nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2009
Op 2 december vorig jaar heeft de Eerste Kamer het voorstel van wet
van het lid Halsema inzake constitutionele toetsing aanvaard (Kamerstukken
28 331).
Het wetsvoorstel behelst de eerste lezing van een grondwetsherziening.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heb ik
namens het kabinet als voorlopig oordeel uitgesproken dat, alles afwegende,
de voordelen van het voorstel niet op voorhand zwaarder wegen dan de nadelen.
Na de stemming over het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft het kabinet
beraadslaagd over de vraag of het wetsvoorstel zal worden voorgedragen voor
bekrachtiging. Daarbij is in aanmerking genomen dat het om een eerste lezing
van een grondwetsherziening gaat. Het enige gevolg van bekrachtiging is daardoor,
dat de weg wordt vrijgemaakt voor behandeling van het voorstel in tweede lezing
nadat een nieuwe Tweede Kamer zal zijn gekozen.
Het kabinet wil behandeling in tweede lezing niet onmogelijk maken en
heeft daarom besloten het wetsvoorstel voor te dragen voor bekrachtiging.
Het kabinet acht het gewenst dat dan in elk geval ook de overwegingen opnieuw
aan de orde komen die namens het kabinet in het debat met de Kamers zijn gewisseld.
Het standpunt van het kabinet dat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen
is sinds het debat in de Eerste Kamer ongewijzigd gebleven en dit kabinet
zal dit standpunt ook na de verkiezingen blijven innemen.
Voorts zal het kabinet zich rekenschap geven van de mogelijke gevolgen
die aan bekrachtiging van dit grondwetsvoorstel in eerste lezing zijn verbonden
ten aanzien van een nadere standpuntbepaling van het kabinet met betrekking
tot onder meer de wetgevingsprocedure en de rechterlijke organisatie.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
G. ter Horst