28 286 Dierenwelzijn

Nr. 495 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2011

Op 2 maart 2011 verzocht u mij (2011Z03859/2011D10309) om een stand van zakenbrief over het mestonderzoek. Er zijn verschillende onderzoeken ingezet op het gebied van mest. Er is door het Centraal Veterinair Instituut (CVI) en Wageningen UR Lifestock Research onderzoek gedaan naar de composteerbaarheid van geitenmest in een industriële composteerinrichting. Naast dit project werkt TNO aan onderzoek naar de effectiviteit van ontsmettingsmiddelen.

Tevens werkt het CVI samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) aan een omvangrijke studie naar de overleving van Coxiella in geitenmest. In deze studie wordt onder andere gekeken naar de overleving van C. burnetii in geitenmest in de stal, in een mesthoop buiten en tijdens het proces van industrieel composteren.

Het onderzoek naar de composteerbaarheid van geitenmest is afgerond. Geconcludeerd kan worden dat geitenmest in principe goed gecomposteerd kan worden in een mechanisch geventileerde composteertunnel. In de gehele tunnel kunnen hoge temperaturen worden gehaald. Hiervoor is wel een vereiste dat de kwaliteit van het te composteren materiaal goed is: het moet een goede structuur hebben (voldoende porositeit) en mag niet te vochtig zijn.

Het eerste deel van het onderzoek van TNO naar effectieve ontsmettingsmiddelen bevindt zich in de afrondende fase. Enkele middelen die in het laboratorium effectief zijn gebleken zullen in het tweede deel van het onderzoek getest worden op materialen zoals die in een stal gevonden kunnen worden (hout, beton en metaal).

De resultaten van het onderzoek naar de overleving van C. burnetii in geitenmest werden eind december 2010 verwacht. Een aantal onderzoekstechnieken werd voor het eerst op mest toegepast of op grotere schaal uitgevoerd. Met name de extractie van bacterie-DNA uit de mest, het kwantificeren van het aantal bacteriën in de mest en het kweken van C. burnetii uit mest moest geoptimaliseerd worden. De kweek uit mest is nog niet gelukt.

Oorzaken hiervan kunnen zijn dat de opwerkmethode niet goed genoeg was om de bacteriën te isoleren. Ook is het mogelijk dat er geen levende bacteriën meer in de mest aanwezig waren.

Het project heeft hierdoor vertraging opgelopen. Op 19 januari 2011 heeft het CVI een tussenrapportage opgeleverd. In de loop van mei verwacht ik de eindrapportage van het project.

De tussenresultaten geven geen aanleiding om de hygiënemaatregelen aan te scherpen. Eind mei is er weer een deskundigenberaad Q-koorts.

Het eerstkomende deskundigenberaad zal ik vragen om mede op basis van de eindresultaten van het onderzoek te adviseren over passende hygiënemaatregelen

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven