Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2011
In de nota dierenwelzijn en in het beleidsprogramma van het vorige kabinet is opgenomen dat het percentage integraal duurzame
stallen eind 2011 5% moet zijn met uitzicht op grootschalige toepassing daarna. Om de voortgang vast te leggen is er een monitor
opgezet en uitgevoerd door de Wageningen UR Livestock Research in samenwerking met het LEI en de Stichting Milieukeur.
Inmiddels zijn er twee monitoringsrapportages uitgebracht met peildatum
1 januari 2009 en peildatum 1 januari 2010. Hierbij bied ik u de resultaten van de derde monitoringsrapportage aan met peildatum
1 januari 2011.1
De monitor maakt onderscheid tussen verschillende categorien integraal duurzame stallen, nameliik:
– Stallen op biologische veebedrijven;
– Stallen die voldoen aan de Maatlat duurzame veehouderij;
– Stallen die voldoen aan het Milieukeur-certificaat;
– Stallen die voldoen aan de voorwaarden van de Investeringsregeling integraal duurzame stallen.
Bij al deze stallen is de integrale duurzaamheid gewaarborgd door een subsidiebeschikking of certificaten.
Op 1 januari 2011 waren er in Nederland ruim 88 000 stallen. Het aandeel gerealiseerde duurzame stallen bedraagt in totaal
3.4%. Tussen de sectoren zijn er relatief grote verschillen: het percentage loopt uiteen van 2.3% in de melkveehouderij tot
5.1% in de varkenshouderij en 8.6% in de pluimveehouderij.
Het aantal duurzame stallen vertoont een stijgende trend. Deze toename treedt vooral op door stallen die gebruik maken van
de Maatlat Duurzame Veehouderij en het voldoen aan Milieukeur voor varkensstallen. Het aandeel duurzame stallen in aanbouw
bedraagt 1.3% van het totaal aantal stallen. Als deze stallen allemaal gerealiseerd worden, bedraagt het aandeel integraal
duurzame stallen 4.3% in 2011. Ook hier lopen de percentages tussen de sectoren uiteen van 2.5% in de melkveehouderij tot
4.8% in de varkenshouderij en 7.8% in de pluimveehouderij.
Het vorige kabinet heeft de volgende tussendoelstellingen gesteld: eind 2009 moet minimaal 1,2% van alle stallen integraal
duurzaam zijn, eind 2010 2,8% en eind 2011 minimaal 5%. Het gaat hierbij om percentages van het totaal in dat jaar in gebruik
zijnde stallen.
Ik concludeer dat de doelstelling van 5% eind 2011 bijna gehaald zal worden. Bij volledige realisatie van het aantal duurzame
stallen in aanbouw zal het percentage rond de 4.7% uitkomen. Voor de verschillende sectoren ligt het beeld genuanceerder.
De doelstelling van 5% duurzame stallen in 2011 wordt ruim gerealiseerd voor de pluimveehouderij en de varkenshouderij. De
melkveehouderijsector blijft tot nu toe achter. Ook in 2011 en 2012 kunnen de Investeringsregeling Integraal duurzame stallen
en de Maatlat Duurzame Veehouderij gekoppeld aan de Vamil en MIA regeling gebruikt worden, waardoor het percentage gerealiseerde
integraal duurzame stallen verder zal toenemen.
In het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) hebben de partners van de uitvoeringsagenda – waar het ministerie
van EL&I er één van is – nieuwe ambities vastgesteld. Afgesproken is dat vanaf 2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal
duurzaam moeten zijn. Hiermee geven de partners van de Uitvoeringsagenda de in gang gezette trend richting integrale duurzaamheid
een nieuwe impuls.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker