28 325
Bouwregelgeving 2002–2006

nr. 121
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2010

Hierbij informeer ik u over een aantal toezeggingen van mijn ambtsvoorganger op het gebied van de bouwregelgeving. Het betreft de volgende onderwerpen:

1. de aanpak van rookmelders (implementatieplan);

2. de toegankelijkheid van woongebouwen in verband met ziekenvervoer;

3. brandbare isolatiematerialen;

4. fietsparkeervoorzieningen en

5. aanpassing van regelgeving met betrekking tot de verbouw van bruggen.

Onderstaand ga ik op deze onderwerpen nader in. Daarnaast zijn er nog een aantal onderwerpen/openstaande toezeggingen waarover uw Kamer op een later tijdstip separaat geïnformeerd zal worden. Het gaat hierbij om: het welstandsbeleid, scholenbouw, de rol van architecten, de pilots in het kader van het Actieplan Commissie Dekker over toezicht, mechanische ventilatie, open verbrandingstoestellen, brandveiligheid studentenhuisvesting, brandveiligheid cellen, integratie Bouwbesluit en Gebruiksbesluit, NEN-normen en brandveiligheid hoogbouw (New York),

1. Aanpak rookmelders (implementatieplan)

Aanleiding

De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft, mede namens mijn ambtsvoorganger, op 27 oktober 2009 het rapport van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) «Fatale woningbranden 2008» aan uw Kamer aangeboden. In de begeleidende brief (Tweede Kamer 2009–2010, 26 956, nr. 67) werd gemeld dat het ministerie van VROM/WWI, samen met het ministerie van BZK, het Verbond van Verzekeraars, de Nederlandse Brandwondenstichting, brandweer en verhuurders, werkt aan een implementatieplan rookmelders. Met dit plan wordt beoogd dat in alle woningen in Nederland rookmelders worden geïnstalleerd. Uw Kamer zou hierover voor eind 2009 zou worden geïnformeerd. Hierbij voldoe ik – enige tijd later dan gepland – aan deze toezegging

Waarom rookmelders in alle woningen?

Het doel is nog steeds het gebruik van rookmelders in woningen verder te stimuleren. Dit is één van de manieren om door middel van brandpreventiebeleid het aantal dodelijke slachtoffers door brand in woningen terug te brengen. Uit het hierboven vermelde rapport blijkt dat slechts bij een paar branden, waarbij in 2008 dodelijke slachtoffers vielen, er werkende rookmelders aanwezig waren. Rookmelders kunnen dus levens redden! Dit is met name het geval doordat rookmelders een eventuele brand snel detecteren en de bewoners waarschuwen zodat er meer tijd om te vluchten is.

Rookmelders zijn relatief goedkoop, gemakkelijk op te hangen en er zijn tegenwoordig typen op de markt met een accu die 10 jaar mee gaat.

Het doel is dat uiteindelijk in alle woningen rookmelders komen te hangen en dat deze rookmelders ook werken (regelmatig testen door bewoners). Hierbij is van groot belang dat de bewoners zich bewust zijn van de risico’s op brand in hun woning en hiernaar handelen.

Dekkingsgraad rookmelders

De laatste jaren is de penetratiegraad van rookmelders sterk gestegen. Volgens cijfers van de Nederlandse Brandwonden Stichting1 waren op peildatum 25 januari 2010 ruim 70% van de woningen rookmelders aanwezig. Omdat een groot deel daarvan batterijen heeft en waarschijnlijk niet werkt ligt het percentage werkende rookmelders vermoedelijk lager. De Nederlandse Brandwonden Stichting en onderzoeksbureau SEO schatten dit percentage rond de 55%. Uit het WoonOnderzoek Nederland van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Portefeuille Wonen, Wijken en Integratie blijkt dat rookmelders het minst te vinden zijn in particuliere huurwoningen (47%) en ook minder in de aandachtswijken (40%) dan in de rest van Nederland.

Volgens het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid komen er jaarlijks ongeveer 40 000 rookmelders in woningen bij omdat een rookmelder in het Politiekeurmerk Veilig Wonen zit, een keurmerk dat ook in de bestaande bouw vrijwillig wordt gehanteerd. Het Bouwbesluit 2003 verplicht al sinds 2003 dat in nieuw te bouwen woningen rookmelders aanwezig zijn. Door de jaarlijkse toevoeging van nieuwe woningen aan de voorraad neemt het aantal rookmelders eveneens toe.

Aanpak stimulering rookmelders

Het tempo van toename van het aantal rookmelders in de woningvoorraad is echter te laag om op deze wijze te komen tot 100% rookmelders in woningen.

In bestaande woningen, gebouwd voordat de nieuwbouwverplichting gold, zijn rookmelders niet verplicht. Wij achten het niet zinvol een dergelijke verplichting in te stellen. Immers: het is niet doenlijk om er op toe te zien dat alle woningeigenaren en bewoners rookmelders kopen, daadwerkelijk ophangen en ook regelmatig testen. Dit zou een handhavingsoperatie worden die niet valt te overzien. Ook hierbij zou door voorlichting en afspraken met relevante partijen gestimuleerd dienen te worden dat rookmelders opgehangen worden. Een verplichting voegt daaraan nauwelijks iets toe. Wij zien daarom veel meer in het bewoners wijzen op de risico’s van brand en op hun eigen verantwoordelijkheid voor een brandveilige woning. Zowel woningeigenaren als bewoners moeten inzien dat deze verantwoordelijkheid ook moet worden opgepakt.

Op dit moment is intensief overleg gaande van mijn departement en dat van BZK met verschillende organisaties die betrokken zijn bij brandpreventie. Er is samen met de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), de Nederlandse Brandwonden Stichting en het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) een Stuurgroep opgericht die een gecoördineerde bevordering van rookmelders oppakt. Vanuit deze Stuurgroep zijn contacten gelegd met onder meer de koepels van woning(ver)huurders en woningeigenaren (Aedes, Vastgoedbelang, VEH, VVE-belang, Woonbond), gemeenten (VNG), organisaties als het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) en Consument en Veiligheid en het Verbond van Verzekeraars en zijn afspraken gemaakt over samenwerking op dit vlak. Doel is dat deze organisaties gezamenlijk activiteiten ontwikkelen en op elkaar afstemmen om rookmelders in woningen te stimuleren. Door gebruik te maken van dezelfde gegevens (cijfermateriaal), hetzelfde voorlichtingsmateriaal en dezelfde boodschap zal een identieke lijn aangehouden worden naar de verschillende doelgroepen en achterbannen. Effectiviteit, efficiëntie en leren van elkaars ervaringen leveren hier een grote meerwaarde.

Op dit moment wordt door de Stuurgroep gewerkt aan een gezamenlijke notitie. Doel van deze notitie is tweeërlei:

• Ten eerste verder gespecificeerd wat de huidige dekkingsgraad van rookmelders in de voorraad is en – belangrijker – in welk deel van de bestaande woningvoorraad nog géén rookmelders hangen. Het gaat hierbij zoals gezegd niet alleen om een analyse waar de rookmelders aanwezig zijn, maar ook of deze rookmelders werken en waarom ze in de overige woningen niet hangen. De analyse zal worden uitgevoerd op basis van informatie uit onderzoek van het ministerie van VROM (WoON), gegevens van de Nederlandse Brandwonden Stichting, informatie van verzekeraars en van de overige deelnemers. Het resultaat is een goed overzicht van die doelgroepen die op dit moment achterlopen bij het bewustzijn van de risico’s van brand. Hierop kunnen de activiteiten in eerste instantie specifiek worden gericht.

• Ten tweede wordt onderzocht welke boodschap het beste past bij de te onderscheiden doelgroepen. De in te zetten acties worden geënt op die doelgroepen. Tevens worden «facts & figures» inzake rookmelders opgesteld, zodat helder en eenduidig kan worden gecommuniceerd over het effect van rookmelders.

Meerjarig werkplan en vervolgonderzoek

De hierboven beschreven analyse geeft een goed beeld van de lacunes in kennis en informatie inzake rookmelders in woningen. Deze lacunes zullen worden opgevuld met behulp van aanvullingen op bestaande onderzoeksprogramma’s, zoals het WoON en brandstatistieken van verzekeraars. Hier zijn inmiddels afspraken over gemaakt. Tevens zullen de resultaten van het NIFV-onderzoek «Fatale woningbranden 2009» worden meegenomen in een gezamenlijk op te stellen meerjarig werkplan. De deelnemende organisaties zullen hierin hun activiteiten opnemen.

De komende periode zal dus vooral worden gebruikt voor de voorbereidende werkzaamheden om met een gerichte campagne die doelgroepen te bereiken die (blijkens onderzoek) het meeste risico lopen. Ik zal de Tweede Kamer daarover begin volgend jaar informeren en daarbij tevens de concrete acties benoemen die dan in gang zijn gezet om rookmelders te stimuleren. Vervolgens zal ik monitoren wat het effect van de acties is, door te rapporteren over het aantal rookmelders in de voorraad en zo mogelijk het effect op fatale woningbranden.

Koolmonoxidemelders

Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over de risico’s van open verbrandingstoestellen. Een onderdeel van de aanpak is dan ook het waar mogelijk combineren van rookmelders met koolmonoxidemelders in woningen waar open verbrandingstoestellen aanwezig zijn. Dergelijke melders hoeven niet in elke woning te worden geïnstalleerd, daar slechts in circa 1 op 7 woningen nog open verbrandingstoestellen aanwezig zijn (hoofdzakelijk afvoerloze geisers). Bij het installeren van koolmonoxidemelders kan, door de koppeling aan verbrandingstoestellen, verder een actieve rol zijn vastgelegd voor de onderhoudsbranche en energieleveranciers terwijl dit voor rookmelders niet in de rede ligt.

2. De toegankelijkheid van woongebouwen in verband met ziekenvervoer

In het algemeen overleg Sectorbeeld woningcorporaties van 3 november 2009 heeft mevrouw Van Gent (GroenLinks) aangegeven dat het bij veel woningen lastig is om brancards een woning in te brengen om die vervolgens met een patiënt naar buiten te tillen. Dit is tevens op 12 november 2009 in het algemeen overleg Bouwregelgeving en brandveiligheid aan de orde geweest waarbij mevrouw Van Gent stelde dat vanwege de vergrijzing het vaker zal voorkomen dat mensen op deze «vervelende manier hun woning uit moeten». Mijn ambtsvoorganger heeft in de betreffende algemeen overleggen toegezegd uit te zoeken hoe dit in het Bouwbesluit is geregeld. In zijn brief van 24 november 2009 (Tweede Kamer 2009–2010, 29 453, nr.139) aan de Tweede Kamer heeft u al enige informatie ontvangen, met deze notitie ontvangt u een samenvatting van die informatie en wordt u nader geïnformeerd.

Volgens het Bouwbesluit 2003 moeten nieuw te bouwen woongebouwen met woningen boven de 12,5 meter en woongebouwen met een totaaloppervlak aan woningen van meer dan 3500 m2 op een hoogte van ten minste 1,5 m boven het aansluitende terrein, zijn voorzien van een brancardlift. Die brancardlift heeft een vloeroppervlak van ten minste 1,05 x 2,05 m. Uitgangspunt bij deze voorschriften is dat in lagere gebouwen de brancards eventueel via de trap en zo nodig door de brandweer via het raam naar binnen en naar buiten kunnen worden gebracht. Het brandweermaterieel wordt hiervoor bij deze lagere gebouwen toereikend geacht.

Assistentie door de brandweer zou niet aan de orde hoeven zijn wanneer de betrokkenen zouden wonen in een woning die (c.q. een woongebouw dat) horizontaal vervoer mogelijk maakt. Op voorhand is echter duidelijk dat in veel gevallen ziekenvervoer via de trap of met behulp van het redvoertuig van de brandweer onvermijdelijk is. In die gevallen dat personen op medische gronden horizontaal vervoerd moeten worden kan – afhankelijk van de woonsituatie van de zieke persoon – de inzet van het redvoertuig van de brandweer de enige optie zijn om dat te realiseren. Dit redvoertuig is in het algemeen een hoogwerker die speciaal voor dit doel is uitgerust met zogenoemde «brancardsteunen» waaraan de brancard van de ambulance bevestigd kan worden.

Voor bestaande woningen en voor zowel nieuwe als bestaande utiliteitsgebouwen gelden geen eisen voor de aanwezigheid van een brancardlift. Het alsnog stellen van deze eisen is praktisch gezien veelal onuitvoerbaar en zou onevenredig kostbaar zijn. Hoewel de huidige voorschriften voor bestaande bouwwerken geen eisen bevatten voor de aanwezigheid van een brancardlift, wil dat niet zeggen dat bestaande bouwwerken geen brancardlift hebben. Al sinds het bestaan van het Bouwbesluit in 1992 en daarvóór in gemeentelijke bouwverordeningen worden eisen gesteld voor de aanwezigheid van een brancardlift. Dankzij deze eerdere voorschriften en vrijwillig aangebrachte brancardliften, zullen diverse bestaande bouwwerken zijn voorzien van een lift die voldoende groot is om een patiënt op een brancard horizontaal te vervoeren.

Vooralsnog zijn er geen gegevens omtrent de omvang van het gebouwbestand waarin geen brancardlift aanwezig is. Navraag bij brandweer en ambulancezorg leert dat er evenmin landelijke statistieken zijn omtrent de verschillende medische redenen waardoor de assistentie van het redvoertuig noodzakelijk is en of dat is gerelateerd aan de leeftijd van de patiënt. Er kan niet worden geconcludeerd dat door de vergrijzing een toename van het aantal assistenties door de brandweer bij horizontaal transport mag worden verwacht. Door te kiezen voor een goed toegankelijke woning kunnen ouderen er wel voor zorgen dat het risico op problemen met het vervoer wordt verkleind. Dit neemt niet weg dat indien personen in een eengezinswoning of een klein woongebouw horizontaal vervoerd moeten worden, zij in veel gevallen aangewezen zullen blijven op de assistentie van de brandweer.

3. Brandbare isolatiematerialen

In opdracht van mijn ambtsvoorganger heeft Efectis (het voormalige TNO Centrum voor Brandveiligheid) een onderzoek uitgevoerd naar de vraag of de huidige bouwregelgeving voldoende veilig is met betrekking tot brandbare isolatiematerialen. Dit onderzoek heb ik u toegezegd tijdens het algemeen overleg Bouwregelgeving van 26 mei 2009 (TK 2008–2009, 28 325, nr 107). In mijn brief van 5 november 2009 (TK 2009–2010, 28 325, nr 117) heb ik u vervolgens geschreven dat dit onderzoek eind 2009 zal zijn afgerond en dat ik naar verwachting begin 2010 u hierover nader zal informeren. Deze planning is helaas vertraagd. Efectis heeft pas eind februari 2010 haar rapport aan mij opgeleverd. Ik zal dit rapport eerst nog ter advies voorleggen aan het Overleg Platform Bouwregelgeving (OPB) tijdens het eerstvolgende OPB-overleg op 16 april 2010. Vervolgens zal ik u nader informeren over dit Efectis-rapport en de consequenties hiervan op de bouwregelgeving.

4. Fiets- en parkeervoorzieningen bij gebouwen met een publiekstrekkende functie

De verplichte aanwezigheid van voorzieningen voor het parkeren en stallen van motorvoertuigen en fietsen zijn momenteel opgenomen in bestemmingsplannen en gemeentelijke bouw- en parkeerverordeningen en de fietsvoorzieningen in het Bouwbesluit 2003. Bij brief van 5 november 2009 (TK 2009–2010, 28 325, nr. 117) heeft mijn ambtsvoorganger u medegedeeld dat over de betreffende voorschriften voor fietsvoorzieningen overleg tussen WWI en de VNG gaande was. Ik kan u thans mededelen dat bedoeld overleg, waaraan ook VROM heeft deelgenomen, inmiddels is afgerond. De uitkomst daarvan houdt op hoofdlijnen in dat alle bedoelde voorschriften voortaan uitsluitend ondergebracht zullen worden in bestemmingsplannen en gemeentelijke parkeerverordeningen. Een daartoe benodigde wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening zal naar verwachting in de tweede helft van dit jaar in procedure worden gebracht.

5. Aanpassing van regelgeving bij verbouw van bruggen

Bij brief van 10 december 2009 (TK 2009–2010, 28 325, nr. 119) heeft mijn ambtsvoorganger commissievragen beantwoord in het kader van de nahang van een wijziging van het Bouwbesluit 2003. Deze vragen hadden met name betrekking op het niveau constructieve veiligheid bij de verbouw van bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld de verbouw van bruggen. In die brief was aangegeven dat in overleg met de NEN-commissie «Technische grondslagen van bouwwerken (TGB) Plenair» de mogelijkheden werden onderzocht om alsnog middels een wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2003 een specifiek verbouwniveau voor de constructieve veiligheid van bouwwerken geen gebouw zijnde in de bouwregelgeving op te nemen en dat u over de uitkomst van dat overleg zou worden geïnformeerd. Bedoeld overleg vindt momenteel plaats. Ik zal uw Kamer daarover in april nader informeren.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. van Middelkoop


XNoot
1

Preventiemonitor, Nederlandse Brandwonden Stichting Beverwijk en Preventiemonitor ouders van thuiswonende kinderen, Nederlandse Brandwonden Stichting Beverwijk.

Naar boven