nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 januari 2009
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
heeft mij bij brief van 2 december 2008 verzocht te reageren op een brief
van de heer en mevrouw W. te R., gemeente Alkemade. Met deze brief kom ik
tegemoet aan dit verzoek.
De situatie
De heer en mevrouw W. te R. vragen aandacht voor de wijze waarop de gemeente
Alkemade de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg) toepast. Ze zijn eigenaar
van een perceel dat in het plangebied van het bestemmingsplan ligt. Dit bestemmingsplan
voorziet in een ontwikkeling van 2250 woningen. De gemeente is van plan om
deze ontwikkeling in 2 fasen (tot 2023) te realiseren. Omdat de gemeente de
grond graag wil verwerven heeft zij met toepassing van de Wvg een voorkeursrecht
gevestigd op het perceel van de heer en mevrouw W. Naar verwachting wordt
begin 2018 met de ontwikkeling van dit perceel gestart. Betrokkenen stellen
dat de gemeente daarom vooralsnog geen interesse heeft in hun eigendommen.
Bovendien leeft de angst dat als deze aan de gemeente worden verkocht daar
een zeer onaantrekkelijke financiële vergoeding tegenover staat. Tot
slot zijn ze van mening dat de gemeente hen in grote onzekerheid laat doordat
het voorkeursrecht gevestigd blijft totdat de bestemming is gerealiseerd.
De brief wordt afgesloten met de vraag of het voorkeursrecht zo lang op een
gebied mag worden gevestigd.
De Wvg en de Wro
De Wvg heeft tot doel om gemeenten (en sinds 1 juli 2008 ook provincies
en het rijk) een betere uitgangspositie te verschaffen op de grondmarkt. De
wet geeft gemeenten de bevoegdheid om een voorkeursrecht te vestigen op gronden
die in de toekomst een nieuwe bestemming krijgen. Als de eigenaar van de grond
waarop een voorkeursrecht rust de grond wil vervreemden, moet deze de grond
eerst aan de gemeente aanbieden.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking
getreden. De invoeringswet behorende bij de Wro heeft de Wvg op een aantal
punten gewijzigd. Met de wijziging is de nieuwe regel opgenomen dat het gevestigde
voorkeursrecht van rechtswege vervalt, tien jaar
na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan (artikel 9 lid 1 Wvg). De Wvg
kent geen uitzondering op deze regel, ook niet in de situatie dat de beoogde
bestemming nog niet is gerealiseerd. Nadat het voorkeursrecht van rechtswege
is vervallen, is het niet toegestaan binnen 2 jaar opnieuw een voorkeursrecht
te vestigen op basis van dezelfde planologische vestigingsgrondslag (artikel
9c Wvg). De gemeenteraad van de gemeente Alkemade heeft op 30 september
2008 besloten om het voorkeursrecht te vestigen. Dit besluit is door het College
van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Alkemade gepubliceerd in de
Staatscourant van 2 oktober 2008 (zie bijlage)1.
De publicatie vermeldt, in overeenstemming met de Wvg, dat het voorkeursrecht
tot uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Braassemerland
op de betreffende percelen van toepassing is.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat de heer en mevrouw W. niet verplicht
zijn hun perceel te verkopen. Willen ze dat wel dan zullen ze hun perceel
eerst aan de gemeente moeten aanbieden (aanbiedingsplicht). Mocht de gemeente
kenbaar hebben gemaakt geen interesse te hebben, dan staat het ze vrij hun
perceel aan derden over te dragen. Het perceel blijft daarbij wel belast met
het voorkeursrecht, zodat voor de nieuwe eigenaar de aanbiedingsplicht weer
geldt.
Prijsbepaling en rechtsbescherming
Ingeval gemeente en verkoper niet tot een redelijke prijs kunnen komen
kan de rechter om vaststelling van de verkoopprijs (op advies van deskundigen)
worden gevraagd. Hierbij wordt uitgegaan van de verkeerswaarde: de prijs totstandgekomen
bij een veronderstelde koop in het vrije verkeer tussen een redelijk handelende
verkoper en koper. Ik ben van mening dat de Wvg voldoende waarborg biedt aan
de verkopende partij om een redelijke prijs voor het onroerend goed te krijgen.
Op basis van de Wvg en de Algemene wet bestuursrecht zijn diverse verplichtingen
aan de gemeente opgelegd om rechtsbescherming voor de burgers te waarborgen.
De heer en mevrouw W. konden ten tijde van de publicatie van de vestiging
van het gemeentelijk voorkeursrecht gebruik maken van de mogelijkheid een
bezwaarschrift in te dienen bij de gemeenteraad. Mocht dat niet tot een voor
hen gewenste besluitvorming leiden, dan staat tegen het besluit op het bezwaarschrift,
beroep open bij de bestuursrechter.
Conclusie
Hoewel ik begrijp dat de situatie voor de heer en mevrouw W. tot spanningen
kan leiden, kom ik tot de conclusie dat de gemeente Alkemade op de juiste
wijze het voorkeursrecht heeft gevestigd met een maximale periode van tien
jaar.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb ingelicht.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer