28 286 Dierenwelzijn

29 665 Evaluatie Schipholbeleid

Nr. 990 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2018

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft tijdens de procedurevergadering van 5 september 2018 gesproken over het NRC-artikel «Ambtenaren hebben het laatste woord». De commissie heeft verzocht om een reactie op de in het artikel genoemde problematiek rondom het onderzoek naar de hoogte van de vergoeding voor het onderwerken van graanresten (in het artikel genoemd ganzenregeling) en de passage hierover in het rapport van het Wageningen Economic Research-instituut (WECR). Onderstaand treft u mijn reactie aan.

In 2010 heeft het ministerie het initiatief genomen de Nederlandse Regiegroep Vogelaanvaringen (NRV) op te richten met als doel het reduceren van het risico van botsingen tussen vliegtuigen en vogels op en rond Schiphol. Partijen in de NRV hebben middels een convenant hiertoe een viersporenaanpak afgesproken1. Dit betreft de inzet van technische middelen, het voorkomen van nieuwe voor ganzen aantrekkelijke gebieden, het beperken van foerageermogelijkheden en het populatiebeheer. De aanpak over meerdere sporen was nodig omdat de maatregelen gezamenlijk meer effect sorteren en in samenhang meer draagvlak hebben. Deze aanpak is in 2014 door de NRV geëvalueerd. De conclusie van deze evaluatie, die met de Kamer is gedeeld, was dat de aanpak effectief is geweest en dat voortzetting van de aanpak nodig is om structurele effecten te bereiken. In de evaluatie is ook benoemd dat in een zone van 10 kilometer rond Schiphol vele duizenden ganzen verblijven2.

In het kader van de voortzetting van deze aanpak heeft het ministerie onder meer besloten de regeling om de agrariërs in het gebied rond Schiphol een vergoeding te betalen voor het direct onderwerken van graanresten te continueren. Door het onderwerken worden de akkers na de oogst minder aantrekkelijk voor foeragerende ganzen. Een rapport van het Landbouw Economisch Instituut (nu WECR) over de kosten van het onderwerken vormde voor de regeling die tussen 2012 en 2017 van kracht was, de input voor de afspraken over de financiële vergoeding door het ministerie aan de betrokken agrariërs. Deze regeling liep 1 januari 2018 af.

In aanloop naar een vervolg op de regeling is in juli 2016 opnieuw opdracht aan het WECR verleend voor een actualisatie van het onderzoek naar de kosten. Het resultaat zou als input dienen voor de te voeren gesprekken met de agrariërs over de hoogte van de nieuwe vergoeding. De onderzoeker van het WECR heeft naar aanleiding van een bezoek aan het gebied op 12 september 2016 in het concept onderzoekrapport gemeld dat een grote groep ganzen aanwezig was op een perceel dichtbij Schiphol en draagt ideeën aan hoe dit volgens hem zou kunnen worden aangepakt.

In het najaar van 2016 is met de onderzoeker onder meer over deze inbreng gesproken. De onderzoeker is gemeld dat zijn observatie buiten de scope van de opdracht viel. Het ministerie heeft daarbij aangegeven dat als het WECR van mening was dat in een onderzoek naar de kosten van het onderwerken, een dergelijke observatie zou moeten worden opgenomen, dit vraagt om een goede onderbouwing. Bij de voorgestelde oplossing werd bijvoorbeeld niet nader onderbouwd wat de invloed op het gedrag of vliegpatronen van ganzen zou zijn en daarmee op het feitelijke effect op de luchtvaartveiligheid. Daarbij werd door het ministerie mondeling aangegeven dat die vraagstukken niet op het economische vlak lagen maar kennis vergen op het gebied van ecologie en gedrag van dieren. Ook is aangegeven dat dergelijke signalen reeds waren meegewogen in de evaluatie en mede de basis vormden om de meer sporen aanpak voort te zetten. Er was dus voor het ministerie geen reden om de opdracht en het daar voor benodigde budget in formele zin aan te passen. Tenslotte verwachtte het ministerie dat het WECR zou zorgen voor de interne kwaliteitsborging van de gehele rapportage en daarin zou afwegen of de observaties in het rapport horen. Het ministerie heeft het aan de betrokken onderzoeker overgelaten om een en ander te wegen.

Het WECR heeft het rapport in januari 2017 vastgesteld. Het rapport vormde input voor de gesprekken tussen het ministerie en de agrariërs over de hoogte van de vergoeding en is daartoe met de agrariërs gedeeld. Het is gewoonte om dergelijke rapporten te publiceren na afronding van het traject. Dit hing niet samen met de bovengenoemde passage in het rapport. Met het WECR is dan ook contact geweest over publicatie na de afronding van deze gesprekken in augustus 2017. Hierna is het rapport door WUR op de site gepubliceerd en daarmee openbaar.

In aanvulling op bovenstaande wijs ik u erop dat de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap begin september aan de Minister van OCW heeft verzocht om een brief over onafhankelijkheid van de wetenschap en tevens een kabinetsreactie te geven op het rapport van het Rathenau Instituut «Vertrouwen in de wetenschap 2018».

Eveneens zal hierbij worden gereageerd op de driedelige serie van NRC Handelsblad over onderzoek in opdracht van de overheid en over externe financiering door bedrijven.

Ik vertrouw erop uw Kamer afdoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

De convenantpartijen zijn Schiphol, de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers, Land- en Tuinbouworganisatie Nederland, de gemeente Haarlemmermeer, de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, de Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Landschap Noord-Holland en de Staat

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 28 286, nr. 778 (van 18 december 2014)

Naar boven