28 294
Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet

nr. 29
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2007

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 en de vaste commissie voor Financiën2 hebben op 4 april 2007 overleg gevoerd met minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en viceminister-president, minister Bos van Financiën over:

– de verschillen in pensioentoezicht tussen landen (28 294, nr. 26).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand samenvattend verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Omtzigt (CDA) is verontrust over signalen dat pensioenfondsen uit Nederland zouden kunnen vertrekken, zoals het bericht dat Philips zijn eerste pan-Europese pensioenfonds opzet in Luxemburg. Het moet voor de pensioenfondsen, die zo’n 700 mld. waard zijn, aantrekkelijk zijn om in Nederland te blijven. België probeert Nederlandse pensioenfondsen te lokken, door soepeler regelingen omtrent het aan te houden kapitaal. Wat Nederlandse fondsen in België mogen, mogen Belgische fondsen in België niet. Buitenlandse fondsen mogen daar namelijk met mooie rendementen rekenen.

– Waarom zijn verschillen in Europa toegestaan en welk toezicht is er? Hoe staat het met het toegezegde overzicht van het toezicht op inliquide middelen, hedge funds en private equity?

– Hoe zijn in het buitenland medezeggenschap en aansprakelijkheid geregeld?

– Kan de regering binnen acht weken een gedegen vergelijking voorleggen tussen de regels voor Nederlandse pensioenfondsen in Nederland en Nederlandse pensioenfondsen in België, Luxemburg en Ierland? Naar aanleiding van dat onderzoek moeten er concrete voorstellen, inclusief asset pooling en ring fencing, komen om te zorgen dat de unieke Nederlandse expertise en het unieke Nederlandse pensioenstelsel behouden blijven. Nederland moet eigenlijk voor werknemers in heel Europa het ideale land zijn om hun pensioenvoorzieningen onder te brengen.

– Is er in het buitenland een gat in het toezicht? Hoe kan dat worden gedicht?

– Deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds is verplicht, maar deelname aan een ondernemingspensioenfonds niet, dus daar is de kans dat het fonds naar het buitenland gaat het grootst.

De heer Bosma (PVV) betoogt dat het omvallen van pensioenfondsen om heel veel redenen een ramp is, ook macro-economisch. Nergens wordt zo zorgvuldig met pensioenen omgegaan als in Nederland. België probeert nu met prachtige brochures en zelfs roadshows buitenlandse pensioenfondsen te interesseren in vestiging in België. Wettelijk is het voor Nederlandse pensioenfondsen mogelijk om te verkassen. Verontrustend is dat, waar in Nederland de bescherming van de deelnemers aan een pensioenfonds tot uiting komt in de verplichting buffers te vormen, er in België slechts een bijstortingsverplichting is voor de sponsors of dat zelfs de toekomstige rechten van deelnemers kunnen worden verminderd.

De heer Blok (VVD) is eveneens bezorgd over de manier waarop andere Europese landen proberen met lagere toezichtseisen pensioenfondsen aan te trekken. Hij heeft de indruk dat de bewindslieden wat licht over het probleem denken.

– Vervalt de verplichtstelling tot deelneming aan een pensioenfonds wanneer dat pensioenfonds naar het buitenland gaat? Kan een pensioenfonds ten behoeve van Nederlandse werknemers dat in een ander land nieuw wordt opgericht, onder een lichter toezichtsregime, vragen om verplichtstelling?

– Wat doet de regering met het verzoek om verplichtstelling in Nederland van een buitenlands fonds dat voldoet aan de lagere Belgische solvabiliteitseisen?

– Wat wordt gedaan met de opvatting van het Innovatieplatform dat Nederland zelf in de pensioensector innovatief is en marktleider zou kunnen zijn? Hoe zouden de Nederlandse pensioenen een exportproduct kunnen worden? Hoe kunnen de grote Nederlandse pensioenfondsen meedoen op de Europese markt?

– Werknemers die verzekerd worden in nieuwe pensioenfondsen lopen kennelijk een groot risico in Belgische constructies terecht te komen.

De heer Luijben (SP) vindt dat Nederland zelf onder alle omstandigheden over de Nederlandse arbeidsvoorwaarden moet gaan. Hoe meer de pensioenfondsen geïntegreerd worden in Europa, hoe meer risico de werknemers lopen. Hij vindt het oordeel van de regering te lichtvaardig.

– De Nederlandse overheid moet een optimale bescherming blijven bieden voor haar werknemers.

– Wettelijk zou geregeld moeten worden dat werkgevers en werknemers in Nederland verplicht zijn te storten in pensioenfondsen die onder de Nederlandse wet- en regelgeving vallen. Kan dat door aanpassing van het toepasselijk recht? Er mag geen enkele opening zijn waardoor pensioenfondsen toch nog naar het buitenland zouden kunnen glippen.

Mevrouw Hamer (PvdA) is niet gerustgesteld door de brief en de schriftelijke antwoorden van de bewindslieden. Er is een Belgische brochure die misschien niet deugd, maar die dan moet worden aangevochten.

– Is bij verhuizing naar het buitenland de waarborging van de kwaliteit van de pensioenfondsen nog in goede handen? Moet niet worden aangedrongen op een betere coördinatie in Europees verband?

– Op welke termijn komt er een reactie van het kabinet op de adviezen van Drijber en Boot?

– Hoe kunnen de Europese regels optimaal worden gebruikt om de positie van Nederland te verbeteren?

De heer Vendrik (GroenLinks) bespeurt een grote eensgezindheid over de stelling dat men buitengewoon zuinig moet zijn op de Nederlandse pensioenfondsen en de daarin belegde vermogens. De minister-president moet zijn Belgische collega eens opbellen, om te vertellen dat lidstaten niet moeten gaan concurreren op toezichtregimes. Hij kan zich overigens niet voorstellen dat de heer Verhofstad meewerkt aan een brochure die niet deugt.

– Wat verwacht de regering op dit gebied van de Europese Unie?

– Heeft de regering een goed inzicht in de opvattingen van Nederlandse pensioenfondsen over de mogelijkheid om zich in België te vestigen? Het is ook in het belang van de schatkist dat de pensioenfondsen goed met de pensioengelden omgaan. Over de pensioenpremies wordt immers geen belasting betaald.

– Wat is de positie van de regering in de voortdurende concurrentie tussen de verschillende Europese lidstaten, bijvoorbeeld op het punt van de vennootschapsbelasting, terwijl zij op een aantal andere terreinen met behulp van de Europese Commissie harmoniseren en regels afspreken?

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft volledig begrip voor de zorgen die zijn ontstaan over de wijze waarop België probeert buitenlandse pensioenfondsen aan te trekken. Zou het in Europa al mogelijk zijn pensioenfondsen uit andere landen aan te trekken, ook door Nederland, zoals door sommigen bepleit, dan zal dat moeten gebeuren op basis van gelijke voorwaarden, zekerheden en waarborgen.

– Er is in België nog geen volledige set van regels voor het toezicht vastgesteld, ook niet voor buitenlandse ondernemingen. De Belgische toezichthouder zal een realistisch rendement moeten eisen, waarmee een voldoende dekkingsgraad wordt verwezenlijkt. Verschillen tussen regels voor Belgische en buitenlandse fondsen zouden strijdig zijn met Europese regelgeving. De belangrijkste verschillen tussen de regels in België en in Nederland betreffen de solvabiliteitseisen, de governance-eisen en de eis dat er een financiële entiteit moet zijn. De antwoorden van 4 april op Kamervragen over de acties van België zijn gecheckt bij de Belgische toezichthouder.

– Verplaatsing naar het buitenland van de statutaire zetel van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds leidt tot verlies van de verplichtstelling in Nederland. Zou de pensioenregeling daar wel worden uitgevoerd, dan moet zekerheid worden geschapen door koppeling tussen de premie en de verwachte uitkeringen. Dan is dat onderdeel van het Nederlandse financiële toetsingskader van kracht. Ook de informatiebepalingen uit de Nederlandse Pensioenwet over de te verwachten uitkeringen zijn dan van kracht.

– Een buitenlands pensioenfonds kan in Nederland niet verplicht gesteld worden.

– De Europese richtlijn maakt het mogelijk dat pensioenfondsen grensoverschrijdend functioneren. Het toezicht op de beleggingen is aan het land waar het fonds gevestigd is. Het toezicht op de arbeidsvoorwaarden is aan het land waar de toezeggingen over de pensioenen worden gedaan. De toezichthouder in Nederland, de Nederlandsche Bank, zal dezelfde eisen stellen ten aanzien van de disconto’s die worden gehanteerd. De minimumsolvabiliteitseis, 105%, is Europees vastgesteld.

– Sommige bedrijven kunnen een niet verplicht gesteld pensioenfonds elders onderbrengen.

– Het pensioenfonds dat door Philips in Luxemburg wordt ondergebracht betreft geen gegarandeerde pensioenregeling, maar een pensioenregeling voor de expats van Philips elders in de wereld. In zo’n geval hebben de verzekerden minder zekerheid omtrent het pensioen dat zij te zijner tijd ontvangen.

– Bij onderdekking van een pensioenfonds moet in België de werkgever bijstorten. De financiële verbondenheid van de werkgever aan de Belgische pensioeninstelling vervalt alleen als de werkgever failliet gaat. In België is de werkgever risicodrager en in Nederland is het fonds risicodrager.

– DNB zal in de zomer rapporteren over hedge funds en private equity.

– DNB maakt een analyse van de verschillen in toezicht in de verschillende Europese landen. Als die analyse gereed is, zal de minister de Kamer informeren, maar hij kan niet overzien of dat al binnen acht weken het geval is.

– Eventueel kunnen relevante verschillen bij de EU worden aangevoerd voor toekomstige harmonisatie.

– Als Nederland aantrekkelijker moet worden gemaakt voor buitenlandse pensioenfondsen, moet het een concurrentiestrategie volgen. Hoeft dat niet, dan kan voor zekerheid worden gekozen.

– Door de oprichting van api’s (algemene pensioeninstellingen) wordt Nederland als pensioenland aantrekkelijker gemaakt voor andere landen. Daarover wordt verder bericht in de brief met het standpunt van de regering over het advies van Drijber en Boot, die begin juni komt. Nederland moet niet aantrekkelijker worden gemaakt door met solvabiliteitseisen te knoeien.

– Medezeggenschapsbepalingen gelden alleen voor Nederlandse fondsen en niet voor buitenlandse fondsen.

– Een Nederlands pensioenfonds dat niet aan een verplichtstelling gebonden is, kan zijn pensioen regelen waar hij wil. De overheid kan dat niet verbieden.

– Als er echt aanleiding is voor een telefoontje van de Nederlandse minister-president aan de Belgische minister-president gebeurt dat zeker. Blijkt dat België op een oneigenlijke wijze concurreert op voorwaarden, dan zijn er ook andere wijzen om dat aan te kaarten. Er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat er een gat in de toetsingswetgeving is dat niet wordt gedekt door de Europese richtlijn. Verder is het aan het Belgische parlement om de eigen ministers te beoordelen.

De minister van Financiën ziet geen reden voor paniek, maar blijft alert op wat er gebeurt, ook op de ontwikkeling van verschillen in vestigingsklimaat tussen Nederland en België in algemene zin. Werkgevers zijn niet gebaat bij toenemende risico’s voor pensioenvermogens, omdat zij tekorten zouden moeten bijstorten. De werknemers zijn dat ook niet, omdat hun aanspraken in de toekomst in gevaar zouden komen. Juist werkgevers en werknemers vormen gezamenlijk de besturen van de pensioenfondsen. Als er minder strenge toezichtseisen worden gesteld, moet daar ergens een prijs voor worden betaald, namelijk bij de risicoverdeling.

– In de afgelopen tijd hebben pensioenfondsen goed bekeken of België als vestigingsland aantrekkelijk is, maar zij zagen vooralsnog geen reden om een verhuizing te overwegen. Overigens spelen daarbij veel meer factoren dan het toezicht een rol. Juist Nederland is een van de grote centra in de wereld voor financiële dienstverlening en expertise. Nederland kent bijvoorbeeld instrumenten als asset pooling.

– Een Nederlands pensioenfonds kan zijn statutaire zetel niet verplaatsen zonder zichzelf eerst te ontbinden. Er zou dan niet alleen zo mogelijk een nieuwe verplichtstelling moeten worden aangevraagd, door de sociale partners gezamenlijk, maar er zou ook opnieuw moeten worden getoetst op de representativiteitseis.

– Het lijkt de minister niet ondenkbaar dat op kortere of langere termijn wordt overgegaan tot vormen van coördinatie op het gebied van de Europese bedrijfsbelastingen, op het punt van grondslagen en tarieven.

Toezeggingen

– De Kamer ontvangt in september van de minister van SZW het rapport van DNB over het toezicht op de hedge funds.

– De Kamer ontvangt zo snel mogelijk een analyse van de verschillen in toezicht op de pensioenfondsen in de verschillende Europese landen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Wit

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Verdonk (VVD), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Zijlstra (VVD), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Crone (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Jules Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Heijnen (PvdA) en Tang (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Spekman (PvdA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Anker (ChristenUnie), Mastwijk (CDA), Schippers (VVD), De Roon (PVV), Van Gijlswijk (SP), Thieme (PvdD), Wolfsen (PvdA) en Heerts (PvdA).

Naar boven