Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juni 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft aan mij en de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport een reactie gevraagd op de brochure «Gezondheid is geen wisselgeld» van de Provinciale Raad Gezondheid Noord-Brabant.
Deze reactie zend ik u hierbij, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Ook informeer ik uw Kamer
over de planning van het eindrapport naar de mogelijke effecten van intensieve veehouderij op de gezondheid van omwonenden.
De Provinciale Raad Gezondheid Noord-Brabant heeft het initiatief genomen tot het opstellen van de brochure «Gezondheid is
geen wisselgeld». Ik heb grote waardering voor dit initiatief dat er op gericht is een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke
debat over de toekomst van de (intensieve) veehouderij in Noord-Brabant vanuit een volksgezondheidsperspectief en ook vanuit
andere invalshoeken. In de brochure wordt een beeld gegeven van de knelpunten die de raad ziet en de dilemma’s die spelen.
De Provinciale Raad is er in geslaagd de verschillende maatschappelijke opvattingen daarover vast te leggen. De Provinciale
Raad komt met een aantal aanbevelingen en formuleert een route om met elkaar in discussie te gaan, waarbij de provincies en
gemeenten het voortouw zouden moeten nemen al dan niet met de landelijke overheid. Provincies en gemeenten zijn immers verantwoordelijk
voor ruimtelijke ordening en de implementatie van milieuwetgeving.
Ik zie op vele plaatsten in deze brochure een ondersteuning van recent ingezette lijnen. Zo suggereert de Provinciale Raad
in de brochure onder meer een nauwere relatie tussen humane en veterinaire gezondheidszorg, mede door het uitwisselen van
signalen. De minister van VWS en ik hebben recent uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die leiden tot een geïntegreerde
humaan-veterinaire risicoanalysestructuur voor de aanpak van zoönosen, waarin het signaleren van zoönosen tot en met de besluitvorming
over de bestrijding goed geborgd is (kamerstuk 28 286, nr. 505). De aansporing om met alle betrokkenen de dialoog over de toekomst van de intensieve veehouderij aan te gaan is geheel in
lijn met mijn opvatting daarover en is geheel passend bij de initiatieven die ik op dit vlak reeds heb genomen.
Bij het lezen van de brochure is het van belang in ogenschouw te nemen dat niet op voorhand duidelijk is hoe verbanden liggen
tussen (intensieve) veehouderijbedrijven en risico’s voor de volksgezondheid en met name voor omwonenden. Juist over deze
relatie is nog zo weinig bekend en is onderwerp van onderzoek. Onderzoek waar ook in de brochure van gesteld wordt dat dringend
nodig is vanwege de nog grote kennisleemtes.
In dit kader hebben wij uw Kamer in februari (TK 28 286, nr. 469) geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek naar mogelijke effecten van intensieve veehouderij op de gezondheid van
omwonenden. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht,
het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) en het RIVM. Eerder (Handelingen 2010–2011, nr. 38,
item 6, pag. 20) heb ik u aangegeven het eindrapport in de tweede helft van 2011 toe te sturen. De onderzoekers ronden op
dit moment de analyses af. Het eindrapport wordt eind mei afgerond. Het streven is om op 14 juni a.s. het eindrapport vertrouwelijk
te presenteren aan de Klankbordgroep van het project, bestaande uit betrokken maatschappelijke organisaties en regionale bestuurders.
Ik hecht eraan om de reactie van de klankbordgroep te betrekken bij de reactie die de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) en ik op het rapport geven. Ik streef ernaar om uw Kamer het eindrapport en een eerste reactie daarop daarna
zo spoedig mogelijk toe te sturen.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker