28 325 Bouwregelgeving

Nr. 268 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2024

Uw Kamer heeft mij op 13 maart schriftelijk verzocht om een brief te sturen met de stand van zaken inzake de besluitvorming over de milieuprestatie gebouwen (mpg) voorafgaand aan het Commissiedebat circulair bouwen d.d. 3 april 2024. In voorliggende brief geef ik de stand van zaken weer en de planning voor de komende periode.

Onlangs is de internetconsultatie afgerond voor het wijzigingsbesluit en de wijzigingsregeling met betrekking tot het aanscherpen en uitbreiden van de milieuprestatie-eis gebouwen. In totaal heb ik ruim 100 reacties ontvangen, verdeeld over beide wijzigingsvoorstellen. Dit aantal reacties stemt mij tevreden en leert mij dat het onderwerp terecht zeer leeft. Tevens geeft het mij de gelegenheid om de voorstellen nog enigszins te verbeteren. De reacties komen van diverse partijen, zoals betrokken burgers en ondernemers, bouwende en ontwikkelende partijen, gemeenten en provincies, architecten, onderzoekers en brancheorganisaties.

Een belangrijke hoofdlijn die ik uit de reacties haal, is de brede steun voor zowel de aanscherping van de milieuprestatie-eisen voor woningen en kantoren als de uitbreiding van de milieuprestatie-eisen voor andere gebruiksfuncties, zoals opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Er wordt eveneens steun uitgesproken voor de afwijkende – ruimere – norm voor kleine woningen en niet-compacte kantoren evenals voor de uitwerking in de Omgevingsregeling welke gebouwonderdelen moeten worden meegenomen in de berekening van de milieuprestatie.

Naast de voornoemde positieve reacties op het voorstel, zijn er ook kritische reacties op onderdelen van de geconsulteerde wijzigingsvoorstellen. Meerdere partijen geven aan dat de voorbereidingstijd voor partijen in de bouw voldoende moet zijn. Ze vragen in hun reacties om een langere periode tot inwerkingtreding van de wijzigingen. Hier zal ik zorgvuldig naar kijken samen met die partijen. Tevens wijzen meerdere partijen op het belang van een adequaat toezicht en handhaving door het bevoegd gezag. De aanscherping en uitbreiding van de milieuprestatie-eisen verandert de controle op naleving en het toezicht en de handhaving door het bevoegd gezag niet.

Er is daarnaast door verschillende partijen kritisch gereageerd op het wijzigingsvoorstel op het punt van de invoering van de herziene versie van de bepalingsmethode voor de berekening van de milieuprestatie-eis gebaseerd op de Europese standaard EN 15804+A2 (verder: versie A2). De kern van de reacties is dat in de overgang van de huidige bepalingsmethode (gebaseerd op de versie A1 van de Europese standaard, 11 milieucategorieën) naar de herziene versie (versie A2, 19 milieucategorieën) de toename van de milieubelasting van biobased bouwproducten hoger is dan die van andere bouwproducten. Dit resulteert in de ogen van die partijen tot een relatief minder gunstige milieuprestatiescore voor biobased bouwproducten ten opzichte van andere bouwproducten.

Deze reacties neem ik serieus. Daarom heb ik een bestuurlijk overleg gepland met partijen uit de bouwsector op 8 april aanstaande, om de keuzen te bespreken hoe hiermee om te gaan. In het overleg streef ik naar draagvlak. Het bestuurlijk overleg is gepland in afstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat vanwege haar verantwoordelijkheid voor circulair bouwen binnen de grond-, weg- en waterbouw en de inhoudelijke raakvlakken.

Ik verwacht een definitief voorstel voor wijziging van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving ten aanzien van de milieuprestatie voor bouwwerken voor de zomer aan uw Kamer aan te bieden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven