28 286 Dierenwelzijn

Nr. 468 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2011

Hierbij geef ik u mijn inhoudelijke reactie op de brief (28 286, nr. 412) d.d. 18 juni 2010 over het WUR-rapport «Waterbuffel-, herten-, en struisvogelhouderij in Nederland; Quickscan om risico’s op ongerief in te schatten».

Waterbuffels

Er zijn in Nederland ongeveer acht bedrijven die waterbuffels houden met in totaal circa 800 dieren. Waterbuffels worden in Europa al een paar honderd jaar gehouden, vooral voor de melk, waarvan met name mozzarella wordt gemaakt. Waterbuffels hebben andere kenmerken dan melkkoeien, waaronder een zwaardere bouw, grotere hoorns en minder zweetklieren.

Als belangrijkste aandachtspunten worden in de WUR-analyse genoemd de huisvestingsomstandigheden vanwege deze hoorns en de mogelijke (koel)waterbehoefte omdat deze dieren nauwelijks zweetklieren bezitten. De meeste buffels worden in Nederland gehouden in aangepaste ligboxenstallen.

Uit overleg met de sector blijkt dat de ondernemers de huisvesting zelf noodgedwongen al aanpassen zodat de dieren voldoende bewegingsruimte hebben en in staat zijn om sociaal contact te hebben.

Om beter zicht te krijgen op de (koel)waterbehoefte van buffels in het Nederlandse klimaat heb ik WUR gevraagd om dit in samenspraak met de ondernemers te bekijken en in kaart te brengen wat (zo nodig) de mogelijkheden kunnen zijn voor toegang tot water ter verkoeling.

Herten

Er zijn ongeveer 35 hertenbedrijven in Nederland met in totaal circa 3 500 dieren. Het overgrote deel houdt de herten voor de vleesproductie.

Het WUR-rapport stelt dat schieten op het bedrijf wenselijker zou zijn dan transport van levende dieren omdat herten van nature schuwe dieren zijn.

Als dieren wel vervoerd worden naar de slachterij moeten ze aldaar voor het slachten voldoende tot rust kunnen komen. WUR geeft aan dat de voorkeur van de sector voor transport naar de slachterij vooral voortkomt uit kosten, administratieve lasten en wetgeving.

De Vereniging van Nederlandse Hertenhouders behartigt de belangen van ondernemers die herten houden. De vereniging heeft als doel om kennis te verspreiden onder de leden en heeft in 2006 een handboek gemaakt in het kader van het door het toenmalige ministerie van LNV medegefinancierde project «Professionele Duurzame Nederlandse Hertenhouderij», waarin uitgebreide informatie is opgenomen over alle aspecten van de hertenhouderij.

Uit overleg met de sector blijkt dat de dieren in principe vervoerd worden naar een slachterij, tenzij ze te schuw zijn en daardoor veel stress zouden oplopen. De dieren worden vrijwel uitsluitend in de wintermaanden vervoerd, namelijk als de vraag het grootste is. Vanaf de meeste bedrijven vinden niet meer dan twee transporten per jaar plaats. Per keer worden per bedrijf hooguit circa 15 dieren naar het slachthuis vervoerd, voor de meeste bedrijven is dit echter minder dan 10. Bij het slachthuis kunnen de dieren na transport tot rust komen.

Doden op het bedrijf is toegestaan, maar is onderhevig aan een aantal voorwaarden, die zijn opgenomen in het Besluit doden van dieren. Daarin is onder meer vermeld dat bij het doden vermijdbare pijn en opwinding moeten worden voorkomen en dat degene die het dier doodt voldoende kennis en kunde moet hebben om de taken humaan en doeltreffend uit te voeren. Verder mag het doden uiteraard geen gevaar opleveren voor de veiligheid van de omwonenden. De levende keuring wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de nVWA. Het schieten gebeurt met een geweer op afstand door een jager met speciaal door de politie verleend verlof. Daarbij worden de af te schieten dieren meestal in de kudde geschoten. De overige dieren raken daar volgens de sector en de VWA niet zichtbaar door van slag.

In de afgelopen jaren is regelgeving voor wat betreft de termijn tussen keuren en schieten verruimd en daarmee zijn de kosten voor doden op het bedrijf verminderd. Desondanks neem het aantal bedrijven dat de dieren laat vervoeren toe. Met name bedrijven die niet veel dieren hebben en in de buurt van een slachthuis en/of binnen de bebouwde kom zijn gevestigd maken eerder de keuze om de dieren te laten slachten in een daartoe uitgerust slachthuis.

Ik constateer dat de sector er veel aan doet om stress bij hun dieren te voorkomen. Ik zal volstaan met het wijzen op de resultaten van het WUR-onderzoek voor wat betreft de welzijnsaspecten van doden op het bedrijf ten opzichte van transport van levende dieren.

Struisvogels

Een aantal jaren geleden werden op ruim 200 bedrijven struisvogels gehouden.

Momenteel zijn er nog drie bedrijven, met in totaal circa 300 dieren, die struisvogels op een enigszins bedrijfsmatige manier houden. Hoofdreden daarvoor is dat de zorg voor met name jonge struisvogels erg nauw luistert.

Ook het bieden van een juiste huisvesting waar de struisvogels hun sociale gedrag en exploratiegedrag kunnen uiten is essentieel.

Volgens het WUR-rapport zijn de huidige struisvogelhouders zeer ervaren. Deze ervaring en de kennis die vergaard is zouden beschikbaar moeten blijven. Wezenlijke problemen worden in de analyse niet gesignaleerd.

Vanuit de sector zijn al initiatieven ontwikkeld om de vergaarde kennis vast te leggen en te behouden. Ook zijn de bedrijven zeer transparant en ontvangen met regelmaat bezoekers.

Ik verwacht op dit moment dan ook geen aanvullende acties van de sector.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven