28 286 Dierenwelzijn

Nr. 444 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE EN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2010

In het Algemeen Overleg op 3 november 2010 (kamerstuk 28 286, nr. 442) hebben wij met u gesproken over het levenslange fokverbod voor jonge dieren. Daarbij is toegezegd dat wij de voorwaarden zullen uitwerken waaronder jonge dieren uitgezonderd kunnen worden van het levenslange fokverbod. Met deze brief informeren wij u over die voorwaarden. Tevens informeren wij u over de vaccinatiecampagne van 2011.

Met het opheffen van het levenslange fokverbod voor jonge dieren nemen we een risico op het ontstaan van nieuwe bronnen voor besmetting. Dit risico is volgens de veterinaire deskundigen niet te kwantificeren. Het komt aan op inschatten en wegen van het risico. We weten dat het risico nooit nul kan zijn. Uw Kamer heeft naar het resterend risico gekeken en is van mening dat het acceptabel is en heeft via moties bij het kabinet aangedrongen op een heroverweging van het fokverbod. Wij hebben de beschikbare informatie eveneens gewogen en zijn van oordeel dat we met die risicoafweging mee kunnen gaan, wanneer voorwaarden worden gekoppeld aan de uitzondering op het levenslange fokverbod waarmee de risico’s nog verder beperkt kunnen worden.

Zoals tijdens het Algemeen Overleg van 3 november aangegeven, heffen wij het levenslange fokverbod onder voorwaarden op voor lammeren die in de lammerperiode 2009/2010 zijn geboren. Het is niet bekend hoeveel lammeren aanwezig zijn op de besmette bedrijven. Naar verwachting gaat het om enkele duizenden tot maximaal 15 000 dieren die beschikbaar komen voor de fokkerij. Hierbij moet opgemerkt worden dat in het geval er toch sprake is van een besmetting, uitscheiding van bacteriën niet voorkomen kan worden. Wel kan het risico bij uitscheiding worden beperkt door voorwaarden te stellen aan huisvesting en hygiëne.

Om te borgen dat de nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit (nVWA) de voorwaarden kan controleren, wordt de uitzondering van het levenslange fokverbod gekoppeld aan een meldplicht. Veehouders die nog lammeren hebben staan, moeten zich melden bij de nVWA.

De nVWA stuurt in samenwerking met de Dienst Regelingen alle besmette bedrijven, waar dieren met een levenslang fokverbod staan, binnenkort een brief. De veehouders dienen aan te geven welke dieren (I&R-nummers) in aanmerking komen voor de uitzondering.

De eerste voorwaarde is dat de dieren geboren zijn in de lammerperiode 2009/ 2010. De nVWA controleert of het aannemelijk is dat de opgegeven dieren inderdaad in die lammerperiode geboren zijn. De I&R-gegevens over geboortedata van de lammeren zijn onvoldoende nauwkeurig. Daarom zal naast de I&R-controle ook gebruik gemaakt worden van controle van snijtanden. Dieren beginnen met het wisselen van snijtanden op een leeftijd van 1 jaar tot uiterlijk 1,5 jaar. Alleen dieren die nog niet hun snijtanden gewisseld hebben, mogen gedekt worden. De dieren zijn dan hoogstens 1,5 jaar oud en geboren na de lammerperiode 2008/2009.

De lammeren moeten, met het oog op handhaafbaarheid, bij elkaar in een aparte pot1 gehouden worden. De afscheiding van de pot moet zodanig zijn, dat direct contact met overige drachtige dieren niet mogelijk is. Omdat we het koppel lammeren dat wordt uitgezonderd van het levenslange fokverbod nauwlettend in de gaten willen houden, geldt voor de lammeren een vervoersverbod, met uitzondering van afvoer naar het slachthuis.

De stal moet afgesloten zijn van publiek gedurende een maand voor aanvang van de lammerperiode tot twee weken na afloop daarvan. Werknemers en bezoekers die voor hun werk tijdens deze periode in de stal moeten zijn, moeten de beschikking hebben over persoonlijke beschermingsmiddelen zoals beschermende kleding en mondkapjes. Geboortemateriaal moet voorverzameld worden in afgesloten lekdichte bakken in de aflammerruimte en op die manier verplaatst naar de afgesloten destructieton. Voor de bedrijven geldt het pakket aan mest- en hygiënemaatregelen zoals voor besmette bedrijven.

De lammeren die uitgezonderd worden van het levenslange fokverbod komen vanaf vier weken voor aanvang van de lammerperiode onder veterinair toezicht te staan en worden op die manier nauwlettend in de gaten gehouden. Dit houdt in dat de eigen dierenarts van het bedrijf elke twee weken het koppel dieren bezoekt, om vast te stellen of zich abortussen voordoen. Van deze bezoeken moet een logboek worden bijgehouden. Wanneer er sprake is van een abortus moet dit direct gemeld worden aan de nVWA. Die zal tijdens een bedrijfsbezoek monsters nemen om te onderzoeken of de abortus het gevolg is van een Q-koortsinfectie.

Wanneer zich in het koppel één of meer abortussen voordoen die gerelateerd worden aan Q-koorts, zullen de overige drachtige dieren in dit koppel worden geruimd. In dat geval is het aannemelijk dat het vaccin in het koppel lammeren verminderd werkzaam is doordat de dieren niet tijdig zijn gevaccineerd. Door de overige drachtige dieren te ruimen, voorkomen we meer abortussen en de daarmee gepaard gaande uitscheiding van de bacterie.

De dieren die geaborteerd hebben, krijgen een levenslang fokverbod. Dieren uit het koppel die normaal gelammerd hebben, krijgen eveneens een levenslang fokverbod. Gezonde nakomelingen vallen onder hetzelfde regime als hier beschreven voor de uitgezonderde lammeren. De nVWA meldt zoals gebruikelijk de regionale GGD als er sprake is van Q-koorts op een bedrijf.

Eventueel geruimde dieren komen in aanmerking voor een ruimingsvergoeding. Eventuele drachtige dieren die op de bedrijven aanwezig zijn, maar afkomstig zijn van vrije bedrijven en tijdig gevaccineerd zijn, worden niet geruimd.

Voor besmette bedrijven waarvoor het levenslange fokverbod onevenredig nadelige gevolgen heeft, is een nadeelcompensatieregeling opgesteld. Enkele weken geleden zijn veehouders door Dienst Regelingen geïnformeerd over de vraag of ze in aanmerking komen voor nadeelcompensatie en de hoogte van het voorgenomen compensatiebedrag. Opheffing van het levenslange fokverbod voor de lammeren van 2010 heeft ook gevolgen voor deze compensatieregeling, omdat in het bedrag dat wordt uitgekeerd per volwassen melkgeit een vergoedings-component voor vervanging van die lammeren is meegenomen. Wanneer veehouders deze dieren weer kunnen inzetten op het bedrijf, neemt het schadebedrag af (met ongeveer 40%). In gevallen waarin al te veel compensatie is uitgekeerd, zal het te veel betaalde moeten worden teruggevorderd, omdat anders sprake zou zijn van overcompensatie.

Bestuurlijk overleg met LTO

Vrijdag 12 november jl. heb ik bestuurlijk overleg gevoerd met Nederlandse Land- en Tuinbouworganisatie (LTO). In het overleg zijn de voorwaarden besproken waaronder het levenslange fokverbod voor lammeren opgeheven kan worden. LTO heeft zelf actief meegedacht over deze voorwaarden en heeft er dan ook instemmend op gereageerd. In het overleg is nogmaals het overheidsstandpunt aangaande de compensatieregeling, zoals verwoord in de brief van 14 oktober 2010 (TK 28 286, nr. 439), toegelicht. LTO heeft daarop haar zienswijze gegeven. Deze heeft niet geleid tot wijziging van ons standpunt.

Vaccinatiecampagne 2011

De overstap van het voorzorgsprincipe naar een risicogebaseerde benadering maakt ook dat de vaccinatiecampagne met andere ogen bekeken moet worden. In januari 2010 heeft de Tweede Kamer vanuit het voorzorgsprincipe de motie Ormel (TK 28 286, nr. 365) aangenomen, waarin de regering verzocht wordt vaccinatie voor alle schapen en geiten in Nederland verplicht te stellen. Op het moment van indienen van deze motie was niet voldoende vaccin beschikbaar om invulling te geven aan deze motie. Op dit moment zijn de meeste dieren drachtig of worden binnenkort gedekt. Drachtige dieren kunnen niet gevaccineerd worden. Na de lammerperiode zou voldoende vaccin beschikbaar kunnen zijn om alle schapen en geiten in Nederland te vaccineren.

Deskundigen hebben steeds aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat vleesschapen en hobbydieren een rol spelen in de Nederlandse epidemie. Wij zijn daarom van mening dat een overstap naar een meer risicogebaseerde benadering ook hier op zijn plaats is. In 2011 is vaccinatie daarom alleen verplicht voor melkgeiten en melkschapen op bedrijven met meer dan 50 dieren en voor schapen en geiten op bedrijven met een publieksfunctie. De vaccinfabrikant heeft aangegeven de benodigde vaccins voor 1 juni 2011 te zullen leveren.

Vaccinatie zal in 2011 niet verplicht worden gesteld voor vleesschapen en schapen in natuurgebieden en rondtrekkende kuddes. Wel bestaat er bij niet-melk-leverende schapen en geiten een risico op besmetting via direct contact. Bedrijven die ook een publieksfunctie vervullen, vallen daarom wel onder de vaccinatieplicht.

Kinderboerderijen

Het lid Van Gerven (SP) vroeg tijdens het Algemeen Overleg van 3 november 2010 naar het aantal erkende kinderboerderijen in Nederland. Eind 2009 waren 318 kinderboerderijen aangesloten bij de Stichting Kinderboerderijen Nederland (SKBN). Er is geen specifieke administratie van kinderboerderijen, het is dus onbekend hoeveel kinderboerijen er precies zijn in Nederland. Het totaal aantal kinderboerderijen ligt waarschijnlijk tussen 350 en 400.

De SKBN geeft een keurmerk uit voor kinderboerderijen. Tussen 2006 en 2009 hebben 65 kinderboerderijen het keurmerk «Goed voor elkaar» van de SKBN ontvangen. In 2010 is het keurmerk geactualiseerd in het Keurmerk Kinderboerderijen. In de pilotfase hebben dit jaar 4 kinderboerderijen het nieuwe keurmerk ontvangen. De verwachting is dat in 2010 in totaal 16 kinderboerderijen het keurmerk zullen ontvangen en dat in 2011 nog eens 20 kinderboerderijen het keurmerk ontvangen. De doelstelling van de SKBN is om in 2014 200 kinderboerderijen met een keurmerk van de SKBN te hebben.

Naast het keurmerk van de SKBN geeft de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) het keurmerk «Zoonosevrij» uit. Op dit moment heeft de GD dit keurmerk uitgegeven aan ongeveer 350 publieksboerderijen. Volgens informatie van de GD is het merendeel van de publieksboerderijen een kinderboerderij.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers


XNoot
1

Melkgeiten- en melkschapenstallen zijn veelal opgedeeld in verschillende potten. De dieren die in één pot bij elkaar staan, behoren tot één koppel.

Naar boven