28 286 Dierenwelzijn

Nr. 969 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2018

Hierbij bied ik u mede namens de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de reactie aan op het rapport «Merchants of misery, how the Dutch State supports animal suffering abroad» van de World Animal Protection Nederland. In december 2017 heeft World Animal Protection (WAP) dit rapport uitgebracht. In het rapport levert WAP kritiek op Nederlandse toeleverende bedrijven die producten exporteren die zich richten op dierlijke productie in het buitenland en daarbij onvoldoende werken aan dierenwelzijn. Ook is er kritiek op ondersteunende activiteiten van de Nederlandse overheid voor internationaal opererende bedrijven. De overheid zou in dit kader onvoldoende letten op de eisen voor het dierenwelzijn.

Nederland streeft naar een duurzame en diervriendelijke veehouderij en streeft ook internationaal naar verbetering van dierenwelzijn. Een gelijk speelveld in Europa en daarbuiten is in dit verband belangrijk. Het kabinet zet zich in voor het volgen van de EU-standaarden op het gebied van milieu, gezondheid en dierenwelzijn in multilaterale en bilaterale handelsovereenkomsten.

In Europees verband heeft de Europese Commissie dankzij het pleidooi van Nederland, Denemarken, Duitsland en Zweden in januari 2017 besloten tot de oprichting van het EU-Platform voor dierenwelzijn. Het Platform bestaat uit vertegenwoordigers van de autoriteiten van de EU-lidstaten, bedrijfsleven, dierenwelzijn-ngo’s, onafhankelijke experts en organisaties als werelddiergezondheidsorganisatie OIE, FAO en EFSA. De Commissie treedt op als voorzitter. Doel van het Platform is om de dialoog over dierenwelzijn te bevorderen en dierenwelzijn hoog op de EU-agenda te houden. Het gaat onder andere over betere toepassing van bestaande EU-regelgeving, promotie van EU-dierenwelzijnsstandaarden in de wereld en inzet van het bedrijfsleven.

De overheid hanteert de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs) als kader voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Dierenwelzijn wordt niet overal erkend als onderdeel van IMVO; het thema is niet opgenomen in de algemene OESO-richtlijnen. Dierenwelzijn maakt wel onderdeel uit van sectorspecifieke richtsnoeren voor de OESO-richtlijnen, zoals de OESO/FAO-richtsnoeren voor landbouwproductieketens. De Nederlandse overheid ziet dierenwelzijn echter wel als onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Nederland werkt daar in het kader van de IMVO-convenanten aan, bij de sectoren waar negatieve gevolgen voor dierenwelzijn door de convenantpartijen als een ernstig risico wordt aangemerkt. Dierenwelzijn is onderdeel van de IMVO-convenanten duurzame kleding en textiel en voedingsmiddelen.

De Nederlandse agro-goederen en diensten staan internationaal bekend om hun hoogwaardige en innovatieve karakter. In Nederland staat in verschillende dierhouderijsectoren het dierenwelzijn op een hoog niveau. Ter verbetering van het dierenwelzijn en om voor het Nederlands bedrijfsleven een eerlijk internationaal speelveld te bewerkstelligen, zet het kabinet erop in om de Nederlandse vastgestelde normen ook Europees en internationaal te laten gelden.

De Nederlandse overheid voert voor alle vormen van exportondersteuning maatwerkbeoordelingen uit op basis van internationale IMVO-normen. Recent is het nieuwe MVO-beleidsdocument voor de exportkredietverzekering vastgesteld en daarin komt de al gehanteerde toetsing op het dierenwelzijnsaspect van Atradius Dutch State Business nog explicieter aan bod. De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland en de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden toetsen ook aan zowel lokale wet- en regelgeving als aan de internationaal overeengekomen normen. De zogeheten IFC Performance Standards, waarvan dierenwelzijn, via de «Good Practice Note Improving Animal Welfare in Livestock Operations» onderdeel is, moeten in deze toetsing als uitgangspunt worden meegenomen.

Internationaal vastgestelde normen op het gebied van dierenwelzijn liggen niet op hetzelfde relatief hoge niveau als in de Nederlandse dierhouderijsectoren is bereikt. De overheid en het bedrijfsleven zullen zich blijven inzetten deze normen zowel nationaal als internationaal op een hoger plan te brengen. In de internationale markten moet wel rekening worden gehouden met deze verschillen om het Nederlandse bedrijfsleven daar geen onevenredig concurrentienadeel te bezorgen. De overheid zal haar financiële instrumentarium nadrukkelijk baseren op Europese standaarden voor dierenwelzijn als toetsingscriterium en zich in blijven zetten voor verhoging van de standaarden in alle relevante internationale gremia.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven