28 286 Dierenwelzijn

Nr. 733 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2014

Met deze brief stuur ik u het onderzoeksrapport «Incidentie van schadelijke raskenmerken en erfelijke gebreken bij populaties van gezelschapsdieren» toe1. Aan uw Kamer is toegezegd dat jaarlijks onderzoek zal worden verricht naar welzijns- en gezondheidsproblemen bij twee gezelschapsdierenrassen. Begin 2013 is naar aanleiding van een motie van Kamerlid Thieme (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 108) toegezegd aan dit onderzoek 2 dierrassen toe te voegen.

Het onderzoek dient enerzijds om de bewustwording bij een breed publiek te vergroten en anderzijds als basis voor private partijen om gezondere honden te fokken. Met de inwerkingtreding van het Besluit houders van dieren worden nieuwe regels van kracht voor het fokken van gezelschapsdieren. Voor zover mogelijk moet worden voorkomen dat erfelijke gebreken en schadelijke raskenmerken worden doorgegeven. Met de resultaten van de onderzoeken kunnen rasverenigingen en fokkers beter worden aangesproken op hun rol en verantwoordelijkheid om te komen tot aanpak van problemen binnen het ras.

Resultaten van het onderzoek

In de eerste fase van het onderzoek zijn vier rassen onderzocht, de Franse Bulldog, de Chihuahua, de Labrador Retriever en de Perzische kat. Eerst is een kwalitatieve analyse uitgevoerd die resulteerde in een selectie van relevante orgaansystemen en specifieke ziekten die in deze rassen vaker dan normaal lijken voor te komen. Daarvan zijn incidentiebepalingen uitgevoerd aan de hand van patiëntendossiers in eerstelijns dierenklinieken om te bepalen hoe vaak bepaalde aandoeningen bij de onderzochte rassen voorkomen.

De metingen zijn uitgevoerd in eerstelijns dierenklinieken om een zo representatief mogelijk beeld van de Nederlandse populatie te verkrijgen. De populaties van de genoemde rassen werden vergeleken met een controlegroep, voor de hond bestaande uit kruisingen en voor de kat uit Europese Kortharen (de «gewone huiskat»).

Een opvallende conclusie uit het onderzoek is dat het beeld van de drie rashondenpopulaties voornamelijk wordt bepaald door de rasdieren zonder stamboom, zij vormden de overgrote meerderheid van de onderzochte rasdieren. Daardoor was het in deze fase van het onderzoek nog niet mogelijk een vergelijking te maken tussen rasdieren met en zonder stamboom.

Voor de Perzische katten kon niet vastgesteld worden welk deel van de dieren een stamboom heeft.

Uit het onderzoek komt ten aanzien van de aandoeningen bij de rassen naar voren dat bij de Chihuahua knieproblemen (met name ontwrichting van de knieschijf), geboorteproblemen (door obstructie of weeënzwakte) en een te lage bloedsuikerspiegel bij pups significant meer voorkomen dan bij kruisingen. Vooral knieproblemen hebben een hoge incidentie en dierziektelast2 binnen de populatie.

Problemen aan voorste luchtwegen, oren, wervelkolom en ogen en geboorte-problemen komen significant meer voor bij de Franse Bulldog dan bij kruisingen. Bij dit ras heeft een aandoening aan de voorste luchtwegen (B.O.S.) de hoogste incidentie en ziektelast. De Labrador Retrievers hebben significant meer problemen aan de extremiteiten dan kruisingen. Het merendeel van deze klachten betreft elleboogdysplasie en heupdysplasie. Bij Perzische katten komen problemen aan de nieren, huid en ogen significant meer voor dan bij Europese Kortharen. Hiervan zijn de aandoeningen aan de ogen het belangrijkst, deze veroorzaken de hoogste ziektelast binnen de populatie.

Het onderzoeksrapport bevat diverse aanbevelingen voor de rashondenfokkerij. Op basis van de in het onderzoek uitgevoerde incidentiemetingen kunnen prioriteiten gesteld gaan worden voor de aanpak van ziekten binnen rassen. Afwegingen hieromtrent zijn de frequentie van voorkomen, het langdurig aanwezig (kunnen) zijn en een hoge mate van welzijnsaantasting door een ziekte.

In het rapport wordt voor de nu onderzochte rassen ook beschreven welke concrete maatregelen de fokkerij kan nemen, welke middelen daar al toe ter beschikking staan van fokkers en waar rasverenigingen al aan werken.

Het monitoren van de effecten van genomen maatregelen in het fokkerijbeleid wordt met de ontwikkelde methodologie ook mogelijk gemaakt.

Het rapport geeft aan dat een belangrijke voorwaarde is dat de bij de fokkerij betrokken partijen nauw samenwerken en gebruik maken van de bestaande kennis en ontwikkelingen op het gebied van de moleculaire genetica en epidemiologie om een nieuw model van fokkerij te creëren. De sector beschouwend geeft men aan dat in de georganiseerde hondenfokkerij al veel randvoorwaarden voor het opvolgen van de aanbevelingen aanwezig zijn, zoals een centrale afstammingsregistratie en een hoge organisatiegraad. Daarmee kan bewerkstelligd worden dat regels rondom welzijn, gezondheid en inteeltbeperking worden nageleefd.

De ongeorganiseerde hondenfokkerij zal zich moeten gaan organiseren om concreet met de aanbevelingen uit het rapport aan de slag te kunnen gaan. Ook de kattenfokkerij staat hierin nog voor tal van uitdagingen om te komen tot een organisatiestructuur die de implementatie van een systeem van monitoring en verbetering van de gezondheid van de raspopulaties mogelijk maakt.

Inzet sector

Op 3 februari 2014 hebben diverse betrokken partijen uit de gezelschapsdierensector3, mij een intentieverklaring aangeboden. Daarin heeft men aangegeven ernaar te streven vóór de zomer van 2014 een gezamenlijk projectplan op te stellen, waarin aangegeven wordt hoe men tot gezonde(re) en sociale honden in Nederland zal gaan komen.

Ik acht de onderzoeksresultaten en de aanbevelingen in het rapport voor de sector van belang. Bij het nemen van maatregelen door de fokkerij om gezondheid en welzijn van rashonden te verbeteren dient dit te worden meegewogen. Ik verwacht dat doeltreffende maatregelen en de wijze waarop men daarover transparantie richting nieuwe eigenaren van rashonden bewerkstelligt onderdeel vormen van dat projectplan.

De Raad van Beheer op Kynologische gebied heeft aangegeven het fokken van honden met extreme uiterlijke kenmerken aan te pakken, onder andere met een kwaliteitsmerk.

De fokkers van rashonden zonder stamboom zijn, in tegenstelling tot de fokkers van honden met stamboom, nauwelijks georganiseerd. Zij zijn daardoor veel minder goed aanspreekbaar op hun verantwoordelijkheid in de aanpak van de rasproblemen. Dit deel van de hondensector is ook nog niet aangesloten bij het projectplan «de gezonde en sociale hond». Ik roep deze fokkers, evenals de fokkers van katten op zich beter te organiseren en structureel bij te dragen aan oplossingen voor de gezondheidsproblemen bij rashonden.

Mijn inzet

Communicatie richting (potentiële) houders van een raspup of -kitten is van belang. Voor de consument moet duidelijk zijn waar men op moet letten bij de aanschaf van een dier van een bepaald ras en waar men goede objectieve informatie over aanschaf en gezondheid en over het door de fokker gevoerde gezondheidsbeleid kan vinden. Ik ben ervan overtuigd dat voorlichting en bewustwording een belangrijk instrument blijft in de verbetering van het welzijn van gezelschapsdieren. Mijn inzet loopt via het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) en ik zal ook in overleg met het LICG en de daarbij betrokken partijen, bezien hoe de resultaten van dit onderzoek het beste onder de aandacht van de consument kunnen worden gebracht.

Vanaf 1 juli a.s. worden, met de inwerkingtreding van het conceptbesluit Houders van dieren, nieuwe regels van kracht voor het fokken van gezelschapsdieren. Deze regels zullen zowel voor bedrijfsmatige als voor hobbymatige fokkers van gezelschapsdieren gaan gelden. Door deze fokkers moet voor zover mogelijk worden voorkomen dat ernstige erfelijke gebreken en schadelijke raskenmerken worden doorgegeven. Bedrijfsmatige fokkers moeten, na inwerkingtreden van het conceptbesluit Houders van dieren, kopers ook schriftelijk alle relevante informatie verstrekken over de gezondheidsstatus van het verkochte of afgeleverde dier.

Vervolg onderzoek

De pilot studie heeft een goede basis gelegd voor de opzet van een geautomatiseerd systeem van incidentiemetingen, waarmee systematisch gezelschapsdierenpopulaties in Nederlands kunnen worden gemonitord. Het ontwikkelen van die methodiek maakt analyse van grotere aantallen dieren en populaties mogelijk. Het onderzoek zal dan ook worden voortgezet. In de toekomst kunnen daarmee structureel incidentiemetingen bij gezelschapsdierenpopulaties uitgevoerd worden.

In de vervolgfase van het onderzoek zal nog een viertal rassen onderzocht worden; de hondenrassen Cavalier King Charles Spaniël de Berner Sennenhond en de Hollandse Herder en een kattenras, de Maine Coon. De resultaten van het vervolgonderzoek worden medio 2015 verwacht.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De mate waarin een ziekte vaker voorkomt per 1.000 dieren in een raspopulatie.

Dit duidt de hoeveelheid gezondheidsverlies in een populatie veroorzaakt door een ziekte.

X Noot
3

Ondertekend door:

Raad van Beheer op Kynologisch Gebied Nederland, Faculteit Diergeneeskunde (Universiteit Utrecht), Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), Platform Verantwoord Huisdierbezit (PVH), Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH).

Ondersteund door:

Hondenbescherming, Wageningen Universiteit, Citaverde College, HAS Den Bosch, LICG en Dibevo.

Naar boven