28 286 Dierenwelzijn

Nr. 618 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2013

Met deze brief reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken om geïnformeerd te worden over de stand van zaken en mijn inzet met betrekking tot de Regeling Agressieve Dieren.

De Regeling Agressieve Dieren (RAD) is in 1993 ingesteld naar aanleiding van een aantal ernstige bijtincidenten door honden van het type pitbull. Het beleid had tot doel het risico van bijtincidenten door dit soort honden sterk te beperken. Middels een castratieverplichting, houdverbod voor niet geregistreerde pitbulls en een fokverbod werd getracht om pitbullachtige honden, niet behorende tot een bepaald ras zoals de Staffordshire, te laten uitsterven en daarmee het aantal bijtincidenten af te laten nemen.

In 2008 is de RAD door een onafhankelijke commissie geëvalueerd. De evaluatie toonde aan dat het doel van de RAD, namelijk terugdringen van het aantal bijtincidenten, niet werd behaald. Tevens wijst de commissie op de problemen met de handhaafbaarheid van de regeling en de proportionaliteit. Niet alle pitbulls bijten en ook andere typen honden kunnen bijtincidenten veroorzaken.

Naar aanleiding van de evaluatie is de RAD gewijzigd en zijn aanvullende maatregelen genomen. Naast strafrechtelijk optreden werd het voortaan voor gemeenten ook mogelijk gemaakt honden, onafhankelijk van uiterlijke kenmerken, bestuursrechtelijk in beslag te nemen.

Verschillende maatschappelijke organisaties en gemeentes hebben vragen over de effectiviteit en de proportionaliteit. Om deze reden is overleg geweest met onder andere de Werkgroep Hulp Inbeslaggenomen Honden.

Het beleid moet erop gericht zijn om het aantal bijtincidenten zowel preventief als curatief te verminderen en gelijktijdig het onnodig doden van honden te voorkomen. Het feit dat zowel vanuit gemeentes als maatschappelijke organisaties zorgen worden geuit over de werking van het huidige beleid, is voor mij aanleiding om te bezien of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Voortschrijdend inzicht maakt duidelijk dat de focus wellicht minder op het type dier of incident zou moeten liggen maar meer op de eigenaar. Onkunde of gedrag van de eigenaar lijkt vaak de oorzaak te zijn. Vergroting van kennis en kunde van de eigenaar zou preventief kunnen werken. Daarbij denk ik onder andere aan bijvoorbeeld hondengedragscursussen. Om die reden wil ik de Raad voor Dierenaangelegenheden vragen om mij op dit punt te adviseren. Ik zal de Raad vragen om hierbij expliciet te kijken naar mogelijkheden om de eigen verantwoordelijkheid van de houder/eigenaar te versterken.

De zienswijze moet ook handvatten gaan bieden voor gemeentes om tot een maatschappelijk aanvaardbaar beleid ten aanzien van dit onderwerp te komen.

Ik heb gevraagd om de zienswijze voor de zomer op te leveren, waarna ik u hierover zal informeren.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven