Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28349 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28349 nr. 4 |
Vastgesteld 4 juli 2002
De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben begrip voor het feit dat de regering naar mogelijkheden zoekt om de werklast bij de Belastingdienst te verlichten en bezwaren collectief af te doen. Thans komt het voor dat de Belastingdienst een groot aantal dezelfde bezwaren krijgt waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat de rechter ze zal afwijzen.
De leden van de VVD fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zijn niet overtuigd van de noodzaak tot invoering van dit wetsvoorstel. Zij hebben begrip voor het feit, dat de samenleving er niet bij gediend is als de Belastingdienst iedere belastingplichtige individueel moet benaderen naar aanleiding van massaal ingediende bezwaren, indien na afloop van een proefprocedure vaststaat dat ze afgewezen moeten worden. Het is echter de vraag of dit probleem niet op een minstens even efficiënte wijze kan worden opgelost binnen het bestaande wettelijke kader. Wanneer er een serieuze dreiging is dat massaal bezwaar zal worden gemaakt, kan de staatssecretaris het probleem toch in de kiem smoren en de stroom bezwaarschriften tegengaan door bij voorbaat toe te zeggen dat de inspecteur ambtshalve tegemoet zal komen indien een beslissing van de (hoogste) rechter daartoe aanleiding geeft? Gaarne vernemen de leden van de VVD-fractie op dit punt de reactie van de regering op het commentaar van P.G.M. Jansen op het wetsvoorstel in het Weekblad voor Fiscaal Recht d.d. 4 juli 2002.
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet. Zij kunnen zich vooralsnog met het voorstel verenigen, maar hebben nog een aantal vragen die zij beantwoord zouden willen zien alvorens definitief met het voorstel in te kunnen stemmen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Zij constateren dat de Raad van State zeer kritisch was over bovengenoemd wetsvoorstel. Ook de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft fundamentele kritiek op de invoering van deze wet. De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de reactie van de regering op het advies van de Raad van State maar menen dat voor een goede oordeelsvorming ook een uitgebreide reactie van de regering op het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) gewenst is (brief aan de vaste commissie voor Financiën d.d. 26 juni 2002; Fin-02-329; in afschift toegestuurd aan de staatssecretaris van Financiën). De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering nog eens duidelijk uiteen te zetten waarom de voorgestelde procedure (thans) de voorkeur verdient boven het «alternatieve voorstel» zoals dat bij brief van 26 juni 2002 is gedaan door De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs.
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij volgen de redenering om praktijkervaringen met het verschijnsel «massaal bezwaar» om efficiencyredenen een wettelijke vertaling te geven. Het is echter wel van belang of de individuele rechtspositie om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het handelen van de overheid wel voldoende gewaarborgd blijft. Daarnaast hechten de leden van de fractie van D66 in zijn algemeenheid aan heldere, consistente en logische wetgeving. Zij hebben daarom nog een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie concluderen dat het probleem zich in de uitvoeringssfeer voordoet en vragen zich af of de oplossing niet ook in deze richting gezocht moet worden. Ook deze leden hebben behoefte aan een reactie van de regering op het commentaar van mr. P.G.M. Jansen in genoemd artikel dat te gemakkelijk wordt heengestapt over het alternatief waarbij de Belastingdienst bij het overschrijden een bepaalde, kritische hoeveelheid bezwaren of bij een serieuze dreiging daarvan, een mededeling doet dat het niet meer nodig is om bezwaar te maken, omdat de Belastingdienst in alle nog openstaande zaken ambtshalve zal tegemoetkomen, indien de belastingrechter de Belastingdienst in het ongelijk stelt. Dit alternatief wordt in de memorie van toelichting genoemd, maar er wordt verder niet op ingegaan. De leden van de fractie van D66 vragen de regering dit alsnog te doen en de voor- en nadelen van het alternatief t.o.v. het wetsvoorstel uit te werken?
De leden van de CDA-fractie zien een aantal uitbreidingsmogelijkheden van dit wetsvoorstel. Zo hebben deze leden het laatste jaar een aantal maal geconstateerd dat de Belastingdienst massale fouten heeft gemaakt bij de verwerking van de aangiftes. In dat geval moet iedere belastingplichtige apart bezwaar indienen. Zij wijzen in dit kader ook naar de recent ingediende schriftelijke vragen van het lid Van Vroonhoven. Is het niet mogelijk uit het oogpunt van wederkerigheid, in dit geval ook een soort massaal bezwaar toe te staan?
Voorts – zo merken de leden van de CDA-fractie op – wijzen zowel mr. P.G.M. Jansen als VakstudieNieuws (VN 2002/23.3) erop dat het wetsvoorstel niet eraan in de weg lijkt te staan dat ook lagere overheden bezwaren als massaal bezwaar kunnen aanwijzen. De leden van de CDA-fractie hebben op dit punt behoefte aan een toelichting van de regering. Indien dat inderdaad het geval is, rijst bij deze leden de vraag hoe de regering daar tegenover staat.
Ook de leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangegeven of de voorgestelde regeling ook geldt voor heffingen van lokale overheden? Zo ja, hoe zal de regeling dan praktisch en organisatorisch uitwerken?
De leden van de fractie van het CDA vragen of de regering kan ingaan op de vraag of het ook mogelijk is dat (groepen) burgers of gemachtigden van deze burgers zaken collectief aan de rechter voorleggen, zodat zij niet ieder voor zich een rechtsgang hoeven te bewandelen. Het wetsvoorstel regelt hieromtrent niets.
De leden van de fracties van het CDA, de VVD en van D66 vragen zich af waarom het wetsvoorstel zich beperkt tot het fiscale bestuursrecht? De leden van de CDA-fractie merken op dat ook elders immers grote aantallen bezwaren voorkomen (bijvoorbeeld in de sociale zekerheid). Waarom is hiervoor gekozen en is deze beperking niet in strijd met de in het Awb neergelegde eenheid van het bestuursrecht?
De leden van de fractie van de VVD vragen of er overtuigende redenen zijn om in dit opzicht af te wijken van het algemene bestuursrecht? Zijn er elders in het bestuursrecht dan geen massale bezwaren mogelijk (bijvoorbeeld de bezwaren en beroepen tegen de bonus-malusregeling in de sociale zekerheid)?
De leden van de D66-fractie vragen of in de toekomst een uitbreiding is voorzien naar de andere delen van het bestuursrecht? Zo nee, waarom niet? Ontstaat er geen situatie van rechtsongelijkheid voor burgers die onder het fiscale recht wel onder massaal bezwaar komen te vallen en in andere delen van het bestuursrecht niet?
Schets van het voorgesteld regime voor massaal bezwaar
De leden van de fractie van de VVD vragen of kan worden aangegeven aan hoeveel bezwaarschriften men moet denken voordat sprake is van massaal bezwaar? Verdient het geen aanbeveling om hierover meer duidelijkheid te bieden in het voorstel? Kan de regering in dit verband aangeven hoeveel bezwaarschriften er jaarlijks bij de Belastingdienst worden ingediend?
De leden van de fractie van de PvdA merken op dat in de memorie van toelichting wordt aangegeven dat het verschijnsel «massaal bezwaar» zich in het afgelopen decennium met enige regelmaat heeft voorgedaan. Daarbij worden diverse voorbeelden genoemd. Slechts bij één kwestie wordt het aantal ingediende bezwaarschriften genoemd: 1,4 miljoen. Deze leden vragen daarom aan de regering of zij iets meer precies zou kunnen en willen zijn over de uitleg die zij voornemens is te geven aan de vage omschrijving «een groot aantal bezwaren».
De leden van de fractie van D66 hebben geconstateerd dat er geen ondergrens is vastgesteld voor het aantal bezwaren dat nodig is om voor massaal bezwaar in aanmerking te kunnen komen. Waarom is er geen ondergrens vastgesteld? Wil de regering alsnog overwegen een ondergrens in de wet op te nemen?
Bestaat de mogelijkheid om een aanwijzing als massaal bezwaar naderhand in te trekken, wanneer blijkt dat het aantal bezwaarschriften geringer is dan verwacht, zo vragen de leden van de fractie van de VVD. Als dit niet geval is, verdient het dan geen aanbeveling om pas een aanwijzing te doen op een moment waarop inderdaad van massaal bezwaar sprake blijkt te zijn?
De leden van de CDA-fractie hebben nog enige twijfels over de wijze waarop bezwaren als massaal bezwaar worden aangewezen. Zo hebben deze leden behoefte aan meer controle op de aanwijzing als massaal bezwaar. Deze leden wensen in ieder geval dat het besluit hiertoe van de staatssecretaris ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Tweede Kamer. Zij vragen de regering hierop te reageren.
De leden van de fractie van D66 hebben geconstateerd dat in het wetsvoorstel belangrijke bevoegdheden zijn toebedeeld aan de minister (in praktijk de staatssecretaris). Zo bepaalt de staatssecretaris of er sprake is van massaal bezwaar en selecteert hij de gevallen die aan de rechter worden voorgelegd. Dat betekent in de eerste plaats dat het begrip massaal bezwaar en de voorwaarden waaronder deze van toepassing is helder in de wet moeten zijn opgenomen. En juist hier zijn er nog onduidelijkheden. In het wetsvoorstel de wet is het volgende opgenomen: «Indien naar het oordeel van Onze Minister een groot aantal bezwaren is gericht tegen de beslissing op eenzelfde rechtsvraag, al dan niet met accessoire kwesties, die zich lenen voor een niet-individuele afdoening (de rechtsvraag), kan hij die bezwaren aanwijzen als massaal bezwaar». De aanwijzing voor massaal bezwaar is hiermee een discretionaire bevoegdheid van de minister van Financiën (staatssecretaris), die hiertoe wordt aangezet door de Belastingdienst. Volgens de memorie van toelichting kan de Belastingdienst «aan de bel trekken» als zij wordt geconfronteerd met een groot aantal bezwaren over een zelfde rechtsvraag. Kan het regering nauwkeuriger ingaan op de vraag wanneer wel en wanneer niet «aan de bel» getrokken kan of moet worden, zo vragen de leden van de fractie van D66.
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het niet gemakkelijk is voor een belastingplichtige om onder de aanwijzing uit te komen, door een extra geschilpunt of een verzoek om schadevergoeding – hoe ongegrond ook – aan de rechtsvraag toe te voegen?
De leden van de VVD-fractie merken op dat een bezwaarschrift niet onder de regeling inzake massaal bezwaar valt indien het naast de rechtsvraag ook nog een andere, niet-accessoire kwestie aan de orde stelt. Tot welk stadium kan een dergelijk ander geschilpunt nog met dit effect aan het bezwaarschrift worden toegevoegd? Is dat ook mogelijk na afloop van de bezwaartermijn? En is dit ook nog mogelijk nadat de reguliere motivering van het bezwaarschrift is gegeven, waarin alleen de rechtsvraag aan de orde is gesteld?
Moeten de bezwaarschriften die onder de aanwijzingen vallen door de bevoegde eenheid als zodanig worden geregistreerd, vragen de leden van de VVD-fractie. Zo ja, wordt de beoogde werkbesparing dan niet voor een belangrijk deel tenietgedaan? En als registratie achterwege blijft, hoe kan de inspecteur dan onderkennen dat hij niet binnen een jaar uitspraak behoort te doen op het bezwaarschrift? En hoe kan de inspecteur deze bezwaarschriften zonder registratie traceren indien er vanwege de afloop van de proefprocedure(s) aanleiding is om daarop individueel uitspraak te doen? Op welke wijze worden de betrokken bezwaarschriften meegenomen in de statistieken over de behandelingsduur van bezwaarschriften?
Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe de verschillende eenheden van de Belastingdienst zullen bepalen of individuele bijzonderheden van ingediende bezwaarschriften zo specifiek zijn dat die bezwaarschriften niet onder een aanwijzing als massaal bezwaar vallen. Zal daarover per massaal bezwaar beleid worden geformuleerd?
De leden van de VVD-fractie vragen zich voorts af of een op artikel 8:73 Awb gebaseerd verzoek om vergoeding van de werkelijke schade van de belastingplichtige ook onder de accessoire kwesties valt?
In welke vorm legt de inspecteur zijn beslissing vast dat een individueel bezwaarschrift onder een aanwijzing als massaal bezwaar valt? Is hier sprake van een beschikking in de zin van de Awb? Op welke wijze wordt de belastingplichtige, met inachtneming van de Awb, van de beslissing van de inspecteur op de hoogte gesteld? Neemt de hiermee gemoeide hoeveelheid werk niet een groot deel van de beoogde werkbesparing weg, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
Verder zouden we leden van de VVD-fractie graag willen weten welke wegen er voor de belastingplichtige openstaan indien hij van oordeel is dat zijn bezwaarschrift door de inspecteur ten onrechte is aangemerkt als een bezwaar dat onder een aanwijzing als massaal bezwaar valt?
De leden van de CDA-fractie hebben nog enige twijfels over de «voor het geval gepaste» manieren, waarop de aanwijzing bekend wordt gemaakt. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of niet tenminste die mensen die een brief hebben geschreven naar de Belastingdienst waarin zij kenbaar hebben gemaakt in verzet te willen gaan tegen de uitspraak, ook per post bekend gemaakt moeten worden met de aanwijzing c.q. de collectieve uitspraak. Zij verzoeken de regering hierop te reageren.
De leden van de CDA-fractie vrezen dat bij de belastingplichtigen onvoldoende bekend zal zijn dat de mogelijkheid bestaat om de belastinginspecteur te verzoeken de collectieve uitspraak te vervangen door individuele uitspraak. Op welke wijze wordt de belastingplichtige bekend gemaakt met deze mogelijkheid?
Deze leden vragen zich of de conclusie gegrond is dat – ook al heeft de belastingplichtige verzocht de collectieve uitspraak te vervangen door individuele uitspraak – de burger de eerste feitelijke beoordeling van zijn bezwaarschrift door de inspecteur dan ook al heeft prijsgegeven en in die fase ook niet is gehoord?
Begrijpen de leden van de fractie van de PvdA het goed dan zal de staatssecretaris in het geval hij gebruik maakt van zijn (nieuwe) bevoegdheid steeds tevens gebruik maken van zijn algemene bestuursbevoegdheid om na ommekomst van de gerechtelijke procedure(s) – indien die procedure(s) daar aanleiding toe geven – ambtshalve tegemoet te komen aan de potentiële bezwaren van degenen die (nog) geen bezwaar hadden ingediend. Zo ja, dan vragen deze leden zich ook hierbij af waarom dit niet eenvoudigweg wordt opgenomen in de wet. Dat zou de rechtszekerheid namelijk zeer ten goede komen.
De leden van de D66-fractie zijn vooralsnog niet overtuigd van de toegevoegde waarde van het wetsvoorstel. Zij vragen vraagt zich af wat de voordelen van een aparte wet zijn ten opzichte van de huidige interne regeling ter verwerking van massaal ingediende bezwaarschriften zoals neergelegd in het Besluit van 17 december en aangevuld met het Besluit van 7 maart. Het belangrijkste voordeel van de wetgeving lijkt de efficiencyvoordelen voor de Belastingdienst. Het Ministerie van Financiën krijgt echter een zwaardere taak toegekend. Hoe verhouden de verwachte efficiencyvoordelen zich met de extra administratieve lasten bij het kerndepartement? Tot slot weegt voor de leden van de fractie van D66 de borging van de individuele rechtspositie bijzonder zwaar. In dat opzicht spreekt D66 haar zorg uit over de rol die is toegekend aan de staatssecretaris, die tevens procespartij is. Deze leden vragen de regering dan ook een onafhankelijk alternatief aan te dragen voor wat betreft de aanwijzingsbevoegdheid van de staatssecretaris.
De staatssecretaris kan bezwaren aanwijzen als massaal bezwaar. Zijn gevallen denkbaar dat de staatssecretaris niet zou overgaan tot aanwijzing tot massaal bezwaar, terwijl dat wel mogelijk is? Als massaal bezwaar kunnen worden aangemerkt de nog in te dienen bezwaren tot en met de dag voorafgaande aan de dag waarop de collectieve uitspraak wordt gedaan. Waarop is de grens van één dag gebaseerd, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.
In de toelichting op dit artikellid wordt gesteld dat er advies kan worden ingewonnen. Waar hangt dat vanaf, vragen de leden van de CDA-fractie. Zowel mr. P.G.M. Jansen als VakstudieNieuws (VN 2002/23.3) stellen voor dit advies verplicht en/of bindend te laten zijn. Wil de regering hierop reageren? De leden van de CDA-fractie hebben geconstateerd dat over dit advies geen bepaling in het voorstel van wet is opgenomen. Is dat niet nodig?
Ook de leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom het vragen van advies over een aanwijzing als massaal bezwaar niet verplicht is gesteld. Is het niet mogelijk om, in geval van spoed, ook op korte termijn een deskundig advies te krijgen?
Als er advies wordt ingewonnen – aldus deze leden – wordt dit advies dan spontaan gepubliceerd? Als dit niet het geval is, kunnen belangstellenden dan op grond van de WOB daarin inzage krijgen?
Uit de memorie van toelichting blijkt voorts dat de staatssecretaris voornemens is om in voorkomende gevallen voorafgaande aan het aanwijzen van bezwaren als massaal bezwaar «waar nuttig en mogelijk» advies te vragen aan een aantal deskundigen. De leden van de fractie van de PvdA beoordelen deze aanpak als verstandig, maar vragen zich wel af waarom in het verlengde daarvan – wanneer dus wordt overgegaan tot een aanwijzing – niet ook voor deze aanpak wordt gekozen bij het nemen van de beslissing welke bezwaren van de aanwijzing worden uitgezonderd. Dat deze procedure ook met betrekking tot deze (tweede) beslissing in alle gevallen daadwerkelijk zal worden gevolgd blijkt naar de mening van deze leden nog onvoldoende uit de reactie op het advies van de Raad van State. Voorts vragen deze leden zich af waarom deze werkwijze niet eenvoudigweg in de wet wordt opgenomen.
De leden van de fractie van de fractie van de PvdA vragen zich af wat precies moet worden begrepen onder de toevoeging «al dan niet met accessoire kwesties». Uit de stukken blijkt dat thans nog onvoldoende duidelijk.
Waarom wordt er gesproken over «eenzelfde» en niet «dezelfde» rechtsvraag, vragen de leden van de fractie van D66. Hoe wordt gewaarborgd dat alleen dezelfde aanvragen worden meegenomen in het massaal bezwaar? Hoe wordt omgegaan met kleine individuele verschillen in de bezwaren?
Een zorgelijker aspect – aldus de leden van de D66-fractie – is dat de staatssecretaris de belangrijkste beslissingen neemt omtrent het massaal bezwaar, maar dat hij tegelijkertijd procespartij is. Zo wijst de staatssecretaris de inspecteur aan die de collectieve uitspraak doet en daarmee impliciet ook het gerechtshof waar de zaak wordt voorgelegd. Hiermee kan de staatssecretaris zijn positie als procespartij verder versterken. Deze vormen van belangenverstrengeling worden in het wetsvoorstel onvoldoende tegengegaan. De leden van de fractie van D66 vinden dit uiterst zorgelijk en vragen de regering een poging te doen deze zorgen weg te nemen.
De Raad van State heeft in dit verband ook terecht vragen gesteld over de representativiteit van de gekozen gevallen en de wijze waarop de rechtsvraag aan de rechter wordt voorgesteld. De Raad pleit dan ook voor een regeling in de wet inzake de selectie van de aan de rechter voorgelegde gevallen, waarbij de orde van belastingadviseurs betrokken kan worden. De regering heeft deze opmerking als volgt in de memorie van toelichting vertaald: «Bij het aanwijzen van bezwaren als massaal bezwaar zal waar nuttig en mogelijk (het tijdsaspect kan een rol spelen) advies worden gevraagd aan een aantal deskundigen buiten het Ministerie van Financiën». De leden van de fractie van D66 achten deze zinsnede uitermate vaag. Wanneer is iets nuttig en niet nuttig? Wanneer wordt besloten dat de adviesaanvraag «niet mogelijk is» gezien de tijd? Gezien het bovengenoemde ernstige probleem van belangenverstrengeling stellen ook de leden van de D66-fractie voor het inwinnen van advies bij belastingdeskundigen, of andere deskundigen verplicht te stellen en in de wet te verankeren. Alleen op die wijze kan de representativiteit van de keuze worden gewaarborgd.
De regering lijkt van oordeel te zijn dat een uitspraak die door de inspecteur abusievelijk wordt gedaan op een massaal bezwaarschrift van rechtswege nietig is. Als dit zo is, waarop baseert de regering dan deze nietigheid? Vernietigbaarheid van met de wet strijdige besluiten is toch de hoofdregel van het bestuursrecht? En als er toch sprake zou zijn van nietigheid, heeft dat dan tot gevolg dat tegen de uitspraak geen beroep openstaat? Als dit zo is, hoe valt een uitsluiting van beroep te rijmen met de uitspraak van de Raad van State van 13 oktober 1998, Jurisprudentie Bestuursrecht 1998/275? En hoe laat het zich denken dat de inspecteur in een van rechtswege nietige uitspraak berust? Verdient het geen voorkeur om in dit opzicht minder vrijblijvend te zijn en duidelijker aan te geven of de inspecteur in zijn uitspraak moet berusten en zo ja, in welke gevallen? Of doet het in het licht van de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad van State niet ter zake of de inspecteur al dan niet in het bestaan van zijn uitspraak berust, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie vragen of het niet de voorkeur verdient dat altijd meer dan één bezwaarschrift van de aanwijzing als massaal bezwaar wordt uitgezonderd, zodat er verschillende proefprocedures gevoerd kunnen worden? Anders bestaat het risico dat de betreffende belastingplichtige er om moverende redenen in enig stadium van afziet om zijn zaak door te zetten, of dat hij in enig stadium van de procedure om formele redenen niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Verdient het bovendien uit het oogpunt van objectiviteit niet de voorkeur dat de aanwijzing van de representatieve, uit te zonderen bezwaren niet (uitsluitend) plaatsvindt door de staatssecretaris, die immers het gezag heeft over één van de partijen in de procedure, nl. de Belastingdienst (inspecteur)? Hoe kijkt de regering aan tegen de suggestie om hier een rol toe te kennen aan organisaties van belastingadviseurs?
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het niet tegen de gedachte van onze rechtsstaat indruist om belanghebbenden niet – desnoods desgevraagd – te horen.
De leden van de VVD-fractie zouden graag willen weten of de voorgestelde termijn van zes weken voor het doen van de collectieve uitspraak altijd haalbaar is? Hoe moet deze termijn worden gehanteerd indien er verschillende bezwaren van de aanwijzing als massaal bezwaar zijn uitgezonderd en de rechter in die zaken niet gelijktijdig beslist?
Het verzoek van de belanghebbende de collectieve uitspraak door een individuele uitspraak te vervangen wordt niet ingewilligd indien het «onredelijk laat» is gedaan. De vraag rijst bij de leden van de CDA-fractie wat verstaan wordt onder «onredelijk laat»?
De leden van de VVD-fractie hebben er ernstige bedenkingen tegen dat degene wiens tijdig ingediende bezwaar valt onder de aanwijzing als massaal bezwaar, na het doen van een collectieve uitspraak niet over de mogelijkheid beschikt om naar aanleiding van dezelfde aanslag andere geschilpunten aan de rechter voor te leggen. Dit betekent een ingrijpende verslechtering van de rechtspositie van de betrokken belastingplichtigen, die deze mogelijkheid onder de huidige wetgeving wel hebben indien hun bezwaarschrift in afwachting van een proefprocedure wordt aangehouden. Deze leden betwijfelen ook of deze uitsluiting van rechtsmiddelen in overeenstemming is met artikel 17 van de Grondwet. Zij vragen zich verder af waarom deze belastingplichtigen anders worden behandeld dan degene die aanstonds het andere geschilpunt in hun bezwaarschrift hebben opgenomen. Wat rechtvaardigt hier een verschil in behandeling?
De leden van de VVD-fractie willen nog weten vanaf welk tijdstip de termijn van een jaar uit het voorgestelde tiende lid van artikel 25a AWR begint te lopen indien er verschillende proefprocedures zijn aangewezen, en de rechter daarin niet gelijktijdig uitspraak doet?
Het voorgestelde elfde lid van artikel 25a AWR bepaalt dat de inspecteur in de daar bedoelde gevallen op de rechtsvraag beslist in het nadeel van de belastingplichtige. Kan de rechter in een daarop eventueel volgende beroepsprocedure van die belastingplichtige nog wel inhoudelijk ingaan op de rechtsvraag, nu de wet imperatief voorschrijft hoe de uitspraak op het bezwaar moet luiden? Op grond van welk juridisch gebrek zou de rechter deze uitspraak dan mogen vernietigen, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
Samenstelling:
Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Crone (PvdA), fng. voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Giskes (D66), B. M. De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Hamer (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Wijn (CDA), Eurlings (CDA), Ten Hoopen (CDA), De Pater-van der Meer (CDA), Alblas (LPF), T. de Graaf (LPF), Van As (LPF), Palm (LPF), Veling (ChristenUnie), Teeven (LN), Wolfsen (PvdA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (CDA).
Plv. leden: Vacature (GroenLinks), Vacature (LPF), Vacature (VVD), Bakker (D66), Vacature (VVD), Vacature (VVD), Kortenhorst (CDA), Vacature (PvdA), Vacature (VVD), Vacature (PvdA), Vacature (GroenLinks), Gerkens (SP), De Pater-van der Meer (CDA), Mastwijk (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Vacature (CDA), Eberhard (LPF), Stuger (LPF), Varela (LPF), Hoogendijk (LPF), Van der Vlies (SGP), Jense (LN), Vacature (PvdA), J. M. De Vries (CDA), Vacature (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28349-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.