28 286 Dierenwelzijn

Nr. 727 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2014

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken d.d. 29 januari 2014 om een kabinetsreactie op het rapport van Wakker Dier «Hormoongebruik in de vee-industrie», antwoord ik u als volgt.

In de melkvee- en zeugenhouderij worden voor bepaalde doeleinden vruchtbaarheidshormonen gebruikt. Het zijn geen groeihormonen, waarvan het gebruik in de Europese Unie is verboden. Het betreft van overheidswege toegelaten stoffen voor zoötechnische of therapeutische behandelingen, die ook van nature in dieren voorkomen. Deze stoffen hebben geen negatieve effecten op de voedselveiligheid en de volksgezondheid.

De dierenarts speelt een belangrijke rol in het voorschrijven en toedienen van deze diergeneesmiddelen. Hij stelt de diagnose op grond waarvan deze middelen worden toegediend aan het dier. Alle vruchtbaarheidshormonen hebben de status UDD (uitsluitend toe te passen door dierenartsen) of UDA (op voorschrift van de dierenarts door de eigenaar of dierhouder zelf toe te passen). Het gebruik van deze hormonen is transparant en vastgelegd in het diergeneesmiddelenlogboek dat elke houder dient te hebben. Het gebruik wordt niet structureel geregistreerd door het bedrijfsleven in een centrale database.

Een goede vruchtbaarheid is een belangrijke voorwaarde voor een langere levensduur van productiedieren, naast een goede verzorging en een optimale diergezondheid en dierenwelzijn. Productiedieren met een suboptimale vruchtbaarheid zullen eerder worden afgevoerd. Bij een langere levensduur zijn er minder jonge dieren nodig ter vervanging van de veestapel. Dit komt in de eerste plaats het dier ten goede. Verder heeft het een gunstige invloed op het milieu en leidt het tot lagere kosten voor de veehouder. Hieronder ga ik nader in op het gebruik van vruchtbaarheidshormonen in de melkvee- en zeugenhouderij.

Melkveehouder en dierenarts hebben samen een belangrijke rol in de zorg voor een gezonde veestapel. Primair is de veehouder verantwoordelijk voor het management van zijn melkvee: een goede verzorging en voeding van koeien tijdens de droogstand en in het begin van de nieuwe melkgiftperiode hebben een positieve invloed op de latere vruchtbaarheid. De dierenarts kan via bedrijfsbegeleiding de veehouder een goede ondersteuning bieden, zodat problemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Hormoonbehandeling kan worden ingezet bij koeien die na het afkalven niet meer tochtig worden gezien. Voor behandeling van chronische baarmoederontsteking («witvuilen») wordt tegenwoordig vaker gebruikgemaakt van het hormoon prostaglandine, waar voorheen regelmatig antibiotica werden gebruikt. Een andere trend is de toenemende inzet van activiteitsmeters, die bij de individuele koe verhoogde activiteit (bijvoorbeeld tochtigheid) of verlaagde activiteit (ziekte) elektronisch registreren, ter ondersteuning van het management van de melkveehouder. De gewenste ontwikkelrichting is een melkveehouderij waarbij de vruchtbaarheid van de dieren op natuurlijke wijze en economisch verantwoord wordt verbeterd zonder dat structureel vruchtbaarheidshormonen worden toegepast.

In de zeugenhouderij kunnen vruchtbaarheidshormonen voor verschillende doeleinden worden toegepast. Naast het ondersteunen van de vruchtbaarheids-cyclus zijn deze toepassingen mede gericht op het verbeteren van het welzijn en de gezondheid van de zeugen en de biggen. Op veel bedrijven wordt met individueel maatwerk het hormoon oxytocine gebruikt om een moeilijk verlopend geboorteproces te vergemakkelijken. Dit komt het welzijn van de zeug ten goede, verhoogt de bigvitaliteit en beperkt het aantal doodgeboren biggen. Deze stof wordt ook vaak toegepast in de humane verloskunde. Een andere toepassing is het inzetten van het hormoon progesteron waarmee de bronst (berigheid) kan worden uitgesteld en gesynchroniseerd. Deze stof, waarvan de werking vergelijkbaar is met de anticonceptiepil, wordt incidenteel op bedrijven toegepast om bij zeugen, die herstellen van een ziekte of verwonding, de bronst tijdelijk uit te stellen. Een nieuwe ontwikkeling is het gebruik van deze stof bij de omschakeling naar nieuwe bedrijfssystemen waarin een grote groep zeugen geconcentreerd in één week biggen krijgt. Hiermee wordt het aantal leeftijdscategorieën biggen teruggebracht en het risico op kruisbesmetting verminderd. De diergezondheid op deze bedrijven verbetert waardoor het antibioticagebruik verder kan worden teruggebracht. Het gebruik van stoffen voor het opwekken van berigheid (PG600) vindt incidenteel plaats, vooral bij jonge zeugen. Zeugen met continue vruchtbaarheidsproblemen worden uiteindelijk afgevoerd van het bedrijf. Tenslotte is het gebruik van prostaglandines, waarmee geboorten worden gesynchroniseerd, de laatste jaren afgenomen vanwege de negatieve effecten op de vitaliteit en het welzijn van de biggen.

Uitgangspunt is dat dierenarts en veehouder samen verantwoordelijk zijn voor het verantwoord en zorgvuldig gebruik van vruchtbaarheidshormonen. Het toepassen van vruchtbaarheidshormonen dient een individuele behandelmethode te zijn als sluitstuk in de bedrijfsvoering en een goede verzorging van de dieren. Het routinematig of koppelgewijs toepassen van deze stoffen wijs ik ten zeerste af.

Ik vind het van belang om goed inzicht te hebben in de omvang en wijze van het huidig gebruik van vruchtbaarheidshormonen om op basis daarvan te kunnen beoordelen of nadere maatregelen nodig zijn. Ik heb daarom de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) gevraagd de omvang van en de trend in het gebruik van vruchtbaarheidshormonen in beeld te brengen. Omdat het evenzeer van belang is dat deze middelen zorgvuldig worden voorgeschreven en toegepast, heb ik de KNMvD tevens gevraagd te analyseren of het gebruik van vruchtbaarheidshormonen zorgvuldig gebeurt en of het dierenwelzijn en de diergezondheid hierbij geborgd zijn.

Overigens richt mijn aandacht zich ook nadrukkelijk op mogelijke fraude door het gebruik van illegale hormonen. Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over voedselfraude incidenten (Kamerstuk 26 991, nr. 392) waarbij ik mede ben ingegaan op een vondst van gebruik van het verboden groeihormoon 17-beta oestradiol. Naar aanleiding hiervan voert de NVWA onderzoek uit naar de handel in en het gebruik van illegale groeibevorderaars.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven