28 286 Dierenwelzijn

Nr. 854 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 maart 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 18 december 2015 over de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s» (Kamerstuk 28 286, nr. 850).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 februari 2016 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 7 maart 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, De Vos

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

4

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

4

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 januari 2016, nr. WJZ / 16009052, houdende wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's en van de Regeling handel levende dieren en levende producten, zoals gepubliceerd op 28 januari 2016. Naar aanleiding van deze Regeling hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele verhelderende vragen.

In de aangekondigde wijziging wordt een artikel toegevoegd, artikel 37a. In het eerste lid van het betreffende artikel wordt aangegeven dat het overladen van evenhoevigen van een vervoerseenheid naar een andere vervoerseenheid is verboden. In het tweede lid wordt een uitzondering geformuleerd op dit lid voor het overladen van een voorwagen op een lege aanhangwagen indien na het overladen de voorwagen van het vervoermiddel onmiddellijk gereinigd en ontsmet wordt op de reinigings- en ontsmettingsplaats waar het overladen heeft plaatsgevonden. De leden van de VVD-fractie vragen of het aantal beschikbare reinigings- en ontsmettingsplaatsen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, toereikend is. Is er voldoende capaciteit binnen de het huidige aanbod van reinigings- en ontsmettingsplaatsen zonder dat dit tot extra wacht- en rijtijden zal leiden? Op welke manier heeft het voorgenomen artikel 37a gevolgen voor het dierenwelzijn nu de transporten mogelijk langer kunnen duren?

Deze leden willen de Staatssecretaris vragen om te reageren op de zorgen geuit door Saveetra over de beschikbaarheid van het aantal reinigings- en ontsmettingsplaatsen, die volgens Saveetra ontoereikend is. Dit heeft extra kilometers tot gevolg.1 Deelt de Staatssecretaris de zorgen zoals geuit door Saveetra? Zo ja, hoe komt de Staatssecretaris tegemoet aan deze zorgen? Zo nee, kan de Staatssecretaris aangeven dat het aantal beschikbare reinigings- en ontsmettingsplaatsen op dit moment toereikend is om aan artikel 37a te voldoen, zonder dat dit tot extra wacht- en rijtijden, en daarmee extra lasten zal leiden?

De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen naar de voorgenomen wijziging van de Regeling handel levende dieren en levende producten. In de beantwoording op schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Dikkers (Aanhangsel Handelingen II, 2015/16, nr. 1233) van 22 januari 2016 geeft de Staatssecretaris aan te komen met een aanpassing van de Regeling handel levende dieren en levende producten. Eén van de punten in de beantwoording door de Staatssecretaris is het voornemen om de export van paarden alleen nog maar vanaf erkende verzamelplaatsen toe te staan. Bestaan dergelijke erkende verzamelplaatsen al, of moeten deze nog in het leven geroepen worden? En kunnen paardenmarkten zelf ook in aanmerking komen als erkende verzamelplaats? Zo ja, waar moet een paardenmarkt dan aan voldoen? Zo nee, waarom zou een paardenmarkt niet in aanmerking kunnen komen als erkende verzamelplaats? Op basis van welke gronden is dat?

In dezelfde beantwoording op de schriftelijke vragen geeft de Staatssecretaris aan dat volgens de Europese transportverordening de markt als overlaadplaats geldt. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris naar een nadere onderbouwing vragen van deze stelling. Waarom is er bij een markt, waarbij de paarden worden uitgeladen, worden gevoed, gedrenkt, worden voorzien van stro en dergelijke niet sprake van een nieuwe situatie, en dus «plaats van vertrek»? Uit dezelfde verordening (Verordening (EG) Nr. 1/2005) onder Artikel 2, definities, blijkt dat een markt wordt aangemerkt als een verzamelcentrum. En deze verzamelcentra kunnen ook als «plaats van vertrek» worden aangemerkt waarbij andere voorwaarden gelden dan de Staatssecretaris in zijn beantwoording aangeeft. Onder Artikel 2, r), i en ii, staat dit nader aangegeven. In deze voorwaarden staat onder meer aangegeven dat bij een verzamelcentrum, vallend onder i en ii, de voorwaarde voor «plaats van vertrek» dieren gedurende tenminste zes uur voor het vertrek uit het verzamelcentrum met voldoende strooisel en drinkwater, indien mogelijk niet aangebonden, gestald zijn geweest. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of er bij de paardenmarkt in Zuidlaren, en andere paardenmarkten, sprake is van de gestelde voorwaarden. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom in zijn ogen een markt toch als overlaadplaats moet worden beschouwd, en niet als verzamelcentrum? Deze leden zijn van mening dat een markt hierbij aangemerkt dient te worden als verzamelcentrum, en als «plaats van vertrek» op basis van de voorwaarden zoals gesteld onder Artikel 2, r) ii.

De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris ook nog een vraag stellen met betrekking tot het toezicht op de paardenmarkt en het onderliggende rapport van «Eyes on Animals», dat mede aanleiding was voor de vragen van de leden Van Dekken en Dikkers (Aanhangsel Handelingen II, 2015/16, nr. 1233). De Staatssecretaris geeft in zijn beantwoording aan dat het toezicht tijdens de paardenmarkten primair bij de houder, de marktorganisator en de lokale overheid ligt. In de regel worden ook dierenartsen ingehuurd die alle dieren beoordelen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt daarnaast additioneel toezicht. Zo waren tijdens de markt in Zuidlaren tussen 08.00 en 19.00 uur twaalf controleurs aanwezig. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen wat hij ervan vindt dat leden van de actiegroep «Eyes on Animals» samen met twee NVWA-dierenwelzijnsinspecteurs een ronde over de markt hebben gemaakt2. Is het passend dat leden van een actiegroep gezamenlijk met NVWA-inspecteurs een dergelijke samenwerking hebben? Komt dit vaker voor? Hoe past dit binnen de verantwoordelijkheid ten aanzien van toezicht, zoals dat in het geval van de paardenmarkt is belegd bij de houder, de marktorganisator en de lokale overheid, en het additionele toezicht van de NVWA?

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de rol van een dergelijke actiegroep bij de inspectierondes door NVWA-dierenwelzijnsinspecteurs. In de ogen van deze leden is dit niet passend binnen het toezichtkader zoals dat is afgesproken voor bijvoorbeeld de paardenmarkt Zuidlaren. Kan de Staatssecretaris aangeven of hij de mening van de leden van de VVD-fractie onderschrijft? Zo ja, hoe gaat er in toekomst worden voorkomen dat een dergelijke situatie zich nog een keer kan voordoen? Zo nee, waarom deelt de Staatssecretaris deze mening niet, ook in het oog van de onafhankelijkheid van de NVWA-inspecties?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de «Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s». Zij hebben hier enkele vragen over en verzoeken de Staatssecretaris hierop in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan toelichten waarom er behoefte was aan de mogelijkheid tot het eenmalig bijladen van runderen jonger dan twaalf weken. Daarnaast vragen deze leden wat de gevolgen voor het dierenwelzijn hiervan zijn en op welke wijze voorkomen wordt dat de dieren hieronder lijden.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 januari 2016, nr. WJZ / 16009052, houdende wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's en van de Regeling handel levende dieren en levende producten, zoals gepubliceerd op 28 januari 2016. Naar aanleiding van deze Regeling hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele verhelderende vragen.

In de aangekondigde wijziging wordt een artikel toegevoegd, artikel 37a. In het eerste lid van het betreffende artikel wordt aangegeven dat het overladen van evenhoevigen van een vervoerseenheid naar een andere vervoerseenheid is verboden. In het tweede lid wordt een uitzondering geformuleerd op dit lid voor het overladen van een voorwagen op een lege aanhangwagen indien na het overladen de voorwagen van het vervoermiddel onmiddellijk gereinigd en ontsmet wordt op de reinigings- en ontsmettingsplaats waar het overladen heeft plaatsgevonden. De leden van de VVD-fractie vragen of het aantal beschikbare reinigings- en ontsmettingsplaatsen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, toereikend is. Is er voldoende capaciteit binnen de het huidige aanbod van reinigings- en ontsmettingsplaatsen zonder dat dit tot extra wacht- en rijtijden zal leiden? Op welke manier heeft het voorgenomen artikel 37a gevolgen voor het dierenwelzijn nu de transporten mogelijk langer kunnen duren?

Deze leden willen de Staatssecretaris vragen om te reageren op de zorgen geuit door Saveetra over de beschikbaarheid van het aantal reinigings- en ontsmettingsplaatsen, die volgens Saveetra ontoereikend is.

Dit heeft extra kilometers tot gevolg.3 Deelt de Staatssecretaris de zorgen zoals geuit door Saveetra? Zo ja, hoe komt de Staatssecretaris tegemoet aan deze zorgen? Zo nee, kan de Staatssecretaris aangeven dat het aantal beschikbare reinigings- en ontsmettingsplaatsen op dit moment toereikend is om aan artikel 37a te voldoen, zonder dat dit tot extra wacht- en rijtijden, en daarmee extra lasten zal leiden?

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (hierna: Regeling preventie) heeft als oorsprong de uitbraak van Mond- en Klauwzeer in 2001. Sinds het in werking treden van de Regeling preventie zijn er meerdere wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn er primair op gericht om het doel van deze regeling (het voorkomen en verminderen van de risico’s op de introductie en verspreiding van besmettelijke dierziekten) uit te voeren.

Artikel 37a beschrijft dat het verboden is om evenhoevige dieren over te laden van een vervoerseenheid naar een andere vervoerseenheid. Daarop worden twee uitzonderingen gegeven. Het reinigen en ontsmetten op de plaats van overladen is een van de uitzonderingen. Het reinigen wordt niet beperkt tot erkende reinigings- en ontsmettingsplaatsen. Elk primair veehouderijbedrijf moet over een eenvoudige reinigings- en ontsmettingsplaats beschikken. Ik voorzie daarom geen toename in de reistijden of wachttijden bij erkende reinigings- en ontsmettingsplaatsen.

De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen naar de voorgenomen wijziging van de Regeling handel levende dieren en levende producten. In de beantwoording op schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Dikkers (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1233) van 22 januari 2016 geeft de Staatssecretaris aan te komen met een aanpassing van de Regeling handel levende dieren en levende producten. Eén van de punten in de beantwoording door de Staatssecretaris is het voornemen om de export van paarden alleen nog maar vanaf erkende verzamelplaatsen toe te staan. Bestaan dergelijke erkende verzamelplaatsen al, of moeten deze nog in het leven geroepen worden? En kunnen paardenmarkten zelf ook in aanmerking komen als erkende verzamelplaats? Zo ja, waar moet een paardenmarkt dan aan voldoen? Zo nee, waarom zou een paardenmarkt niet in aanmerking kunnen komen als erkende verzamelplaats? Op basis van welke gronden is dat?

In dezelfde beantwoording op de schriftelijke vragen geeft de Staatssecretaris aan dat volgens de Europese transportverordening de markt als overlaadplaats geldt. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris naar een nadere onderbouwing vragen van deze stelling. Waarom is er bij een markt, waarbij de paarden worden uitgeladen, worden gevoed, gedrenkt, worden voorzien van stro en dergelijke niet sprake van een nieuwe situatie, en dus «plaats van vertrek»?

Uit dezelfde verordening (Verordening (EG) Nr. 1/2005) onder Artikel 2, definities, blijkt dat een markt wordt aangemerkt als een verzamelcentrum.

En deze verzamelcentra kunnen ook als «plaats van vertrek» worden aangemerkt waarbij andere voorwaarden gelden dan de Staatssecretaris in zijn beantwoording aangeeft. Onder Artikel 2, r), i en ii, staat dit nader aangegeven. In deze voorwaarden staat onder meer aangegeven dat bij een verzamelcentrum, vallend onder i en ii, de voorwaarde voor «plaats van vertrek» dieren gedurende tenminste zes uur voor het vertrek uit het verzamelcentrum met voldoende strooisel en drinkwater, indien mogelijk niet aangebonden, gestald zijn geweest. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of er bij de paardenmarkt in Zuidlaren, en andere paardenmarkten, sprake is van de gestelde voorwaarden. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom in zijn ogen een markt toch als overlaadplaats moet worden beschouwd, en niet als verzamelcentrum? Deze leden zijn van mening dat een markt hierbij aangemerkt dient te worden als verzamelcentrum, en als «plaats van vertrek» op basis van de voorwaarden zoals gesteld onder Artikel 2, r) ii.

De Europese Richtlijn 2009/156 schrijft voor dat intracommunautair handelsverkeer uitsluitend vanaf primaire bedrijven rechtstreeks of via erkende verzamelcentra naar de plaats van bestemming mag plaatsvinden. In de Verordening 1/2005 staat dat een erkend verzamelcentrum een plaats van vertrek kan zijn als de afstand tussen de eerste laadplaats en het verzamelcentrum minder dan 100 km bedraagt of als de dieren gedurende tenminste zes uur voor het vertrek uit het verzamelcentrum met voldoende strooisel en drinkwater, indien mogelijk niet aangebonden, gestald zijn geweest.

In de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Dikkers heb ik aangegeven besloten te hebben om export van paarden naar andere lidstaten alleen mogelijk te maken vanaf een primair bedrijf of vanaf erkende verzamelcentra. Dit is conform de Europese regelgeving.

Op dit moment zijn er nog geen erkende verzamelcentra voor paarden. Over de voorwaarden waaraan deze centra zullen moeten voldoen, ben ik in overleg met de sector. Vanzelfsprekend houd ik uw Kamer en de sector op de hoogte van de stand van zaken.

De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris ook nog een vraag stellen met betrekking tot het toezicht op de paardenmarkt en het onderliggende rapport van «Eyes on Animals», dat mede aanleiding was voor de vragen van de leden Van Dekken en Dikkers (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1233 d.d. 22 januari 2016). De Staatssecretaris geeft in zijn beantwoording aan dat het toezicht tijdens de paardenmarkten primair bij de houder, de marktorganisator en de lokale overheid ligt. In de regel worden ook dierenartsen ingehuurd die alle dieren beoordelen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt daarnaast additioneel toezicht. Zo waren tijdens de markt in Zuidlaren tussen 08.00 en 19.00 uur twaalf controleurs aanwezig. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen wat hij ervan vindt dat leden van de actiegroep «Eyes on Animals» samen met twee NVWA-dierenwelzijnsinspecteurs een ronde over de markt hebben gemaakt4. Is het passend dat leden van een actiegroep gezamenlijk met NVWA-inspecteurs een dergelijke samenwerking hebben? Komt dit vaker voor? Hoe past dit binnen de verantwoordelijkheid ten aanzien van toezicht, zoals dat in het geval van de paardenmarkt is belegd bij de houder, de marktorganisator en de lokale overheid, en het additionele toezicht van de NVWA?

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de rol van een dergelijke actiegroep bij de inspectierondes door NVWA-dierenwelzijnsinspecteurs. In de ogen van deze leden is dit niet passend binnen het toezichtkader zoals dat is afgesproken voor bijvoorbeeld de paardenmarkt Zuidlaren. Kan de Staatssecretaris aangeven of hij de mening van de leden van de VVD-fractie onderschrijft? Zo ja, hoe gaat er in toekomst worden voorkomen dat een dergelijke situatie zich nog een keer kan voordoen? Zo nee, waarom deelt de Staatssecretaris deze mening niet, ook in het oog van de onafhankelijkheid van de NVWA-inspecties?

De NVWA is een autoriteit is die zelfstandig en autonoom toezicht houdt op onder andere paardenmarkten. Het kan voorkomen dat er, naast de NVWA, ook dierenwelzijnsorganisaties aanwezig zijn op de markt. De NVWA werkt hier niet mee samen, maar kan eventueel signalen van deze organisaties, net als van burgers, wel meenemen in verder onderzoek. Dit is ook de situatie geweest tijdens de markt op 20 oktober 2015.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de «Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s».

Zij hebben hier enkele vragen over en verzoeken de Staatssecretaris hierop in te gaan. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan toelichten waarom er behoefte was aan de mogelijkheid tot het eenmalig bijladen van runderen jonger dan twaalf weken. Daarnaast vragen deze leden wat de gevolgen voor het dierenwelzijn hiervan zijn en op welke wijze voorkomen wordt dat de dieren hieronder lijden.

De kalversector heeft aangegeven behoefte te hebben aan de mogelijkheid om dieren bij te kunnen laden op verzamelcentra om binnen minimale periodes, met minimale vervoerbewegingen uniforme koppels samen te stellen. Het doel van de sector is om zo beter te voldoen aan de behoeften van de (jonge) dieren.

Met voorliggende wijziging ben ik tegemoet gekomen aan deze behoefte door het stellen van voorwaarden die tegelijkertijd garanties bieden aan behoud van dierenwelzijn en diergezondheid. Het is nu mogelijk om dieren bij te kunnen laden zonder dat het verzamelcentrum wordt betreden. Zo wordt ook geregeld dat het niet langer noodzakelijk is om de dieren eerst af te moeten laden voordat de aangevulde groep dieren weer opgeladen wordt op een schone wagen.

Naar boven