Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2012
In de EL&I begroting van 2012 is als streefwaarde voor het aantal integraal duurzame
stallen voor dit jaar het percentage van 6% vastgesteld. Dit als vervolg op de nota
dierenwelzijn en het beleidsprogramma van het vorige kabinet waarin was opgenomen
dat het percentage integraal duurzame stallen eind 2011 5% moet zijn met uitzicht
op grootschalige toepassing daarna. Het gaat hierbij om percentages van het totaal
in dat jaar in gebruik zijnde stallen. Om de voortgang vast te leggen is er een monitor
opgezet en uitgevoerd door Wageningen UR Livestock Research in samenwerking met het
LEI en de Stichting Milieukeur.
Hierbij bied ik u de resultaten van de vierde monitoringsrapportage aan met peildatum
1 januari 20121.
De monitor maakt onderscheid tussen verschillende categorieën integraal duurzame stallen,
namelijk:
-
– Stallen op biologische veebedrijven;
-
– Stallen die voldoen aan de Maatlat duurzame veehouderij;
-
– Stallen die voldoen aan het Milieukeurcertificaat;
-
– Stallen die voldoen aan de voorwaarden van de Investeringsregeling integraal duurzame
stallen.
Bij al deze stallen is de integrale duurzaamheid gewaarborgd door een subsidiebeschikking
of certificaten.
Op 1 januari 2012 waren er in Nederland ruim 87 000 stallen. Het aandeel gerealiseerde
duurzame stallen bedroeg op 1 januari 2012 in totaal 4.5%. Tussen de sectoren zijn
er relatief grote verschillen: het percentage loopt uiteen van 2.9% in de rundveehouderij
tot 7.0% in de varkenshouderij en 11.0% in de pluimveehouderij. Het aantal duurzame
stallen vertoont een stijgende trend. Deze toename treedt vooral op door stallen die
voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij en bij varkens ook door het voldoen aan
Milieukeurcriteria.
Het aandeel duurzame stallen in aanbouw is gestegen van 1.3% in 2011 naar 1.7% van
het totaal aantal stallen in 2012. Als deze stallen allemaal gerealiseerd worden,
bedraagt eind 2012 het aandeel integraal duurzame stallen 6.2%.
De percentages variëren van 3.8% in de rundveehouderij tot 9.9% in de varkenshouderij
en 17% in de pluimveehouderij.
Ik concludeer dat de doelstelling van 6% voor 2012 zoals vastgelegd in de EL&I begroting
van 2012 naar verwachting zal gerealiseerd zal zijn aan het eind van het jaar.
De doelstelling van 6% duurzame stallen in 2012 wordt voor de pluimveehouderij en
de varkenshouderij aan het begin van het jaar reeds gerealiseerd. Ondanks een gestage
groei in het percentage integraal duurzame stallen in de rundveehouderijsector blijft
deze tot nu toe achter. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat, in vergelijking
met de varkens- en pluimveehouderij, in de rundveehouderij op dit moment geen regelgeving
op het terrein van ammoniak en dierenwelzijn van kracht is die nieuwbouw of verbouw
van stallen noodzakelijk maakt.
Ook in 2012 kunnen de Investeringsregeling Integraal duurzame stallen en de Maatlat
Duurzame Veehouderij gekoppeld aan de Vamil en MIA regeling gebruikt worden, waardoor
het percentage gerealiseerde integraal duurzame stallen verder kan toenemen.
De groei over de afgelopen monitoringsperiode en de in voorbereiding zijnde integraal
duurzame stallen laten perspectief zien voor de komende jaren richting de uiteindelijke
doelstelling dat alle stallen integraal duurzaam moeten zijn. In het kader van de
Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) hebben de partners ambities en speerpunten
vastgesteld. Afgesproken is dat vanaf 2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal
duurzaam moeten zijn. Ik ben in overleg met de partners van de UDV om deze datum naar
voren te halen naar 2013, zoals toegezegd in het VAO Intensieve Veehouderij van 8 maart.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker