgeving tot geheimhouding van gegevens die in het kader van de heffing of inning van de belastingen zijn verkregen. Een belastingplichtige (natuurlijke persoon of rechtspersoon) moet erop kunnen vertrouwen dat zijn vaak vertrouwelijk verstrekte informatie niet anders wordt gebruikt dan voor het doel waarvoor deze is verstrekt. De geheimhouding zorgt daarnaast voor bescherming van persoonsgegevens en draagt bij aan de naleving van fiscale regelgeving door belastingplichtigen.

Wanneer een informatieverzoek van de Kamer ziet op informatie waarop een wettelijke geheimhoudingsplicht rust, zoals bijvoorbeeld de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR, dient in elk specifiek geval een belangenafweging te worden gemaakt tussen het belang van het parlement bij inlichtingen en het belang van betrokkenen bij geheimhouding.1 Een geheimhoudingsplicht staat niet per definitie in de weg aan verstrekking van de informatie aan de Kamers. In het algemeen verzet een geheimhoudingsplicht zich tegen openbare informatieverstrekking aan het parlement, omdat daardoor de informatie alsnog openbaar wordt.2 Van geval tot geval dient een belangenafweging te worden gemaakt of de informatie kan worden verstrekt en in voorkomend geval ook over de wijze van verstrekking.

Over de mogelijkheid van de Europese Commissie (Commissie) om fiscale gegevens in te zien, kan ik u het volgende mededelen. Op grond van de zogeheten Procedureverordening3 kan de Commissie een onderzoek instellen in het kader van haar toezicht4 op de naleving van het verbod op staatssteun. De Commissie kan in dat kader de lidstaten verzoeken om informatie als zij vermoedt dat er sprake is van onrechtmatige staatssteun aan een individuele onderneming of aan een bepaalde sector. De lidstaten zijn gehouden de gevraagde informatie te verstrekken en aan een dergelijk onderzoek mee te werken op grond van het in het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginsel van loyale samenwerking en van de Procedureverordening.5 Deze verordening werkt rechtstreeks in de lidstaten; nationale wetgeving die informatieverstrekking aan de Europese Commissie in de weg staat – zoals in dit geval de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR – wordt vanwege het feit dat de Europese verordening voorrang heeft boven de nationale wet, buiten beschouwing gelaten.

Indien de Commissie in een besluit de verstrekte, vertrouwelijke informatie openbaar wil maken, dient zij twee juridische verplichtingen te verzoenen. Het betreft de verplichting om overeenkomstig artikel 296 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) haar beschikkingen te motiveren en om erop toe te zien dat haar beschikking alle essentiële elementen bevat waarop deze gebaseerd is, en de verplichting om geheimhouding in acht te nemen op grond van artikel 339 VWEU en artikel 30 van de Procedureverordening. De regels met betrekking tot de geheimhouding bij beschikkingen inzake staatssteun zijn nader uitgewerkt in de Mededeling van de Commissie over geheimhouding bij staatssteunbeslissingen. Uit paragraaf 20 van die Mededeling volgt dat informatie die essentieel is voor het bewijs van staatssteun en de begunstigde daarvan, niet vallen onder de geheimhoudingsregels en zodoende dus wel openbaar kunnen worden gemaakt.6

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Zie ook Kamerstuk 33 003, nr. 83.

X Noot
2

Zie ook Kamerstuk 28 362, nr. 2, p. 11.

X Noot
3

VERORDENING (EU) 2015/1589 VAN DE RAAD van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (codificatie).

X Noot
4

De bevoegdheid daartoe is opgenomen in artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

X Noot
5

Artikel 4, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 12 van de Procedureverordening.

X Noot
6

Mededeling van de Commissie C (2003) 4582 van 1 december 2003 over geheimhouding bij beschikkingen inzake staatssteun, PbEU 2003, C 297/03.

Naar boven