28 286 Dierenwelzijn

Nr. 470 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2011

Hierbij stuur ik u mijn reactie op de zienswijze «Agenda voor het Dierbeleid: Morele vraagstukken en speerpunten voor het dierbeleid in Nederland» van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA).

Ik zie de RDA-zienswijze als een steun in de rug voor het door mij voorgestane dierbeleid. De aanleiding voor deze zienswijze lag in de wens om in het dierbeleid meer zicht te krijgen op de ethische kwesties op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid indachtig de heersende grondhoudingen en de te verwachten veranderingen daarin. Met deze kennis kan het beleid beter aansluiten op wat er leeft in de samenleving. De RDA doet in haar rapport een aantal aanbevelingen. Daarop zal ik hieronder ingaan.

Aanbeveling 1: De overheid dient haar beleid aan de hand van een transparant en integraal Afwegingsmodel voor Dierbeleid op te stellen en te actualiseren.

Het ethisch afwegingskader zoals dat uiteen is gezet in de Nota naar aanleiding van het verslag betreffende de Wet dieren (Kamerstukken II 2008/09, 31 389, nr. 9, hoofdstuk 3) maakt het reeds mogelijk om de transparante en integrale afweging te maken die de RDA met het gebruik van het «Afwegingsmodel voor Dierbeleid» voorstaat. Met het gebruik van dit afwegingskader wordt beoogd om bij besluitvorming over aangelegenheden die dieren betreffen steeds zo duidelijk mogelijk inzichtelijk te maken hoe deze besluitvorming is onderbouwd, op basis van welke weging zij is ingegeven en op basis van welk doorslaggevend belang of belangen keuzen zijn gemaakt. Weging van alternatieven behoort daar ook toe. Met behulp van het afwegingskader worden de belangen van het dier steeds expliciet gewogen ten opzichte van andere belangen die veelal in het geding zijn. Daarbij worden zowel gegevens over gedeelde maatschappelijke opvattingen over de zwaarte van de belangen die in het geding zijn als wetenschappelijke gegevens over het onderwerp in kwestie betrokken. Om dit ethisch afwegingskader in de beleidspraktijk te kunnen hanteren, is in 2009 en 2010 door het Ethiek Instituut van de Universiteit van Utrecht een training «Ethiek in beleid» verzorgd voor beleidsmedewerkers in het dier- en voedselbeleid. Eind deze maand verschijnt ook een handleiding «Ethiek in beleid» voor medewerkers van het ministerie.

Aanbeveling 2: De overheid dient de kennis van en morele opvattingen over het houden van dieren regelmatig te inventariseren in een Trendanalyse Denken over Dieren.

Ik vind het belangrijk om de verscheidenheid aan morele opvattingen over het houden van dieren en veranderingen daarin te kennen. Kennis van morele opvattingen geeft meer inzicht in de achtergrond van een probleem, omdat morele waarden en principes van verschillende partijen zichtbaar worden. Een trendanalyse is een nuttig instrument, omdat hiermee vollediger inzicht kan worden verkregen in het denken over dieren en welke ontwikkelingen en trends daarop van invloed zijn. Momenteel wordt verkend hoe aan een dergelijke analyse invulling kan worden gegeven. Ik zal u hierover informeren tegelijkertijd met de beleidsreactie op de RDA-zienswijze «Verantwoord Houden».

Aanbeveling 3: Aan de hand van het Afwegingsmodel voor Dierbeleid dient de overheid de antwoorden op de volgende vraagstukken te actualiseren:

  • a. De rechtvaardiging van het feit dat wij dieren houden.

  • b. De rechtvaardiging van de doelstellingen waarvoor wij dieren houden. Deze afweging zou moeten leiden tot een Positief- en Negatieflijst Doelstellingen Dierhouderij.

Deze aanbeveling van de RDA past in de voorgenoemde transparante benadering van besluitvorming die is geschetst in het wetsvoorstel Dieren. Ik ben dan ook voornemens om aan deze aanbeveling van de RDA invulling te geven door alle relevante partijen te raadplegen en te komen tot een actueel standpunt over de rechtvaardiging van de verschillende doelen waarvoor dieren worden gehouden. Daarbij zal ik gebruik maken van het ethisch afwegingskader zoals dat uiteen is gezet in de Nota naar aanleiding van het verslag betreffende de Wet dieren. Eind dit jaar zal ik u over het resultaat informeren.

Aanbeveling 4: Met betrekking tot de wijze waarop wij dieren houden, dient de overheid invulling te geven aan de zienswijze Verantwoord Houden van de RDA.

Mijn reactie op de RDA-zienswijze «Verantwoord Houden» zal ik u in de eerste helft van dit jaar per brief doen toekomen.

Aanbeveling 5: De elementaire wetenswaardigheden met betrekking tot het omgaan met en het houden van dieren dienen opgenomen te worden in de lesstof van het Nederlandse basisonderwijs.

Het expliciet opnemen van de onderwerpen dierhouderij en dierenwelzijn in het curriculum van het Nederlandse (basis-) onderwijs acht ik niet haalbaar, omdat het strijdig is met de teneur van het onderwijsbeleid. Het onderwijsbeleid wil zich namelijk sterker concentreren op het versterken van rekenen en taal als basisvakken. Het ministerie van OCW heeft zojuist gekozen voor vermindering van kerndoelen om het onderwijs te ontlasten. Extra kerndoelen liggen derhalve niet voor de hand. Voor toekomstige beroepsbeoefenaren die veelal opgeleid worden via dieropleidingen in het groene beroepsonderwijs is extra aandacht mogelijk meer opportuun. Het ligt daarom in de rede om het huidige stimuleringsbeleid voort te zetten.

Lopende initiatieven om het kennis- en bewustwordingsniveau te stimuleren zijn onder andere het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren dat ook lespakketten ontwikkelt, het Hippisch Kenniscentrum, initiatieven via Natuur- en Milieueducatie, het programma Dierenwelzijn van de Groene Kenniscoöperatie, het lectoraat Dierenwelzijn en diverse projecten van het Groene Onderwijs.

Aanbeveling 6: De transparantie in alle vormen van dierhouderij dient bevorderd te worden.

De RDA constateert terecht dat morele opvattingen vooral moeten zijn gebaseerd op relevante en juiste informatie. Om transparantie in alle vormen van dierhouderij te bevorderen zijn al de nodige stappen gezet. In de Nota Dierenwelzijn is als actie opgenomen dat de landbouwsector de deuren opent en uiterlijk in 2015 de productiewijze van alle bedrijven transparant is. Ook in het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij wordt hier aandacht aan besteed. De sector heeft zelf een aantal bedrijven opengesteld voor het publiek door middel van zichtstallen en webcams. Via het Voedingscentrum worden consumenten geïnformeerd over dierenwelzijn in de veehouderij. Begin 2010 is een onderzoek gestart door LEI Wageningen UR naar hoe ondernemers die vleesvarkens, vleeskuikens of melkkoeien houden en kweekvisondernemers hun bedrijf meer transparant kunnen maken voor de maatschappij. Daarbij worden ook de behoeften en mogelijkheden gepeild bij ondernemers en burgers. Dit onderzoek zal deze zomer zijn afgerond.

Aanbeveling 7: De overheid moet inventariseren welke rollen en verantwoordelijkheden zij heeft ten aanzien van niet- en zgn. semigehouden dieren in natuurgebieden en in het wild.

Deze aanbeveling neem ik niet over. De rollen en verantwoordelijkheden van de overheid (Rijk en provincies) ten aanzien van niet- en semi-gehouden dieren in natuurgebieden zijn goed bekend en onder meer vastgelegd in de Flora- en faunawet en de Leidraad Grote Grazers. In faunabeheerplannen en beheerplannen voor natuurgebieden staat beschreven hoe moet worden omgaan met dieren die bewust zijn uitgezet voor beheerdoeleinden (grote grazers) of wilde dieren die vanwege afrasteringen niet vrijelijk kunnen bewegen en/of schade toebrengen. Ook in de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid zijn acties opgenomen met betrekking tot dieren in natuurgebieden. Dat er ondanks heldere taakverdelingen en zienswijze over de wijze van beheer maatschappelijke discussies ontstaan, is begrijpelijk door de emotionele binding tussen mens en dier. Dat zal ook niet veranderen. Daar wordt in bestaand beleid al rekening mee gehouden door bijvoorbeeld ethici te betrekken in commissies die de overheid aanbevelingen doen. De samenstelling van het International Commission on Management of the Oostvaardersplassen onder voorzitterschap van de heer Gabor is daarvan een goed voorbeeld.

Aanbeveling 8: De overheid moet de volgende ethische vraagstukken op de korte termijn adresseren: de dierlijke productie in Nederland, de rol van de overheid bij marktwerking en dierenwelzijn, schaalgrootte in de dierhouderij, het transport van levende dieren over grote afstanden, het doden van dieren, het fokken van dieren met schadelijke raskenmerken en het welzijn van niet- en semigehouden dieren in natuurgebieden.

Op het terrein van de zeven in het rapport genoemde actuele diervraagstukken lopen diverse acties/projecten waarin diverse dierenwelzijns- en diergezondheidsproblemen worden geadresseerd. Veel hiervan staan in de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid. Het ethisch afwegingskader kan helpen om zorgvuldig tot goed onderbouwde beleidsbeslissingen te komen. De komende tijd zal in de betreffende dossiers, daar waar relevant, het ethisch afwegingskader worden toegepast. Dit past ook in de lijn die in het wetsvoorstel Dieren is toegezegd.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven