Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2016
Bij het Algemeen Overleg Bouwregelgeving van 29 september 2016 heb ik met u gesproken
over de onderzoeksplicht voor roestvaststaal (RVS) in zwembaden. Hierbij is door het
lid Van Veldhoven de vraag naar voren gebracht hoe we kunnen weten dat de zwembaden
de onderzoeksplicht naleven. In deze brief beschrijf ik de wijze waarop ik in 2017
wil nagaan of de onderzoeksplicht wordt nageleefd en ik ga daarbij ook in de op de
door het lid Van Veldhoven gedane suggesties voor dit onderzoek.
Onderzoek naleving onderzoeksplicht
Zoals staat in mijn brief van 30 juni 2016 (Kamerstuk 28 325, nr. 158), heb ik in het Algemeen Overleg van 16 maart (Kamerstuk 32 757, nr. 132) toegezegd om u voor de zomer 2017 een voortgangsbericht over de uitvoering van de
onderzoeksplicht te sturen. Bij het recente Algemeen Overleg heb ik daaraan toegevoegd
dat het onderzoek ten behoeve van dit voortgangsbericht begin 2017 zal plaatsvinden.
Het lid Van Veldhoven heeft bij het Algemeen Overleg de suggestie gedaan om bij dit
onderzoek de provincies te betrekken die het interbestuurlijke toezicht hebben op
de gemeenten.
Allereerst meld ik u dat ik recent een brief heb gestuurd aan gedeputeerde staten
van alle provincies waarin ik hen informeer over de onderzoeksplicht bij zwembaden.
Een afschrift van deze brief ontvangt u hierbij1.
Het onderzoek dat ik begin 2017 laat uitvoeren, heeft tot doel om te komen tot duidelijkheid
of de zwembaden de onderzoeksplicht hebben uitgevoerd. Ik laat dit onderzoek uitvoeren
door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Via steekproeven, enquêtes en interviews
– waarbij een beeld van alle zwembaden wordt verkregen- zal duidelijk worden of de
onderzoeksplicht is uitgevoerd. Het onderzoek zal worden uitgevoerd in nauwe samenwerking
met de zwembadbranche en de gemeentelijke bouw – en woningtoezichten.
Het lid Van Veldhoven heeft in dit kader de suggestie gedaan om het onderzoek in eerste
instantie te richten op zwembaden met ernstige aantasting. Hierbij refereerde zij
aan informatie in het rapport «RVS in zwembaden» dat is opgesteld door zwembadbranche
en dat ik u heb gestuurd op 30 juni 2016 (Kamerstuk 28 325 nr. 158). Het betrof een conclusie uit dit rapport namelijk dat bij 84 zwembaden zware aantastingen
van RVS-ophangsystemen zijn gevonden. Uit het rapport blijkt echter dat er niet daadwerkelijk
84 zwembaden zijn geïdentificeerd met nog aanwezige zware aantastingen. Het onderzoek
bestond uit een enquête onder 1.033 zwembaden waarbij 439 zwembaden hebben gereageerd.
Door 8% van deze 439 zwembaden zijn vanaf 2004 zware aantastingen geconstateerd. Uitgaande
van 1.033 zwembaden is men in het rapport vervolgens rekenkundig uitgekomen op 84
zwembaden. Van de 35 zwembaden (8% van 439) die daadwerkelijk zware aantasting hebben
geconstateerd vanaf 2004 lijkt het aannemelijk dat een groot deel daarvan al actie
heeft genomen. Hierover geeft het rapport geen uitsluitsel. Mijn conclusie is dat
het rapport «RVS in zwembaden» onvoldoende informatie bevat om als eerste de zwembaden
met ernstige aantasting te onderzoeken.
Ik ga er vooralsnog vanuit dat de onderzoeksplicht correct wordt nageleefd. Mocht
onverhoopt uit het nalevingsonderzoek blijken dat dit toch onvoldoende is gebeurd,
dan zal ik aanvullende maatregelen nemen. In het tweede kwartaal van 2017 informeer
ik uw Kamer over uitkomsten van het onderzoek naar de naleving van de onderzoeksplicht
voor roestvaststaal in zwembaden.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok