28 294
Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2005

Bij brief van 26 januari jl. heeft u mij verzocht aan te geven waarom het verzoek van Stichting van de Arbeid om verlenging van de adviestermijn over het alternatief uitvoeringsmodel pensioenregelingen niet is ingewilligd (Kamerstuk 28 294, nr. 12).

De Stichting heeft in haar plan van aanpak Pension fund governance aangegeven dat zij het alternatief model bij de governancediscussie wil betrekken. Hierdoor zou het niet mogelijk zijn, gelet op de tijd die is gegund voor de beantwoording van de adviesaanvraag over het uitvoeringsmodel, om de termijn van 1 februari 2005 te halen.

De notitie die naar de Stichting is gezonden betreft een verkenning van een nieuw model voor de uitvoering van pensioenregelingen. Dit betekent dat het geschetste model nog in ontwikkeling is en ik de Stichting in de gelegenheid wil stellen bij te dragen aan de verdere gedachtevorming. Het is mijn bedoeling het nieuwe uitvoeringsmodel mee te nemen in de Pensioenwet. Bij de Pension fund governance is het uitgangspunt zelfregulering en is er sprake van een ander tijdpad. Indien de Stichting het model betrekt bij de discussie over governance zou een uitstel van meerdere maanden niet ondenkbaar zijn. Voor de verdere vormgeving van dit model en gezien het voorgestelde tijdpad acht ik dat niet wenselijk. Daarom heb ik de Stichting verzocht om toch binnen de gestelde termijn haar advies op het voorgelegde model te geven.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven