28 286 Dierenwelzijn

Nr. 725 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Ontvangen ter Griffie op 6 maart 2014.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan beide Kamers overgelegd tot en met 3 april 2014.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 4 april 2014.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2014

Hierbij zend ik u een ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met de opheffing van de product- en bedrijfschappen en de overname van de welzijnsregels voor ouderdieren van vleeskuikens, vleeskalkoenen, konijnen en nertsen1. De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 10.10 van de Wet dieren). Dit artikel houdt in dat de voordracht voor algemene maatregelen van bestuur, die mede of met het oog op de bescherming van het welzijn van dieren worden voorbereid, niet eerder wordt gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Van deze termijn moet ten minste drie vierde deel buiten een reces vallen.

Het borgen van dierenwelzijn is naar aanleiding van het opheffen van de product- en bedrijfschappen aangemerkt als één van de publieke taken van deze organisaties. De door het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) vastgestelde welzijnsregels worden daarom overgenomen in regelgeving van het Ministerie van Economische Zaken. Hiervoor is reeds een wettelijke basis aanwezig. Met het oog op zorgvuldige besluitvorming en de te volgen procedures kunnen niet alle taken gelijktijdig worden overgenomen: er moeten stappen worden gezet om de expertise te behouden en de continuïteit van uitvoering van publieke taken en de dienstverlening naar de sectoren te kunnen blijven garanderen. Daarom wordt, zoals in schriftelijk en mondeling overleg met de Eerste Kamer is aangegeven, vooruitgelopen op de wetgeving waarmee de bedrijfslichamen formeel worden opgeheven (Kamerstukken 32 615, A, B, C, D, E en F).

De voorgestelde wijzigingen houden in dat in het Besluit houders van dieren regels worden geïntroduceerd voor een viertal diersoorten of -categorieën:

  • het houden van ouderdieren van vleeskuikens voor productie (registratie, huisvesting, voeding, controle);

  • het houden van vleeskalkoenen voor productie (registratie, bezettingsdichtheid, strooisel, stalklimaat, verlichting, vervoer, controle);

  • het houden van konijnen voor productie (registratie, uitval, huisvesting, dekleeftijd, verlichting, controle);

  • het houden van nertsen voor productie (registratie, controle, actieplan). Een deel van de welzijnsvoorschriften van het PPE wordt reeds rechtstreeks via de Wet verbod pelsdierhouderij geregeld. Om die reden worden ze hier niet opnieuw opgenomen. De overige regels van het productschap, die wel worden overgenomen, vormen aanvullingen op de welzijnsnormen die al gelden via de Wet verbod pelsdierhouderij.

In beginsel zijn de PPE-voorschriften één op één overgenomen in het ontwerpbesluit. Een uitzondering hierop zijn de huisvestingsvoorschriften voor bepaalde konijnen. Op basis van het Plan van Aanpak 2010–2016 van de konijnensector en op verzoek van het bedrijfsleven voorziet het ontwerpbesluit in een strengere norm voor de huisvesting van dekrijpe en drachtige voedsters per 23 april 2016. Een tweede uitzondering betreft de speenleeftijd van nertsen. Deze was in de betreffende PPE-verordening aangeduid met de datum 1 juli en is omgezet in de minimumleeftijd van 8 weken. Met deze wijziging wordt voldaan aan de minimale speenleeftijd van 8 weken die wordt voorgeschreven in de aanbeveling voor pelsdieren van de Raad van Europa. De Nederlandse Federatie van Edelpelsdierhouders is hierover geconsulteerd en heeft aangegeven dat deze wijziging geen gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering.

Algemene huisvestings- of verzorgingsvoorschriften van het PPE worden niet opnieuw geregeld, voor zover die overeen komen met de voorschriften die op grond van het Besluit houders van dieren reeds op alle gehouden (productie)dieren van toepassing zijn. Waar de regels van het PPE specifieker zijn dan de algemene voorschriften, worden de regels van het PPE met het ontwerpbesluit gecontinueerd. Voor zover de voorschriften van het PPE waren vormgegeven als streefnorm, worden deze zoveel mogelijk omgezet in concrete normen. Waar dat niet mogelijk is, wordt teruggevallen op de algemene voorschriften van het Besluit houders van dieren.

Over een concept van het besluit zijn het bedrijfsleven en de Dierenbescherming geconsulteerd. Voor de gemaakte opmerkingen en de reactie daarop verwijs ik naar paragraaf 6 van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit2.

De inwerkingtreding van het ontwerpbesluit is, tegelijk met het wetsvoorstel opheffing bedrijfslichamen, voorzien per 1 januari 2015.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven