28 286 Dierenwelzijn

Nr. 437 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2010

Op 24 september 2010 heeft het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (BuRO) van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) een advies uitgebracht over de gezondheidsrisico’s van kinder- en zorgboerderijen (zie bijlage)1. Dit advies over de gezondheidsrisico’s van kinder- en zorgboerderijen is opgesteld naar aanleiding van de vraag van de directeur van de divisie Dier van de nVWA om de risico’s van STEC2 voor de volksgezondheid te beoordelen en te adviseren over maatregelen die kunnen bijdragen aan vermindering van het risico. Als autoriteit geeft de nVWA gevraagd en ongevraagd advies aan de ministers van LNV en VWS. Het BuRO heeft op eigen initiatief de risico’s van besmetting met C. burnetii3in de beoordeling betrokken.

Door middel van deze brief informeer ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), over het advies en geef ik u onze reactie.

Algemene reactie op het rapport

Kinderboerderijen bieden een unieke manier om kinderen in contact te brengen met dieren, om kennis over te dragen over de verzorging van dieren en om kinderen te leren omgaan met dieren. Daarbij past ook dat omgaan met dieren risico’s met zich mee kunnen brengen en dat risico’s kunnen worden verkleind door goede hygiëne. De vaak jonge bezoekers van de kinderboerderijen leren zo bijvoorbeeld al vroeg om hun handen goed te wassen als ze met dieren in aanraking zijn geweest.

Het risico op besmetting door een zoönose (een ziekte die van dier op mens kan overgaan) kan nooit helemaal worden weggenomen.

Het BuRO geeft in zijn rapport aan dat een groot deel van de bezoekers van publieksboerderijen, zoals kinder- en zorgboerderijen, naar alle waarschijnlijkheid tot risicogroepen voor bepaalde infecties behoort; kinderen, ouderen, zwangere vrouwen en mensen met een verminderde afweer. Zij zijn vatbaarder voor een infectie die bovendien vaak ernstiger verloopt. BuRO geeft aan dat mede om deze reden de gezondheidsrisico’s bij het bezoeken van publieksboerderijen serieus genomen moeten worden en dat deze adequaat beheerst dienen te worden. Het belang van een passende risicobeheersing onderschrijf ik volledig.

Reactie op de adviezen van BuRO

Om de risico’s van infectie met STEC en andere zoönotische bacteriën bij bezoek aan kinder- en zorgboerderijen verder terug te dringen, heeft BuRO een aantal maatregelen geadviseerd die betrekking hebben op hygiëne op kinderboerderijen. Het BuRO adviseert de Hygiënecode voor Kinderboerderijen (nVWA) te actualiseren (advies A1).

Ik heb de nVWA opdracht gegeven om samen met de sector van kinderboerderijen, mijn ministerie en het ministerie van VWS de bestaande hygiënecode voor kinderboerderijen waar nodig te actualiseren. De hygiënecode is gericht op het verbeteren van het hygiënemanagement op de kinderboerderij waardoor de kans dat medewerkers en bezoekers een infectie oplopen, zo laag mogelijk wordt.

Het BuRO adviseert daarnaast de hygiënecode verplicht te stellen voor alle kinderboerderijen. Boerderijen die aantoonbaar de vereisten naleven krijgen het Keurmerk Kinderboerderijen van de Stichting Kinderboerderijen Nederland (SKBN) (advies A1). Kinderboerderijen die het Keurmerk niet hebben verworven zouden op termijn geen bezoekers meer mogen ontvangen (advies A2). Ook adviseert het BuRO om de SKBN een centrale administratie te laten aanleggen van alle kinderboerderijen, daarin de certificatiestatus en de inspectieresultaten op te laten nemen en deze op de website van de SKBN te plaatsen (advies A3). Voor zorgboerderijen adviseert het BuRO de toepassing van de Hygiënecode en – de relevante delen – van het Kwaliteitshandboek Kinderboerderijen door zorgboerderijen te stimuleren en op termijn de toelating van cliënten afhankelijk te maken van deze kwaliteitscriteria (advies A4).

Deze voorgestelde maatregelen hebben verstrekkende gevolgen met betrekking tot de toezichtrelatie op en status van Stichting Kinderboerderijen Nederland (SKBN), nog afgezien van eventuele bestuursorgaanvorming en regeldruk.

De SKBN is een (private) brancheorganisatie voor kinderboerderijen waar een groot deel van de kinderboerderijen in Nederland bij is aangesloten. De stichting heeft het initiatief genomen voor een certificeringtraject met een keurmerk dat gericht is op kwaliteitsverbetering en het beperken van risico’s voor mens en dier. De hygiënecode, en geldende wet- en regelgeving vormen de kern van dit certificeringtraject. Begin 2010 waren ca. 70 keurmerken uitgereikt en SKBN verwacht dat het er eind 2011 ongeveer 200 zullen zijn. De SKBN heeft daarnaast het initiatief genomen een platform kinderboerderijen op te richten om bij te dragen aan kwaliteitsverbeteringen.

De meest betrokken organisaties zoals de nVWA en GGD-Nederland zijn uitgenodigd om hieraan deel te nemen. De minister van VWS en ikzelf vinden dit een goed initiatief.

Immers, de kennis over de specifieke risico’s als ook de verantwoordelijke partijen om maatregelen op te leggen komen in het platform samen. Ik ben er van overtuigd dat dit platform een belangrijke impuls kan geven aan bewustwording en beheersing van risico’s op zoönosen, zowel bij medewerkers, beheerders en eigenaren van kinderboerderijen, als bij medewerkers van GGD-en die in het kader van technische hygiënezorg de gezondheidsrisico’s signaleren en over maatregelen adviseren.

Om de specifieke risico’s van Q-koorts terug te dringen heeft BuRO een aantal gerichte maatregelen bij kinder- en zorgboerderijen geadviseerd (advies B1, B2, B4).

Een deel van deze maatregelen is in lijn met het huidige beleid (zoals advies B1), overige maatregelen kunnen in het platform besproken worden. De geadviseerde vaginale swabs geven geen indicatie voor de risico’s voor de volksgezondheid, ook is een PCR-test geen kwantitatieve test.

Het door het deskundigenberaad geadviseerde maatregelenpakket, waaronder het gescheiden van het publiek laten aflammeren, lost het probleem afdoende op.

Het BuRO stelt dat in de Hygiënecode Kinderboerderijen een bewakings- en bestrijdingsprogramma voor C. burnetii voor herkauwers moet worden opgenomen (advies B3).

Voor Q-koorts bestaat geen nul-risico. De ziekte is endemisch in Nederland en komt wijdverbreid voor, zowel in Nederland als in de landen om ons heen.

De huidige maatregelen zijn erop gericht om de volksgezondheidsrisico’s te beheersen. Vaccinatie van dieren, die in geval van een besmetting een risico vormen voor de gezondheid van mensen, is de enige duurzame oplossing voor het Q-koortsprobleem. Op kinder- en zorgboerderijen worden alle schapen en geiten jaarlijks gevaccineerd. Daarnaast geldt ook voor kinder- en zorgboerderijen de plicht om schapen en geiten gescheiden van het publiek te laten aflammeren en zorg te dragen voor destructie van geboortematerialen.

Het deskundigenberaad Q-koorts heeft op 25 mei 2010 nog geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het maatregelenpakket ter attentie van kinderboerderijen uit te breiden.

Wel zal ik de sector vragen, in overleg met de nVWA, de GGD-Nederland en de VNG, een proportioneel beheersingsprogramma op te stellen.

Kortom: het BuRO rapport heeft een duidelijk signaal afgegeven over gezondheidsrisico’s op kinder- en zorgboerderijen. Het belang van dat signaal wil ik niet onderschatten.

Ik verwacht dat de door de SKBN ingezette kwaliteitsverbetering, in samenwerking met de leden van het Platform Kinderboerderijen, en de actualisatie

van de Hygiënecode voor kinderboerderijen bijdraagt aan de bewustwording dat hygiënemanagement en goede voorlichting aan de bezoekers van kinder- en zorgboerderijen noodzakelijk is.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Shiga toxine-producerende E. coli bacterie

XNoot
3

Bacterie die Q-koorts veroorzaakt.

Naar boven